Jos Moons (34) is priester, jezuïet en studentenpastor aan de Tilburg School of Catholic Theology. Aan diezelfde instelling werkt hij aan een proefschrift over de Heilige Geest. Moons pleit voor meer verinnerlijking in de kerk: "Op het vlak van de innerlijkheid is God verrassend makkelijk te vinden." Deel 8 in de Volzin-interviewserie ‘Jonge Denkers’.
Door Theo van de Kerkhof
Kardinaal Eijk is op een bepaalde manier heel modern”, schrijft Jos Moons op een blog over Eijks reorganisatie van de parochies in het aartsbisdom Utrecht. En over progressieve critici van die plannen merkt hij op: komt de weerstand tegen de noodzakelijke veranderingen niet voort uit het conservatisme dat de mens nu eenmaal van nature eigen is?
Jezuïet Jos Moons houdt wel van een kleine Umwertung aller Werten, of toch minstens van een wat eigenzinnige kijk op de dingen. Maar daarmee valt hij nog niet zomaar in het kamp der conservatieven in te delen. Moons: “Wat mij opvalt aan de kampen in de r.-k. kerk is dat zowel onder progressieve als ‘rechtse’ gelovigen veel dogmatisme en oppervlakkig denken voorkomt. Beide kampen zouden het eigen gelijk wat meer moeten relativeren. Dat komt het nadenken ten goede. Daarbij hoort dat afwijkende meningen geuit en besproken kunnen worden. Hoe kun je anders onderscheiden wat goed is? Binnen de jezuïetenorde voel ik me daar meer toe uitgenodigd dan in de cultuur van het bisdom, die ik ken uit de tijd dat ik werkte als parochiepastor. Daarnaast ben ik natuurlijk bereid gezag te erkennen, dat is ook deel van hoe het bij de jezuïeten gaat. Iemand moet het laatste woord hebben.
Neem het hete hangijzer homoseksualiteit. Wat er nu in de catechismus staat, roept bij mij wel vragen op. Enerzijds wordt daar gesteld dat de kerk ieder mens liefdevol omarmt en accepteert in zijn eigenheid, terwijl even verderop allerlei voorwaarden worden gesteld; dat homo’s celibatair moeten leven en zo. Het is alsof je tegen je kind zegt: we houden onvoorwaardelijk van je, maar alleen als je zus of zo doet. Daar zit toch minstens een spanning. Daarbij komt dat in het kerkelijk spreken over homoseksualiteit, het barmhartige deel vaak door het voorwaardelijke deel wordt overschaduwd. Ik vind het belangrijk dat hier vragen gesteld kunnen worden. De kerk moet niet alleen spreken maar ook luisteren naar wat mensen zelf beleven en de gedachtewisseling daarover op gang brengen. Ik denk dat dat ook de inzet is van paus Franciscus met de synode over huwelijk en gezin.”
Nog meer kerkkritiek?
“Een van mijn zorgen over de kerk van dit moment is dat het vaak over uiterlijkheden gaat, liturgische voorschriften, theologie, moraal, terwijl het geloof ook over innerlijkheid gaat. De onderstroom van je leven, je omgang met God, de verbondenheid. Elk jaar laten zich verschillende jonge mensen dopen en opnemen in de katholieke kerk, bij ons in de Krijtberg in Amsterdam en in andere parochies. Hoog opgeleid, laag opgeleid, ze zeggen allemaal hetzelfde: ze voelen zich geraakt en ze voelen zich thuis in de kerk. Dat is geen rationele of juridische zaak, maar een zaak van het hart. Zoals mijn geestelijke begeleider dan zegt, ‘Het is aan’. Hebben we het daar genoeg over in de kerk?
Ja, ik denk dat de kerk op dat vlak van de onderstroom makkelijk aansluiting zou kunnen vinden bij hedendaagse mensen en hun zoeken naar zin. Juist op dat vlak is God verrassend makkelijk te vinden, zelfs nog voor je ook maar iets met kerk of Bijbel te maken hebt gehad.”
