Zelfs de liberale VVD poetst de laatste tijd haar ideologische veren op. Mooi natuurlijk, zegt Frank Bosman, dat grote politieke partijen moraliteit herontdekken. Maar wat hem opvalt, is dat dit gepaard gaat met een nogal hardnekkig dedain ten aanzien van religie. Exemplarisch is het betoog van minister Edith Schippers in haar recente HJ Schoo-lezing. Zo'n beetje al het maatschappelijk onbegrip over religie komt in haar rede voorbij. Tijd voor een nuancerende repliek.
Door Frank G. Bosman
Het gebeurt vaker. Laatst nog met de HJ Schoo-lezing. Edith Schippers (minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) hield een gloedvol betoog over normen en waarden. Moraliteit is weer in. Na decennialange ideologische leegheid herontdekken de grote politieke partijen dat het mensen uiteindelijk niet gaat om een procentje meer of minder (inkomen dan wel belasting), maar om identiteit, saamhorigheid en veiligheid. Verschillende politieke analisten hebben al voorspeld dat de komende verkiezingen niet zullen gaan over socio-economische zaken, maar over socio-culturele zaken.
Niemand kan daar natuurlijk op tegen zijn. Al is het maar dat op deze manier zichtbaar wordt dat het door de liberale partijen geprezen idee van een ‘neutrale overheid’ niet kan bestaan, en nooit heeft bestaan. Nu zelfs een partij als de VVD haar ideologische veren weer aan het oppoetsen is, is het tijd om neutraliteit als hoogste politieke waarde ter discussie te zetten.
Dedain tegenover religie
Tegelijkertijd merkte je in de Schoo-lezing van Schippers (maar zij is zeker niet de enige) een nogal hardnekkig en merkwaardig dedain tegenover religie. Schippers zei: "Wij dachten: onvrijheid, dat spreekt niemand meer aan. Dat waait vanzelf weer over. Religie is achterhaald, in ieder geval in de vorm van een voorgeschreven leven, zoals de Bijbel, of de Koran. We zijn wakker geschud." En dat haar sluimertoestand voorbij is schuift ze vooral op het conto van het salafisme.
Ik denk dat Schippers zo’n beetje alle maatschappelijke vooroordelen tegenover religie op een rijtje heeft gezet: 1) Religie betekent onvrijheid. 2) Religie is een aflopende zaak. 3) De Bijbel – of Koran of Tenach – biedt een voorgeschreven leven. 4) Religie en geweld horen onlosmakelijk bij elkaar. En zoals ik al eerder zei, Schippers lijkt nu de kop van jut, maar haar ideeën zijn exemplarisch voor een seculier-liberale elite die bovenmatig dominant is in alle sectoren van onze samenleving. Graag dien ik hen van enig nuancerende repliek.
1. Religie betekent onvrijheid.
Dit eerste kritiekpunt richt zich op alle vormen van georganiseerde (geïnstitutionaliseerde) religie. Gelovigen zijn onvrij. Bijbel, Koran of Tenach, het zijn verzamelingen geboden en verboden, die met rigide hand worden afgedwongen door dominees, priesters, imams en rabbijnen. En voor zover die niet aanwezig zijn, hebben gelovigen zichzelf aangeleerd om ook zichzelf onder de eigen religieuze knoet te houden. Gelovigen zijn niet vrij om zichzelf te ontplooien (mag niet van hun God), niet vrij om te doen waar ze zin in hebben (mag niet van hun kerk), niet vrij om mens te zijn.
In de eerste plaats ervaren veel gelovigen, waaronder ikzelf, zichzelf juist als zeer vrij, om niet te zeggen vrijgemaakt. En dan heb ik het niet over een protestantse denominatie. Gelovigen – moslims, christenen en joden – beweren dat hun geloofsovertuiging hen vrij maakt: vrij van prestatiedruk, vrij van de angst voor de dood, vrij van angsten voor de wisselvalligheid van het menselijk bestaan.
