Voor de serie ‘Jonge Denkers' van het magazine Volzin interviewt Theo van de Kerkhof iedere maand een jonge theoloog, filosoof of andere religie-professional. Het eerste interview was met Erwin van de Bunt (26), leraar levensbeschouwing aan het Maaslandcollege in Oss: “Mijn basale overtuiging is dat het leven doortrokken is van iets groters.”

Door Theo van de Kerkhof

Verwondering en (zelf)kritisch nadenken. Dat zijn zaken die Erwin van de Bunt (26), leraar levensbeschouwing aan het Maaslandcollege in Oss, graag aan zijn leerlingen zou willen meegeven. Hoe kijk je naar jezelf en naar anderen? Ga je mee met het cynische mensbeeld dat egoïsme de natuurlijke stand van zaken in het leven is? Of zie je ook alternatieven?

Godsdienst heette zijn vak vroeger en op sommige scholen is dat nog steeds de insteek. Maar tegenwoordig heeft het vak ook elementen van levenskunst in zich. Van de Bunt: “Levensbeschouwing is breder. Ik denk dat we voor ongeveer een zesde van de tijd de traditionele wereldreligies behandelen, waaronder de christelijke. Het vak levensbeschouwing is meer wat het zegt: de beschouwing van het leven; hoe sta je in het leven, van welke normen en waarden ga je uit, wat is in de grond je visie op het leven en hoe is dat bij anderen? Hoe ga je om met anderen? Maar ook meer specifieke religieuze thema’s komen aan bod: leven na de dood; wat zou God kunnen zijn?”

Zijn leerlingen geïnteresseerd in dat soort vragen?

“Dat ligt verschillend, sommigen hebben een duidelijke antihouding tegen alles wat met godsdienst te maken heeft, anderen komen uit een traditioneel of evangelicaal gezin of zijn moslim. En dan heb je hier in Brabant ook nog wel een behoorlijke groep kinderen die vanuit een gewoontecultuur de eerste communie gedaan hebben, zonder dat daar iets op volgde. Anderen zijn volledig blanco. Soms heel open, oprecht verwonderd, verbijsterd soms als ze iets horen over christendom, of islam. ‘Wat gek, dat kan toch helemaal niet.’ Op hun eigen leven betrekken vinden ze vaak nog moeilijk. Je moet wel een brug slaan.”

En vragen ze dan ook wat jijzelf gelooft?

“Jazeker, bij religieuze onderwerpen als de godsvraag bijvoorbeeld is het snel: ‘Hé, meneer wat vindt u daar zelf dan van?’ Ik ga dan niet direct een gelovige of ongelovige positie betrekken of religieuze overtuigingen verkondigen, maar blijf dicht bij wat ik echt vind. Ik zeg dan dat ik het ook niet zo goed weet of er nou wel of niet een God bestaat, maar dat ik wel het gevoel heb dat er ‘meer’ is. Het leven is voor mij een wonder, dat roept bij mij een besef wakker van iets groters. Dat zou je God kunnen noemen of een hogere macht.”

Je laat het oningevuld, maar gaat niet mee in het nihilistische idee van een zinloze wereld?

“Nee, totaal niet. Daar geloof ik helemaal niet in. Voor mijn gevoel is er zoveel dat we niet kunnen verklaren en waarover ik me verwonder. Er is meer dan ik met mijn beperkte taal en begripsvermogen bevatten kan. Mijn basale overtuiging is: het leven is doortrokken van iets groters.

Ik denk dat we dat ‘grotere’ niet te snel dogmatisch moeten dichttimmeren. Maar ik wil het wel bevragen, kijken wat we aan waarheid en aan zingeving daaromtrent kunnen vinden.”

En wat vind je dan?

“Dat het leven belangrijk is, de moeite waard, zin bevat. En dat anderen belangrijk zijn. Ik kom uit een protestants nest. Als kind kon ik goed in de christelijke geloofswereld meegaan. God zou best kunnen bestaan, dacht ik toen. Maar als twaalf-, dertienjarige kwam er afstand en verzet. Ik bevocht dat ik niet meer mee hoefde naar de kerk. Ik vond de kerkdiensten te star en kon het niet meer rijmen met mijn eigen leven. Mijn vader is jong gestorven. Ik was toen tien jaar en dacht: als God bestaat, hoe kan dit dan? Ik kon dat niet rijmen. Hoezo, waarom? Mijn conclusie was: nou, dan zal het wel niet zo zijn. Niet dat ik gelijk in een anti-houding schoot, maar ik keerde me wel van die voorstellingswereld van het christelijke geloof af.

Later rond mijn achttiende, negentiende jaar kwamen de vragen toch weer terug. Ik ging geschiedenis studeren aan de Universiteit Utrecht. Met de Middeleeuwen zit je dan weer midden in de religieuze problematiek. Maar ook filosofische vragen begonnen te boeien. Ik ben toen na mijn batchelor overgestapt naar religiewetenschap.”

