In het christelijk geloof staan weinig vrouwen zo hoog aangeschreven als Maria. Bij geen enkele heilige branden meer kaarsjes dan bij haar. Toch moeten we van Maria geen goddelijke moeder maken, vindt Kitty Bouwman. “Als model-gelovige staat Maria geheel aan onze menselijke kant.” Het vrouwelijke aspect van God ontdekte Bouwman elders. Afgelopen zomer promoveerde zij op een proefschrift over 'Moeder Wijsheid' als een gestalte van God. Aflevering 3 in een serie over de christelijke geloofsbelijdenis.
Door Theo van de Kerkhof
De psychoanalyticus Carl Gustav Jung was zeer in zijn nopjes toen paus Pius XII op 1 november 1950 het vierde mariale dogma, de tenhemelopneming van Maria, afkondigde. Hij zag daarin de uitbreiding van de goddelijke drie-eenheid met een vrouwelijk element. Voor Jung drukte het getal vier sowieso beter ‘de volheid der dingen’ uit dan het archetypisch gebrekkige getal drie.
Dat het goddelijke ook in vrouwelijke beelden tot ons komt, spreekt voor Kitty Bouwman vanzelf. Maar moeten we dat vrouwelijke aspect van God aan Maria ophangen? Niet zo’n goed idee, vindt zij.
“Vergoddelijking van Maria heeft geen bijbelse grond en bovendien er is een betere kandidaat: moeder Wijsheid. De personificatie van de wijsheid tot een hemelse moeder heeft oude papieren, die teruggaan op de oudtestamentische wijsheidsliteratuur (zie bijv. Sirach, 24). Ook het vroege christendom was er nog mee vertrouwd. Pas in de Middeleeuwen raakt moeder Wijsheid overschaduwd door de figuur van Maria als hemelse koningin.” In een proefschrift waarop zij afgelopen zomer promoveerde heeft spiritualiteitonderzoeker en geestelijk begeleider Bouwman (58) dat alles uitgezocht.
Religieuze ervaring
Begin jaren tachtig studeert Bouwman, na enkele jaren als verpleegkundige te hebben gewerkt, theologie in Amsterdam. Dan valt haar een religieuze ervaring ten deel die haar verdere leven zal bepalen. “Het was alsof God door al mijn weerstanden heen brak en mij smeekte toegelaten te worden.” De ervaring had de kracht van een roeping: “Ik werd erdoor begenadigd”, zegt ze.
Wat er gebeurde, was dit: “Er was een vurig licht, anders dan het natuurlijke licht, zeg maar een onzichtbaar licht, dat als een enorme kracht mij opnam in zijn liefde en voor mij een onpeilbare diepte opende: de grond waarin alle dingen besloten liggen. Het bracht mij in contact met de scheppingskracht, waaruit alle dingen voortkomen. Het is onzegbaar wat er gebeurde. Het was een baren en een geboren worden tegelijk.”
“Ja, je denkt wel even: ‘Ik ben toch niet gek?’ Ik heb mijn ervaring later ook wel getoetst bij anderen. Maar het was zo positief. Het heeft mij een enorme zekerheid gegeven dat mijn leven op de een of andere manier zinvol is.”
Als een moderne stadsmonnik, een hedendaagse begijn, woont zij nu in het Amsterdamse Begijnhof. Ze beschouwt het als haar levenstaak om anderen gevoelig te maken voor Gods betrokkenheid op hun leven. Haar proefschrift past in het verlengde van die roeping. “Het was aanvankelijk de bedoeling dat ik onderzoek zou doen naar moederschapsbeelden bij Augustinus, Hildegard von Bingen en Johannes van het Kruis. Maar de rijkdom aan vrouwelijke en moederlijke beelden bij Augustinus was zo groot dat ik me tot hem beperkt heb, en dan nog is het een proefschrift van meer dan 500 bladzijden geworden.”