Tegelijkertijd is het de religie, in welke vorm dan ook, die benadrukt dat geen enkele mens echt helemaal vrij is. Elke mens, vroeger en nu, in het Westen of waar ook ter wereld, zit ‘gevangen’ in myriaden van onderlinge relaties: met je ouders, broers en zussen, en andere familieleden, maar ook met je collega’s, vrienden en zakenrelaties. En nog breder: met iedereen waarmee je het dagelijkse leven deelt. Je buren, je medereisgenoten in bus en trein, je collega-verkeersdeelnemers, enzovoorts tot en met (zelfs) de mensen die je haat en/of die jou pijn, ellende en verdriet hebben aangedaan.
Geen mens is vrij in absolute zin, maar is altijd overgeleverd aan de sociale netwerken waarbinnen hij of zij zich moet begeven als mens wil hij mens zijn. Wat religie nu anders doet dan veel seculiere theorieën is precies deze noodzakelijke onderlinge afhankelijkheid positief waarderen, en hierin het goddelijke element aanwijzen.
2. Religie is een aflopende zaak
Het tweede kritiekpunt op religie in het algemeen is dat ’t gaat om een aflopende, zelfs doodlopende weg. Het optimistisch secularisme van de tweede helft van de vorige eeuw is nog steeds springlevend bij veel beleidsmakers, politici en journalisten. Graag wil ik dit – enigszins gechargeerd - weergeven als volgt. Als mensen maar hoog genoeg worden opgeleid en genoeg stijgen op de maatschappelijke ladder, begrijpen ze vanzelf dat hun geloof in een imaginaire God gebaseerd is op achterhaalde ideeën, waanbeelden en leugens.
Deze secularisatiethese wordt aan alle kanten door de praktijk aangesproken. Ten eerste is Nederland, West-Europa of zelfs ‘het Westen’ een eiland van secularisme in een verder van religie doordrenkte wereld. In het Westen voeren we een uniek experiment uit – wat gebeurt er als we een samenleving opbouwen zonder God? – en hoe dat experiment gaat aflopen, is nog erg ongewis. Ten tweede blijkt – door migratie – dat de nieuwe Nederlanders een hernieuwd religieus besef met zich meenemen naar hun nieuwe vaderland. Dat geldt voor migranten uit moslimlanden, maar ook voor christelijke migrantenkerken.
Natuurlijk, niet iedereen zal deze bewegingen als positief ervaren, maar het laat zien dat religie niet op zijn retour is, zoals de secularisatiethese voorschrijft.
Bovendien kan je je afvragen of ‘wij’ in het seculiere Westen wel zo ongelovig zijn als we van onszelf willen denken. Natuurlijk, rapporten als ‘God in Nederland’ van het Kaski laten zien dat Nederlanders minder naar de kerk gaan, zich minder affiliëren met een geïnstitutionaliseerde religie en dat zelfs de zweefmolenliteratuur door steeds meer mensen onaantrekkelijk of zelfs verdacht wordt gevonden.
Maar dat is precies het probleem. Dergelijke rapporten – Kaski, SCP, CBS – meten niet zozeer de religiositeit of spiritualiteit van mensen (hoe zouden ze dat ook statistisch moeten doen?), maar alleen in hoeverre mensen bereid zijn over zichzelf na te denken als religieuze of spirituele individuen. Als cultuurtheoloog zie ik onze samenleving en cultuur – van mensenrechten tot milieu, van videogames tot literatuur – barsten van de verwijzingen naar het grote verhaal van de christelijke traditie. Wie met seculiere ogen hier naar kijkt, ziet vooral een inspirerende literaire erfenis, maar wie met gelovige ogen kijkt, ziet vooral een Deus incognitus, een steeds verborgen God, een God die zich verborgen houdt in het alledaagse van onze werkelijkheid.