Wat ontdekte je daar?

“Vooral eigenlijk dat er vragen zijn, zoals die naar het lijden en het kwaad, waar geen bevredigend theoretische antwoorden op bestaan. Uiteindelijk rust mijn geloof meer op directe ervaringen dan op verstandelijke inzichten.

Bepaalde muziek bijvoorbeeld kan mij zo raken dat ik denk: wow, wat is dit? Of de omgang met mensen. Soms geeft een contact mij het gevoel dat we niet zomaar aan het praten zijn, maar dat we echt op een dieper niveau aan elkaar raken. Iets dergelijks overvalt mij soms in de natuur. Dan ben ik geneigd te zeggen: er is iets dat ons overstijgt, transcendeert. Waar wij niet bij kunnen. Of dat nou een God is die actief de gang van zaken stuurt en beïnvloedt of juist passief toekijkt. Dat zijn vragen waar ik wederom geen antwoord op heb. Maar niet alle vragen doen er toe.

Ik kan aanvaarden dat ik niet alles begrijp. Ik ervaar transcendentie, een positieve aanwezigheid. Dat raakt aan een niet nader te beredeneren vertrouwenslaag . Uiteindelijk denk ik dat het goed komt met de wereld, met mij, de mensen om mij heen. Dat blijkt natuurlijk niet altijd, maar toch heb ik dat basisvertrouwen.”

Maar waar blijft dan de ervaring van de tienjarige die zijn vader moest verliezen? Wat betekent ‘het komt goed’ voor mensen die lijden, alleen maar ellende ervaren?

“Die basale levensbeaming wringt niet meer met de dood van mijn vader. Daar is nu vrede mee. Dat is natuurlijk ook een proces. Ik heb het er moeilijk mee en door gehad, maar het is zoals het is. Ik kan nog steeds vol in het leven staan.

Het loopt spaak als je gaat veralgemeniseren. Op theoretisch niveau wringt het wel. Rationeel kun je geen sluitend argument geven waarom je - in het zicht van alle onrecht, lijden en kwaad - vertrouwensvol in het leven zou staan. De traditie heeft natuurlijk allerlei antwoorden bedacht: dat we leren van het lijden, of leven in de best mogelijke wereld. Voor deze of gene kan zo’n argument best troostrijk zijn. Maar je kunt er geen leer van maken die je gaat verkondigen en dat is wel vaak gebeurd. Daarom wil ik ook eigenlijk helemaal geen argumenten geven. Ik kan het lijden en het kwaad niet duiden of verklaren.”

Het gevoel geeft voor jou eerder richting dan de ratio?

“Ja, geloof is voor mij eerder iets uit het gevoel en de ervaring dan een kwestie van denkbeelden. Maar het is ook weer niet zomaar een emotionele opwelling. Dat gevoel van vertrouwen in het leven is niet weg als ik me een keer rot voel. Het is eerder een achtergrondgevoel dat zich praktisch vertaalt in een grondhouding. En dat komt weer dicht in de buurt van ‘overtuiging’. Gevoel en ratio staan niet tegenover elkaar.”

Wat verbindt jouw levensvisie met juist een christelijke traditie?

“Het is vooral een taalveld dat ik deel. Daarin is de opvoeding bepalend. In die christelijke taal kan ik mijn levenshouding uitdrukken als een houding van vertrouwen in God, vertrouwen op de goedheid van God. Inspiratie die ik ervaar kan ik vanuit mijn christelijke achtergrond beleven als leiding van de Heilige Geest. Dat zit er bij mij wel in. Dat heb ik uiteindelijk niet laten vallen. Maar als theoretisch concept kan ik er minder mee. Wordt het snel te beperkt, te smal.”

Zie je God als een persoon?

“Nee, dat heb ik wel een tijdje gehad: een persoonlijke relatie met God, die ik ook opzocht in gebed. Misschien komt het weer eens terug. Maar momenteel heb ik die behoefte niet.”

En de Bijbel?

“Die is voor mij wel betekenisvol, maar het blijft mensenwerk. Ik zie bijbelse verhalen als een interpretatie van het leven door mensen van toen. Dat kan een diepzinnige, geïnspireerde interpretatie zijn, maar de auteurs kunnen ook fout zitten. In die zin kan ik het ook weer makkelijk naast mij neerleggen. De Bijbel is voor mij niet per se richtinggevend. Ze heeft haar eigen beperkingen en bekrompenheden, zoals wij die ook hebben.”

Wat betekent je geloof concreet in het alledaagse leven?

“Aan de ene kant geeft geloof rust in mijn vragen en denken. Ik hoef niet steeds alle levensvragen opnieuw te stellen. Ik durf rustig op het water van het leven te dobberen. Ik leef met een houding dat het uiteindelijk wel weer goed zal komen ook al zit het een keer tegen. Aan de andere kant heeft mijn levensovertuiging ook een praktische en actieve kant. Augustinus zegt: er zit een stukje van God in iedere mens. Ik heb inderdaad het gevoel dat iets van dat ‘grotere dan ikzelf’ door mij heen sijpelt, waardoor ik in staat ben en ook de verantwoordelijkheid heb om anderen te helpen. Wij zijn meer dan objecten.”