Maar waarom zou je daar God bij halen, bij die ervaring van zin? Je schrijft ergens “God zegent mijn leven” als je het gevoel hebt dat je op de goede weg zit. Je kunt ook eenvoudig zeggen: “Ik zit op de goede weg.”
“Voor mij liggen de ervaring van zin en de ervaring van Gods aanwezigheid heel dicht bij elkaar. God woont in de werkelijkheid zelf. Is dat niet wat incarnatie inhoudt, dat God er echt is? En dus komt hij (of zij) als het ware mee met de werkelijkheid van alledag. In die zin is God altijd heel dichtbij. Zeggen dat God mijn leven zegent, is voor mij ongeveer hetzelfde als zeggen ‘Ik heb het gevoel dat ik op de goede weg zit’. Precies in een fundamenteel okégevoel over het leven kun je de zegen van God ervaren. Daarover gaat het in de ‘onderscheiding der geesten’ die zo belangrijk is in de ignatiaanse spiritualiteit (Ignatius van Loyola, 1491-1556, stichter van de jezuïetenorde, TvdK). Je moet natuurlijk oppassen dat het geen oudtestamentisch succesgeloof wordt. ‘Het gaat mij voor de wind, dus Gods zegen rust op mijn leven.’ En iemand die het minder heeft, zal dan wel iets verkeerd doen in de ogen van God. Overigens wordt ook in het Oude Testament zelf, in het boek Job, met dit soort theologie al afgerekend.”
Die ‘onderscheiding der geesten’, kun je dat verder uitleggen? Hoe cultiveer jij je geloof?
“De gedachte dat je je geloof innerlijk kunt cultiveren is een van de dingen die mij zo aantrok aan de jezuïeten. Ik kon als middelbare scholier best goed leren, maar ik had ook de neiging om redelijk intellectualistisch in het leven te staan. Tijdens mijn theologiestudie woonde ik in Utrecht in het Ariënskonvikt, een leefgemeenschap van theologie- en priesterstudenten. Daar heb ik enorm veel baat gehad bij de begeleiding van een pater jezuïet. Mijn geloof daalde meer van het hoofd naar het hart. Geloof is niet alleen maar een boekenkwestie of een kwestie van theologie en kennis, geloof is ook een wijze van leven.
In de onderscheiding der geesten evalueer je als het ware je leven. Je vraagt je af bij de dingen die je doet en de keuzes die je maakt: door welke geest laat ik mij nu leiden? Volg ik de goede geest? Of ben ik verstrikt geraakt in de verleidingskunsten van de kwade geest? Je probeert de doorwerking van je denken en doen als het ware op te merken. Zoals wanneer je een glas wijn drinkt, zo probeer je als het ware de ‘afdronk’ van je levenservaringen te proeven. De goede geest herken je aan een zekere rust en eenvoud, aan mildheid, aan geloof, hoop en liefde, dat soort dingen. Terwijl de kwade geest alles ingewikkelder maakt en onrust veroorzaakt.
Het vraagt wel wat oefening en begeleiding want het kan ook heel subtiel liggen. Ook de goede geest in jou kan je onrust laten ervaren en je zo laten merken dat je niet helemaal goed zit. Soms droom ik van een onderscheidende kerk; een kerk die zichzelf afvraagt waar zijzelf goed zit en waar niet of niet meer.”
Biedt de ignatiaanse traditie nog meer praktische handreikingen?
“Een andere belangrijke manier om je geloof vorm te geven volgens de ignatiaanse spiritualiteit is het levensgebed. In gebed hebben we de neiging om te beginnen met onze noden. Wat er allemaal niet goed gaat in ons leven of in de wereld. Vooral kerkmensen neigen nogal eens naar cultuurpessimisme. Daar is ook wel aanleiding toe. Maar is het evangelie niet in de eerste plaats een blijde boodschap? Daarom begint het levensgebed met het goede nieuws, met dankbaarheid. Bovendien is het een meditatieve vorm van gebed waarin woorden en gedachten slechts een beperkte plaats hebben. Je daalt af in je innerlijke wereld voorbij de concrete ervaring. Het goede van de dag, de vriend die je ontmoette, de muziek die je beluisterde, dat alles laat je nog eens de revue passeren. Je laat het nog eens door je ziel gaan. Dan zie je nieuwe nuances en groeit er een nieuwe diepte waarin God tot leven komt.”