Kosmische vertelling
Zie het christelijk geloof als een kosmische vertelling, een verhaal over God en mens en de begenadiging van de mens door God. In dat verhaal, zegt Bouwman, wordt de wijsheid volgens welke wij te leven hebben, gepersonifieerd als een moeder. “En moeder Wijsheid, Mater Sapientia, verkeert in de werkelijkheid van God; ze leeft daar in contemplatie en voedt de engelen met engelenbrood (panis angelicus). De mens die gebonden is aan de aarde en zich laat leiden door het vlees kan dat engelenvoedsel niet bevatten. Daarom transformeert moeder Wijsheid haar voedsel tot genade, een goddelijke gave van liefdevolle aanvaarding, die in de gestalte van Jezus tot ons komt. Dit is te vinden bij de kerkvader Augustinus (354-430).”
“Voeden en voedsel, moederlijke beelden spelen dus een grote rol in de christelijke overlevering. Ook aan Jezus zelf wordt moederschap toegeschreven (Mt. 23, 37) en Paulus bedient zich van moederlijke beelden als het gaat om zijn eigen optreden: ‘Als een voedster ben ik in jullie midden gekomen (1 Tes. 2, 7). Melk moest ik jullie geven, want vaste spijs konden jullie nog niet verdragen (1 Kor. 3, 2).’ En: ‘Ik ben nog steeds in barensweeën, totdat Christus in jullie volledig gestalte heeft gekregen (Gal. 4, 19)’, zegt hij over zichzelf.”
En in de oudtestamentische wijsheidsliteratuur komen we prachtige omschrijvingen tegen van de wijsheid als goddelijke moeder. Zij is de uitvoerster van Gods heilsplan, een goddelijke gestalte die bemiddelt tussen God en mens. Ze zit op Gods troon, woont bij de allerhoogste, deelt voedsel uit. In haar is waarheid en genade. Ze is één maar kan alles, ze is onveranderlijk maar vernieuwt alles. Haar macht omvat de wereld van het ene uiteinde tot het andere; alles bestuurt zij even voortreffelijk. Zij ziet toe op al wat geschapen is. Prachtige beelden. Waarom zou je nog van Maria een goddelijke moeder willen maken?”
Maria
Maar wat is dan wel de rol van Maria in dat alomvattende verhaal van het christendom?
Bouwman: “Maria is een geestelijke moeder voor ons; niet hoog in de hemel maar op aarde. Zij is de modelgelovige, het prototype van ontvankelijkheid. Niet voor niets heeft het Tweede Vaticaans Concilie, dat enigszins een rem zette op de oververhitte mariadevotie binnen de rooms-katholieke kerk, haar bestempeld tot ‘beeld van de kerk’. Zij is de ideale vertegenwoordigster van de kerk. Dat sluit aan bij Augustinus. Hij plaatst Maria in de lijn van de kerk en de kerk in de lijn van Maria. Zoals zij het Woord in tijd en ruimte gebaard heeft, zo baart de kerk bij de doop als het ware de nieuwe mens.”
“Maria draagt het Woord ‘in wie wij bewegen en zijn’. In het dragen van het Woord, draagt zij dus de mensheid. Ook dat zijn rijke beelden. Of lees het Magnificat (de lofzang waarmee Maria God prijst, Lc. 1, 46). Er gaat zoveel hoop en troost van haar uit.”
Dat Maria zo tot de verbeelding spreekt vindt Bouwman dan ook niet vreemd. Nergens branden meer kaarsje voor een heilige dan bij Maria. “Zij is oerbeeld van mededogen en oerbeeld van bemoediging en troost in het lijden. Zij staat onder het kruis, heeft haar eigen kind zien sterven. Ja, zij die nu in de hemel zo dicht bij God woont, is ons nabij in het lijden. Zij is onze voorspreekster, zij accepteert ons met al onze tekorten en onvolmaaktheden, bij haar kunnen wij mensen even thuiskomen met al onze zorgen en kwetsbaarheden. Nee, met die devotie heb ik geen moeite.”
Evenmin heeft ze dat met de oudchristelijke mariadogma’s (‘moeder van God’ en ‘altijd maagd’). Anders is het met de moderne mariale dogma’s (‘onbevlekte ontvangenis’ - die overigens betrekking heeft op de geboorte van Maria zelf, namelijk haar vrij-zijn van erfzonde; en ‘tenhemelopneming’). Daarin zie je de weerslag van de blijvende volksdevotie, het groeiende aantal Mariaverschijningen vanaf de negentiende eeuw en een teruggrijpen naar de Middeleeuwen. Bouwman: “Met de tenhemelopneming plaats je haar bijna op één lijn met Christus. Nee, een vijfde mariaal dogma is aan mij niet besteed. Maria als ‘medeverlosseres’, of als ‘bruid van Christus’, die verbeelding gaat mij veel te ver. Maria staat aan onze menselijke kant. Zij brengt mensen naar Christus toe; zij ‘vervoert’, zegt Augustinus.”
Maagd
En hoe zit dat nu met die maagdelijke geboorte. Bouwman: “Zie dat als een literaire verbeelding van de voorbeeldige wijze waarop Maria haar roeping heeft aanvaard: het baren van het Woord. Zij heeft zich ontvankelijk betoont voor de inwoning van het Woord. Zij is de voorbeeldige maagd zoals wij allen maagd zouden moeten zijn, dat wil zeggen ontvankelijk voor de Heilige Geest, voor de inspiratie van God. Niet om maagd te blijven, maar om - zoals Eckhart zegt - vruchtbaar te worden, opdat God vruchtbaar wordt in ons.”
Je kunt zeggen dat Maria instrument is van goddelijke heilbemiddeling. Maar het is veel poëtischer om dat uit te drukken in termen van bevruchting, zwangerschap en geboorte, vindt Bouwman. Bijzondere personen worden bijzonder geboren, dat past binnen de oud-oosterse verteltraditie. Trouwens, juist het woord maagd is via een omweg in het Nieuwe Testament binnengeslopen. “De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren”, zegt de engel tegen Jozef in het Matteüsevangelie (Mt. 1,23). De tekst verwijst daar naar het Oude Testament, Jesaja 7,14. Maar in Jesaja staat gewoon een ‘jong meisje’.
Op veel plaatsen in het Nieuwe Testament waar uit de joodse Bijbel wordt geciteerd, komen die citaten niet rechtstreeks uit de Hebreeuwse Tenach, maar uit de Griekse vertaling ervan, de Septuagint. Die is bijzonder invloedrijk geweest bij de verspreiding van het vroege christendom. In die Septuagint is ‘jong meisje’ dus vertaald door maagd (parthenos), wat weer begrijpelijk is, want in de Egyptische omgeving waarin de vertaling, ca. 200 voor Christus, tot stand kwam, was een maagdelijke geboorte een bekend literair gegeven. De maagdelijke geboorte drukte de bijzondere grootheid van de nieuwgeborene uit.
“Dat soort motieven spelen een rol”, legt Bouwman uit. Waarmee ze wil zeggen: je moet er doorheen lezen, het heeft niets te maken met een antiseks-houding, al is dat er soms wel van gemaakt. En al evenmin heeft het zin je te verliezen in rationalistische ‘hoe-kan-dat-nou-vragen’. Nee, dat kan niet. Maar daar gaat het ook niet om.
Waar het wel om gaat? “De mariale dogma’s hebben een christologische point. Zij bevestigen de goddelijkheid van Christus. Daar draait het om. Wat er met literaire verwijzingen verteld wordt, is dat bij die geboorte van Jezus iets bijzonders aan de hand was. Hier is de Heilige Geest in het spel; hier treedt God handelend op; hier geschiedt een heilsfeit: de incarnatie, de menswording van God.”
Ontvankelijkheid
En wat Maria zelf aangaat? “Daar is alles gericht op haar ontvankelijkheid: ‘Mij geschiede naar uw woord’. Zij vertrouwt zich toe aan God; zij stemt in met zijn wil. Dan kan God gebeuren, dan kan God inwoning vinden in haar. De maagdelijkheid bevestigt het buitengewone van haar moederschap.
Het belang van Maria voor ons is dat zij voorgaat in ontvankelijk leven: zij laat zien hoe wij allen, net als zij, voor een tijd een plaats van God kunnen zijn. ