Het ‘Huis van Dominicus’ is een nieuw centrum voor spiritualiteit, engagement, bezinning en studie in Utrecht. Het centrum wil zichtbaar maken dat God 'zijn tent onder ons heeft opgeslagen' (Johannes 1,14) en ook vandaag nog altijd bij de mensen woont (vgl. Openbaring 21,3). Tijdens de try-out op 12 december vertelden twee jonge theologen wat Kerstmis voor hen betekent. Deel 2: Sjoerd Mulder, promovendus aan de School for Catholic Theology, docent Fontys Hogeschool theologie en levensbeschouwing en medewerker van het dagblad Trouw, over 'De tragiek van hemelbestormers'.
Door Sjoerd Mulder
'Jonge hemelbestormers', dat zijn wij volgens de uitnodiging van deze avond. Vol enthousiasme en vuur om deze wereld een beetje beter te maken, stel ik me zo voor. Om een beetje meer hemel op aarde te krijgen, misschien.
Ik herken me wel in deze benaming, in elk geval. Ik heb vaak de behoefte om groots en meeslepend te willen leven. Om het verschil te maken. Om niet te blijven hangen in dit onvolkomen bestaan. Ik wil de wereld verder brengen, een stapje dichter bij perfectie.
De prachtige film ‘The Proposition’ – een aanrader, mits je een sterke maag hebt – gaat over een Engelse sheriff die eind negentiende eeuw naar Australië wordt gestuurd. "I will civilize this land", zegt hij aan het begin van de film: "Ik ga dit land beschaven."
Zijn keurige vrouw Martha is uit Engeland met hem meegekomen, maar kan niet aarden in de wildernis. Ze probeert uit alle macht de herinnering aan het mooie Engeland warm te houden. Je ziet haar in de hitte een dorre kerstboom versieren, die ze uit Engeland heeft laten verschepen. Je ziet hoe ze het huis inricht als een knus Brits huis. En hoe ze binnen de omheining van de tuin rozen in leven probeert te houden.
Rozen groeien slecht in de woestijn, maar ze geeft het niet op. Ze geeft ze water, snoeit ze, en steeds als er een zandstorm heeft geraast, stoft ze ze weer af, tegen beter weten in.
De sheriff en zijn vrouw staan er alleen voor, en de film loopt uiteindelijk slecht voor hen af.
Hemelbestormer
Ik herken me wel in de hoofdpersonen. Soms wil ik als de sheriff zijn, te vuur en te zwaard het onrecht in deze wereld bestrijden. Daadkrachtig. Net als hij wil ik niet blijven hangen in het onvolkomen bestaan. Vaak ook ben ik als die vrouw: dan ben ik niet tevreden met deze wereld, en denk ik graag dat ik eigenlijk ergens anders voor ben voorbestemd. Dan ben ik vooral ontevreden met deze wereld, en doe ik lafhartige pogingen om de woestijn een beetje meer te laten lijken op de groene heuvels die ik zie als ik mijn dromen de vrije loop laat. En waarschijnlijk loopt het uiteindelijk ook voor mij slecht af.
Het is frustrerend om hemelbestormer te willen zijn. Om idealen te hebben. Want in deze wereld verliezen de rozen het altijd van het stof. Wat mooi en volmaakt is, legt het af tegen de betekenisloosheid van het bestaan. En wat voor inspiratie en ambitie ik ook heb, en wat ik ook bereik: eens zullen die het definitief afleggen tegen mijn dood.
Achter hemelbestormers gaat dus vaak een ontevredenheid over dit leven schuil, het idee dat er meer moet zijn, dat er iets groots en meeslepends moet gaan gebeuren, omdat dit leven op zichzelf niet de moeite waard is.
Kerkvader Irenaeus
Ik denk dat het verhaal van Kerstmis wel iets te zeggen heeft over dat bestormen van de hemel. Ik wil daarvoor een gedachte naar voren halen die ik aantrof bij de vroege kerkvader Irenaeus. Voor wie hem niet kent: Irenaeus was een leerling van Polycarpus, en die had op zijn beurt Johannes de evangelist nog horen preken. Irenaeus was dus, niet verwonderlijk, sterk getekend door de theologie van Johannes. Zijn geestelijk kleinkind.