Kun je dat toelichten aan de hand van een ervaring uit je eigen leven?
“Stel je een dag voor uit het leven van een promovendus: ’s morgens probeer ik artikelen van lang geleden te bemachtigen uit bibliotheken ver weg, vervolgens worstel ik met de lengte van mijn zinnen en met de details van voetnoten. ‘s Mid- dags spreek ik met een student en loop daarna vast in mijn gedachten. Aan het einde van zo’n dag is er weinig goed nieuws en ook weinig zin om te bidden. Als ik dat toch doe en als ik bovendien probeer toch met het goede nieuws te beginnen, dan zie ik vaak allerlei kruimels van Gods aanwezigheid: de innerlijke verzoening met het feit dat inzet soms zonder zichtbaar succes blijft, of de eerbied die ik voelde in het begeleidingsgesprek met de student en de dankbaarheid om het mooie werk dat ik doe. Onverwacht blijkt er dan toch goed nieuws! En zelfs als mijn bidden bestaat uit wachten op dit soort kruimels, zelfs dan groeit er vaak vrede.”
Je schrijft en praat heel vanzelfsprekend over God en de ontmoeting met hem. Maar tegelijk zeg je ook: wij kunnen God niet ervaren. Hoe kunnen we God ontmoeten als hij niet ervaarbaar is?
“Dat heeft te maken met zijn transcendentie en immanentie. God is het allebei. Hij gaat alles te boven, is geen deel van de ervaarbare wereld. En tegelijk is hij in alles aanwezig. Je kunt het misschien begrijpen met het beeld van een vriendschap. Je kunt God als een goede vriend ervaren. Maar toch is die ervaring anders dan bij een lijfelijke vriend met wie je kunt praten, die je kunt aanraken en omhelzen. Dat kun je met God allemaal niet. Maar ook als je vriend niet lijfelijk aanwezig is kun je voelen, heel sterk en reëel soms, dat je met hem verbonden bent. Ik denk dat we ons zo de verbondenheid met God kunnen voorstellen.”
Je hebt gekozen voor het priesterschap en daarmee voor het celibaat. Hoe kom je ertoe om de misschien wel hoogste ervaringsmogelijkheid van het leven, die van een intieme liefde, eraan te geven? Of is er iets in het religieuze leven dat de ervaring van lichamelijke intimiteit te boven gaat?
“Het celibaat blijft een moeilijk punt. En ik zal zeker niet zeggen dat het boven het huwelijk staat. Het blijft ergens een gemis. God zet geen kopjes thee als je thuiskomt. Toen ik voor de keuze van het priesterschap stond heb ik er dan ook serieus over nagedacht.
Natuurlijk, als celibatair priester krijg je ook wel iets terug. Je staat vrijer in het leven. Je bent makkelijker beschikbaar als het om de evangelische inzet voor anderen gaat. Daarom is de moeilijkste celibataire fase misschien wel de opleidingsfase, omdat je dan nog niet de respons van je pastorale arbeid ervaart. Maar goed, uiteindelijk heb ik voor het celibataire leven gekozen omdat ik het geheel van het priesterleven, inclusief het celibaat, als een zinvol leven zag. En dat is nog steeds zo. Ik kan ervan genieten hoe mijn getrouwde broers en zus en hun partners met elkaar omgaan. Maar ik kan ook genieten van de innerlijke omgang met God, in mijn werk en in de stilte.”
Zie ook andere interviews in de serie Jonge Denkers.
Bron: Volzin
» Lees ook andere artikelen van Theo van de Kerkhof