3. Bijbel als ‘voorgeschreven leven’
Laat ik één ding voorop stellen. De heilige schrift – Bijbel, Koran of Tenach – vormen het hart van de drie grote monotheïstische religies. Maar daar is dan ook gelijk alles en niets mee gezegd. Wie de geschiedenis van de grote religies bestudeert, ziet als één van de grootste constanten een voortdurende en diepgravende discussie over hoe de schrift moet worden begrepen, en wat dat voor betekenis heeft voor het leven in het hier en nu.
Zelfs al zouden christenen, joden en moslims ‘stom’ achter hun heilig boekje aan willen lopen, het lukt ze niet eens. Het leven van de aartsvaderen, Jezus en Mohammed is niet het leven van gelovigen nu, en daar zijn gelovigen zich meer dan wie ook heel goed van bewust. Dat verklaart het voor buitenstaanders ondoordringbare woud van kerken, stromingen, en scholen binnen één religie.
Deze veelvormigheid lijkt aan Schippers voorbij te zijn gegaan.
4. Religie en geweld horen onlosmakelijk bij elkaar
Dit is misschien wel de allerlastigste van alle verwijten aan (geïnstitutionaliseerde) religie. Er staan in Bijbel, Koran en Tenach voor veel gelovigen pijnlijke geweldteksten, zelfs ook teksten waarin God zelf geweld pleegt, oproept tot geweld en dat geweld ook nog eens positief sanctioneert. En in de geschiedenis van de monotheïstische religies zijn gemakkelijk meerdere momenten aan te wijzen waarop gelovigen zich van deze teksten hebben bediend om andersgelovigen een fijn kopje kleiner te maken.
Volgens bepaalde critici van religie, is vooral het monotheïsme in deze de gebeten hond. Monotheïsme, het geloof in één God, in één goddelijke waarheid zou in zichzelf intolerant zijn naar andersdenkenden en -gelovigen. Geweld zou in het DNA van het monotheïsme ingebakken zijn.
Het is in deze context vrij zinloos (hoewel niet geheel onzinnig) om erop te wijzen dat ook seculiere regimes zich hebben schuldig gemaakt aan afschuwelijke misdaden. Deze verdediging is echter niet succesvol, omdat gelovigen de neiging hebben nogal hoog van de morele toren te blazen, wat het extra kwetsbaar maakt voor kritiek. Maar nog belangrijker is het besef dat het vuil in de straat van de ander, jouw straat niet schoner maakt.
Elke heilige schrift is uiteindelijk de neerslag van menselijke ervaringen met wat wordt aangeduid als ‘God’, als grond en oorsprong van al het (menselijk) bestaan. Deze ervaringen zijn van mensen, en zijn dus van menselijke aard. En vanuit deze menselijke aard zijn de heilige schriften niet zozeer het woord van God, als wel het woord over God. Niet elke monotheïstische religie gaat hierin even ver. Het is vooral het christendom dat grote moeite heeft om een tekst – welke tekst dan ook – letterlijk op Gods conto te schrijven. De bijbel is voor christenen door God geïnspireerd, niet door God geschreven. En dat is een groot verschil.
Niet voor niets hebben christenen vier versies van het leven van Jezus in hun Nieuwe Testament opgenomen, in plaats van één harmonieverhaal. Die verschillende versies met hun verschillende accenten, theologieën, charmes en schaarsten, zijn uitdrukking van het diepgewortelde inzicht dat het goddelijke zich nooit geheel in mensentaal kan laten vatten, en dat elk beeld van God en het goddelijke uiteindelijk kapot moet worden gesmeten.
[box type="shadow"]
Dr. Frank G. Bosman (1978) is een rooms-katholiek cultuurtheoloog. Hij is werkzaam als onderzoeker aan het interfacultaire onderzoeksinstituut Tilburg Cobbenhagen Center, van Tilburg University. Bosman geeft regelmatig commentaar over cultuur, theologie en geloof op radio, tv, in kranten en online-media. In 2011 werd Bosman verkozen tot de eerste ‘meest spraakmakende theoloog' van het land. Enkele van zijn boeken: God heeft ook een fiets; God houdt wel van een geintje; God houdt van seks. Website: www.frankgbosman.nl
[/box]