Als ik Irenaeus’ theologie even heel kort door de bocht samenvat, dan is dit de kern: Gods heiligheid is niet te vergelijken met het schoongeveegde rozenperkje midden in de woestijn, van de vrouw van de sheriff. Hij zei het natuurlijk niet exact zo. Dit is wat de tweede-eeuwse bisschop wel zei: met Kerst vieren we de incarnatie, de menswording. Dat is het gebeuren waarbij het Woord van God ‘vlees’ wordt.
Kerst is volgens Ireneaus voor de wereldgeschiedenis van groot belang: God zelf treedt onze wereld binnen. In de tijd van Irenaus was dit een behoorlijk blasfemisch verhaal. God de Heilige, de Eeuwige Onveranderlijke, die woont in ontoegankelijk licht, hoog in de hemel? En die zou zich komen bevuilen met de stoffigheid van dit tijdelijke bestaan, die zou zich mengen in de puinhoop die mensen van deze aarde maken?
Als Hij zich al met ons zou bemoeien, zo stelden de mensen het zich voor, dan door een afgezant te sturen die namens hem het kwaad van deze aarde zou bestrijden. Een soort kosmische sheriff, die zegt "I will civilize this world." Of anders wellicht via een engelachtig figuur die zich niet werkelijk zou inlaten met de viezigheid van het lichaam, maar ons de waarheid zou openbaren die niet zou raken aan dit bestaan. Een soort Martha, de vrouw van de sheriff.
Gods heiligheid
Zo dachten veel mensen in de tweede eeuw erover: Gods heiligheid is te kostbaar om door ons bevlekt te worden. Gods heiligheid is zoals de zuiverheid van die rozen: die moet je niet met stof en vuil in aanraking laten komen. Want stof en vuil zijn besmettelijk.
Zo niet onze kerkvader Irenaeus. Hij leerde van het kerstverhaal dat Gods heiligheid niet is wat wij denken. Waar in het dagelijkse leven het stof en het vuil het onmiddellijk van de schoonheid van de rozen winnen, blijkt het bij God andersom te werken. Alles wat God aanraakt wordt schoon. Het beeld wordt omgedraaid: niet het stof en het vuil, maar Gods heiligheid is besmettelijk.
Johannes
Het doet me denken aan dat verhaal van de evangelist Johannes. Johannes beschrijft hoe een bloedvloeiende vrouw, toonbeeld van onreinheid in de joodse cultuur, Jezus vastgreep. Jezus zou daarmee zelf ook onrein zijn geworden, en zich ritueel moeten wassen. Want onreinheid is besmettelijk.
Maar dat gebeurt helemaal niet. Integendeel; in plaats van dat Jezus onrein werd, werd de vrouw rein. In dit verhaal is opeens Jezus’ reinheid besmettelijk.
Bij Irenaeus is dit beeld allesbepalend. De hele mens verkeert in staat van onreinheid, onheiligheid, zegt hij. Dat gaat bij hem niet alleen om schuld, om het feit dat wij zondaars zijn, zoals in onze westerse kerk vaak wordt benadrukt. Het gaat om wat ik net zei: ons hele bestaan is doortrokken van mislukkingen en verloren kansen. Van de dag dat we geboren worden tot aan ons sterven. Wat we ook proberen, steeds weer steekt er een zandstorm op, die alles dor en stoffig maakt. En zelfs al zou je horen bij die paar gelukkigen die een mooi leven leiden en hun ambities verwezenlijken, dan nog zal dat uiteindelijk verdwijnen in de dood.
