Het tekort aan donororganen is niet van vandaag of gisteren. In 2007 baarde omroep BNN opzien met de Grote Donorshow. Een terminale patiënte stelde haar nier beschikbaar. Drie kandidaten moesten daar met elkaar om strijden. De show bleek fake. Maar de nierpatiënten waren dat allerminst. BNN stelde zo een maatschappelijk probleem aan de orde dat actueel bleef en onlangs een onverwachte apotheose beleefde met het aangenomen wetsvoorstel van D66. Voor orgaandonatie bestaat veel sympathie, maar er is ook weerstand en wellicht angst, stelt Theo van de Kerkhof in een bewerkt commentaar dat hij indertijd over de BNN-Donorshow schreef. "Orgaandonatie is geen plicht."
Door Theo van de Kerkhof
Wat overheid en belangenorganisaties niet lukten, wist jongerenomroep BNN in 2007 met lef en creativiteit wel voor elkaar te boksen: een ongekende aandacht voor het schrijnende tekort aan donororganen. De omroep van ‘vetcool’, en ‘retespannend’ stelde met de Grote Donorshow een serieus maatschappelijk probleem aan de orde dat sindsdien niet meer van de politieke agenda verdween. Het onderwerp beleefde onlangs een onverwachte apotheose toen D66-Kamerlid Pia Dijkstra, tegen de verwachting in, haar wetsvoorstel door de Tweede Kamer loodste. Iedere Nederlander wordt in dat voorstel automatisch kandidaat-donor, tenzij men nadrukkelijk anders verklaart.
Liever onbeslist
Van de 12 miljoen volwassen Nederlanders stond, ten tijde van de BNN-show in 2007, een kwart als donor geregistreerd, 15 procent wilde uitdrukkelijk geen donor zijn; De rest - 60 procent, ruim zeven miljoen Nederlanders - liet de keuze liever onbeslist. Mocht bij iemand uit deze groep de vraag naar het donorschap ooit actueel worden, dan beslissen daarover de nabestaanden. En die beslissing valt in 70 procent van de gevallen negatief uit. Uit onderzoek uit 2007 blijkt dat in de drie jaren daarvoor vijftien procent van de Nederlanders negatiever is gaan denken over orgaandonatie. De laatste jaren is daarin wellicht verandering gekomen, maar naast veel sympathie bestaat er toch ook weerstand, wellicht angst, ten aanzien van het onderwerp.
Het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) tracht op haar website www.defeitenopeenrijtje.nl de sprookjes en indianenverhalen over orgaandonatie te ontzenuwen, zoals: als orgaandonor ben je niet meer toonbaar op je begrafenis en nabestaanden kunnen geen afscheid meer nemen; als orgaandonor laten ze je eerder doodgaan, of je wordt gebruikt als proefkonijn.
Doodscriterium
Toch zitten aan die ‘sprookjes’ ook serieuze kwesties vast. Alle culturen kennen een grote eerbied voor het dode lichaam. De vraag is reëel of orgaandonatie strookt met die eerbied. Leidt een dergelijke praktijk niet tot een instrumentalisering van het denken over mens en lichaam? En hoe beïnvloedt de donatie de beleving van de nabestaanden bij het afscheid nemen? Zij zullen hoe dan ook op een cruciaal moment hun (bijna?) overleden geliefde voor minstens enige uren moeten afstaan.
Een niet onbelangrijke kwestie is vervolgens de vraag naar het doodscriterium. Als zodanig geldt nu de hersendood, zonder de constatering waarvan niet tot transplantatie kan worden over gegaan. De praktijk van de orgaantransplantatie noodzaakt toch tot een merkwaardige veronderstelling, namelijk dat er verschil zit tussen de dood van een mens als persoon en de dood van het lichaam als organisme. Zoals bij abortus de vraag speelt waar precies het menselijk leven begint, zo is bij orgaandonatie een kwestie waar precies het menselijk leven ophoudt.
Broederlijke liefde
Het onderwerp is niet los te maken van de levensbeschouwelijke kijk op leven en dood. Het is opvallend dat met name de rooms-katholiek kerk bij dit onderwerp zo’n permissief standpunt inneemt. Hoewel donatie niet als een plicht wordt beschouwd, legt men alle nadruk op de daad van medemenselijkheid. “Wie in onze heer Jezus Christus gelooft, die zijn leven tot redding van allen heeft gegeven, zou in de dringende behoefte aan tijdig te verkrijgen organen (…) een oproep moeten zien tot edelmoedigheid en broederlijke liefde”, aldus de voor-vorige paus Johannes Paulus II. In orthodox protestantse kring vallen meer bedenkingen te beluisteren. Zo stelt men vragen bij de onschendbaarheid van en het zelfbeschikkingsrecht over het lichaam. Vrijzinnig protestanten laten eerder de bijbelse waarde van de naastenliefde prevaleren. Vergelijkbare overwegingen komt men tegen in het boeddhisme en de islam.
Nieuwe spirituelen
De meest negatieve houding ten aanzien van orgaandonatie is - opvallend - te vinden bij de nieuwe spirituelen en new-agers. Men ziet daar orgaantransplantatie als een uiting van een doorgeschoten materialistische cultuur. De donor zou nadeel ondervinden van de ingreep tijdens het leven na de dood. En ook de ontvanger ondergaat negatieve gevolgen, doordat eigenschappen van de donor zijn persoonlijkheid beïnvloeden. Verder leeft in new-agekringen de gedachte dat het beter is te leren van ziekten en sterfelijkheid dan deze levensfeiten met buitensporige technische middelen te verdringen.
Geen morele plicht
Het onderwerp orgaandonatie is complexer dan indertijd bezien door BNN-ogen en wellicht ook complexer dan bezien door D66-ogen. Een conclusie kan zijn dat orgaandonatie weliswaar als daad van medemenselijkheid prijzenswaardig is, maar dat zij niet als een morele plicht mag worden opgedrongen. Het wetsvoorstel van D66 tendeert daar enigszins naar.
Anderzijds moet men er ook voor waken om deze medische mogelijkheid vanuit ideologisch standpunt te verketteren. Een gevaar dat wellicht kan dreigen vanuit de nieuwe-spirituelenhoek. In morele afwegingen is het altijd zaak om de werkelijke gevolgen van een keuze in ogenschouw te nemen. Argwaan moet gelden ten aanzien van die religies of levensbeschouwingen die bereid zijn om concrete individuen op te offeren aan de zuiverheid van het eigen ideaal.
Feit is dat honderden patiënten liever vandaag nog dan morgen een nieuw orgaan willen ontvangen en dat die organen vooralsnog onvoldoende beschikbaar zijn. Juist dat maakten kandidaten voor de fake-nier tijdens De Grote Donorshow in 2007 op overtuigende wijze duidelijk. Zij waren alles behalve nep. De situatie van toen is nog steeds even urgent.