Paulien van Bohemen is geestelijk verzorger in een verpleeghuis. Ze tekent scènes op uit het dagelijks leven aldaar. "Ik wens niet betoverd te worden."
Door Paulien van Bohemen
“Wat komt u doen? Heeft u deze ruimte gehuurd?” Hij zit aan tafel en heeft net ontbeten. Zijn bord met broodkruimels staat nog voor hem. In zijn rechterhand houdt hij een mes, waaraan nog een streep appelstroop kleeft. “U komt hier zomaar binnenzetten met die witte jurk over uw arm. Is dat een kerkgewaad?” De oude man wijst. “En die tas die u daar heeft, laat mij die eens controleren.” Hij legt zijn mes neer en buigt zich over de stoelleuning richting de tas. Zijn beide handen glijden erin.
Hij voelt en bekijkt verschillende voorwerpen.
Al gauw verschijnt er een boze blik in zijn ogen. “Een kruis, een Mariabeeld, een Bijbelboek en nog meer kerktroep.” Hij kijkt om zich heen. “Kan iemand dit onmiddellijk komen verwijderen?” Hij geeft de tas een flinke zet richting de deur. “Ik wens niet betoverd te worden. Ik ben een vrijdenker. Het is hier een verpleeghuis, geen kerk. Wegwezen!”
Hij staat op, pakt zijn mes en steekt het in de lucht. “Ik weet heus wel wat u van plan bent. U wilt hier een mis opdragen. Maar ik waarschuw u: u mag hier géén jezusbijeenkomst houden. Ik ga naar de directeur als u dat doet!” Hij zwaait met zijn mes. “Die vlegel van een Jezus was nergens te bekennen toen mijn moeder werd doodgereden. Dus is hij hier nu ook niet welkom. Ik weiger om voor hem op mijn oude knieën te gaan.” Hij haalt diep adem, schudt zijn hoofd en laat het mes zakken. Zijn ogen vullen zich met tranen. “Moedertje, mijn lieve moedertje,” snikt hij. “Platgereden door een tractor.”
Hij draait zich om. Met het mes nog in zijn hand schuifelt hij langs de tas de huiskamer uit. Op de gang laat hij zich in een luie stoel zakken. Een verpleegster komt naar hem toe. Ze hurkt. Met betraande ogen kijkt hij haar aan. “Zuster, help me,” zegt hij met schorre stem. “Ze willen me bekeren.”