Genezen
Maar Christus, zegt Ireneaus, heeft onze hele onreine levensweg genezen. Net zoals hij die bloedvloeiende vrouw genas: door ons leven aan te raken, zich er onlosmakelijk mee te verbinden. Kijk maar: Christus werd een baby, en daarmee raakte hij onze kinderlijke staat aan. Als jonge man raakte hij de jeugd aan. En als dertiger raakte hij de volwassenheid aan. Al in de baarmoeder raakte hij Maria aan. Aan het kruis raakte hij de mislukking en het lijden van het leven zelf aan, om zelfs het grootste menselijke lijden te heiligen. En toen hij stierf, kwam hij in aanraking met de grootste smet, de dood zelf.
Het is opvallend hoe expliciet lichamelijk Irenaeus over de dood kan schrijven: hoe een lichaam vergaat in de grond, compost wordt, zich langzaam vermengt met de aarde en tot slot volledig verdwenen is.
Hij maakt zich echt geen illusies: de dood is niet alleen teken van de eindigheid van het leven, maar ook van stank en rotting. De dood, dat is een toestand waar de mislukking het definitief gewonnen heeft. Waar alle mooie idealen van ons hemelbestormers definitief vergaan zijn. Waar het stof het definitief van de rozen heeft gewonnen.
Nieuwe mogelijkheid
Maar de heilige Christus raakte alles aan, en uiteindelijk zelfs de dood. En in plaats van besmet te worden met dit onheilige bestaan, besmette hij alles tot en met de dood met zijn heiligheid. En van een tragisch eindpunt veranderde de dood plotseling in een nieuwe mogelijkheid. Plotseling werd de dood een doorgang naar een zuiverder leven dan Adam ooit gezien had.
Kortom; in Irenaeus’ ogen werkt Gods aanwezigheid als een soort besmettelijke reinheid: alles waar het mee in aanraking komt, krijgt iets mee van Gods heiligheid.
Om op het beeld van die sheriff en zijn vrouw terug te komen: Gods heiligheid is volgens Irenaeus dus niet als een tuin vol rozen die beschermd moet worden tegen het stof van de wereld. Nee, Gods heiligheid wint het met gemak van de onreinheid. Niet de rozen worden vies, maar de woestijn gaat bloeien.
Het is dan ook niet vreemd dat voor Irenaeus het kerstgebeuren, de incarnatie, ontzettend belangrijk was, en in feite veel crucialer dan Pasen. Pasen, dat was voor Irenaeus het slotakkoord van wat God met Kerstmis al begonnen is.
Met Kerstmis is God begonnen de wereld aan te raken met zijn besmettelijke heiligheid.
Grootheid
Eigenlijk was mijn plan om vanuit het perspectief van Irenaeus terug te kijken naar het Kerstverhaal. Maar toen realiseerde ik me dat het misschien passender is om niet te kijken bij het bekende kerstverhaal van Maria en Jozef, met hun schapen, herders en wijzen. Dat kerstverhaal komt uit Lukas. Ik wil het kerstverhaal volgens Johannes bekijken. Minder bekend, wel betekenisvol.
In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God.
Het was in het begin bij God.
Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat.
In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.
Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen
En dan vat hij de boodschap van de menswording samen: Het Woord is mens geworden en heeft zijn tent bij ons opgeslagen, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.
Het Woord, dat is Christus, God zelf, en die heeft bij ons zijn tent opgeslagen. Dát is voor Johannes het wezen van Kerstmis. God heeft onder ons zijn tent opgeslagen.
Deze tekst raakt mij, en wel om wat Irenaeus ook steeds weer benadrukt: God heeft zich onlosmakelijk aan alle aspecten van ons leven verbonden, zelfs de meest lage, beschamende of mislukte aspecten ervan. Als een goedaardige infectie, waarbij zijn heiligheid langzaam maar zeker alle mislukking overwoekert.
Verder valt mij aan deze tekst vooral op dat God eigenlijk niets doet. Hij komt ons hier niet redden, niets verkondigen, niet uitleggen wat we anders moeten doen, ons niet wijzen op onze fouten. Dat komt later allemaal ook nog. Hier wordt alleen het belangrijkste gezegd: de Heilige zelf woont bij ons.
Gods hemel is dus geen ideale toestand, ver weg van deze aarde, waarmee we deze aarde steeds weer de maat kunnen nemen. Die hele hemelse tent is niet hoog verheven meer, ver weg, om te bestormen of van te dromen. Nee, hij is vastgespannen aan onze wereld. Alles hier op aarde is nu van belang geworden. Zelfs de meest stoffige, vieze, aardse werkelijkheid is nu vastgeklonken aan die heilige werkelijkheid van God.
De woestijn in
Daarmee is Kerstmis voor mij een opdracht geworden. Een opdracht om géén hemelbestormer te zijn, althans niet als dat betekent dat ik wil ontsnappen aan het stof van deze aarde. Want als God zijn tentharingen onlosmakelijk aan onze aarde heeft bevestigd, wie zijn wij dan om ons van deze aarde te ontdoen?
Voor mij is de opdracht van Kerstmis: dat ik mijn idealen en ambities los moeten laten, en de woestijn in moet gaan. Zien wat er te zien valt, meereizen met wie ik tegenkom, en als er een zandstorm opsteekt gewoon verder gaan, op de tast.
Veel heiligen zijn ons voorgegaan in die woestijn. Ze kwamen terecht in een leprakolonie, in de woestijn van hun eigen ziel, of gewoon in de woestijn die het stadse leven soms kan zijn. In de meest vruchteloze en verdorde uithoeken van deze aarde ontdekten ze ellende, verdriet, eenzaamheid, zonde. Ze ontmoetten daar tot hun verbazing ook heel vaak God.
Maar wat hen tot heiligen maakt, is niet dat zij de woestijn lieten bloeien, al deden ze dat soms. Ook niet dat zij God ontdekten, al slaagden ze daar soms in. Zij zijn heilig omdat ze besmet zijn geraakt met de heiligheid van deze aarde. Deze aarde die zelf op haar beurt ook, ooit, tweeduizend jaar geleden, in de kerstnacht werd geheiligd. Toen ze door de Heilige zelf werd aangeraakt.
----------------------
Lees ook deel 1 van Nadia Kroon, zuster bij de Augustinessen van Sint Monica, over ontvankelijkheid.
[box type="shadow"]
Huis van Dominicus
Een van de initiatiefnemers van het 'Huis van Dominicus' in Utrecht is hoogleraar theologie Erik Borgman. Hij schrijft: "Om zichtbaar te maken dat geloof geen overblijfsel is uit het verleden, maar dat God nog altijd bezig is ‘alle dingen nieuw’ te maken (Openbaring 21,5), organiseert het Huis van Dominicus in 2020 maandelijks een avond waarin jonge theologen vertellen wat hen drijft en hoe zij dat proberen te realiseren. ‘Jonge hemelbestormers’ hebben we dit programma genoemd. Tijdens de eerste try-out kregen we al een vriendelijke uitbrander, immers: we hoeven de hemel niet te bestormen, want God is naar ons afgedaald.
Die try-out vond plaats op 12 december 2019. Nadia Kroon, jonge zuster bij de Augustinessen van Sint Monica in het klooster Casella in Hilversum – zie www.casella.nl – en Sjoerd Mulder, promovendus aan de School for Catholic Theology, docent systematische theologie aan Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing en medewerker van dagblad Trouw – zie www.tilburguniversity.edu/nl/medewerkers/s-mulder vertelden ieder een persoonlijk en daarmee kwetsbaar verhaal. Tegelijkertijd waren zij stevig en overtuigd.
Dat is wat wij met het Huis van Dominicus ook beogen: zelfvertrouwen dat zichzelf niet overschreeuwt, geloof dat authentiek is en tegelijkertijd meer dan alleen persoonlijk, reflecties die doordacht zijn zonder geleerderigheid of poeha. Wij bieden de verhalen van Nadia en Sjoerd graag aan de lezers van de Bezieling aan. Bij wijze van kerstwens."
Erik Borgman, lekendominicaan en voorzitter van de programmaraad van het Huis van Dominicus
Info: www.huisvandominicus.nl.
[/box]