En als je tegen problemen aan loopt in je leven, heb je dan iets aan je geloof?

“Ik klop dan niet meteen bij God aan. Ik ben wat dat betreft vrij praktisch ingesteld. Ik vraag me af: wat kan ik zelf doen? Hoe kan ik het probleem relativeren of een plekje geven? Kan ik hulp inschakelen van anderen? Mijn basisvertrouwen (dat er een positieve kracht in het leven schuilt en dat het goed komt) kan ik wel als een verstandelijk argument inzetten om me weer beter te voelen. Maar zo’n cognitie heeft juist die kracht omdat het meer is dan zomaar een idee, omdat het juist in mijn beleving zit.”

Ben je betrokken bij een kerkgemeenschap, betekent kerkgang iets voor jou?

“Nee, dat speelt voor mij geen rol. Ik heb wel een poosje gezocht naar een kerkgemeenschap. Maar steeds liep ik tegen dingen aan. Vaak liggen geloofsvoorstellingen toch te vast, zijn ze te dogmatisch. Als ik dan weer zo’n preek hoorde waar geen ruimte gelaten werd voor de geloofsbeleving van anderen, ging ik me alleen maar zitten te verbijten. Dan geeft zo’n kerkgang meer strijd dan dat het vruchten afwerpt. Hoewel ik sommige rituelen wel kan waarderen, spreekt uiteindelijk de vorm van een protestantse of rooms-katholieke liturgie mij niet aan. Het landt niet.”

En gebed, meditatie?

“Ik zoek wel de stilte op en de contemplatie. Door af en toe even een moment stil te zitten en mijn aandacht te richten op mijn ademhaling, of op muziek, of op hoe mijn stemming is hier en nu. Of ik put inspiratie uit een tekst of een gedicht. Ja, ik maak daarbij wel gebruik van handreikingen uit tradities. Zenboeddhisme bijvoorbeeld, mindfulness, zonder die methoden nu gelijk heilig te verklaren. Ik noem me daarom nog niet meteen zenboeddhist.”

Noemt je je wel christen?

“Ligt er een beetje aan met wie ik praat. Ik zou mijzelf christen kunnen noemen, vanuit de opvatting van het christendom als talig construct. De christelijk traditie verschaft ons een taal en context en dat is waardevol voor mij, daar voel ik me mee verbonden. Binnen die context praat ik, heb ik beelden in mijn hoofd. Maar je mag mij ook humanistisch agnost noemen. Ik hecht niet zo aan die termen; ik kan ze beamen als je dat graag hebt, maar even makkelijk ook loslaten als iemand er last van heeft.”

Je bent een typisch moderne, individualistische gelovige?

“Ik beleef mijn geloof persoonlijk, maar niet individualistisch in de zin van geïsoleerd, op mijn eentje. Mijn gevoel van verwondering en me opgenomen voelen in iets groters dan ikzelf beleef ik juist sterk in relatie met anderen. Ik deel bewust mijn leven met anderen. Ik woon in een leefgemeenschap. Ik probeer diepere gesprekken en het delen van diepere gevoelens niet te ontwijken, maar juist op te zoeken.”

Jouw ‘geloofsgemeenschap’ is de gewone alledaagse gemeenschap van familie, vrienden, werk.

“Absoluut. Geloof alleen op jezelf gericht, puur en alleen om jezelf op de been te houden heeft voor mij uiteindelijk weinig waarde. En nee, of die anderen nu gelovig zijn of niet maakt voor mij niet uit.”

Hoe kijk je aan tegen religie in de toekomst en de rol daarin van de kerken?

“Het zal voor kerken niet makkelijk worden hun plaats te bepalen. Je moet niet jezelf verloochenen of zo ruim worden dat je nergens meer voor staat. Maar er is denk ik wel vernieuwing nodig in de richting van meer openheid. Je moet niet alles willen vastleggen. Je ziet hier en daar ook wel nieuwe initiatieven. Neem Alain de Botton met zijn kerk voor atheïsten.

Er blijft behoefte aan levensbeschouwing, aan plaatsen waar de ‘trage vragen’ gesteld kunnen worden. En er mogen zeker ook verhalen verteld worden die antwoorden bevatten, maar je moet niet doen alsof je de antwoorden in pacht hebt. Dat roept weerstand op. Althans in een moderne samenleving als de onze.”

 

Erwin van de Bunt is winnaar van gOdschrift Atelier 2014, een schrijfwedstrijd voor jonge denkers. Zie godschrift.nl voor zijn winnend essay.

Zie ook andere interviews in de serie Jonge Denkers.

Bron: Volzin, magazine voor religie en samenleving

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.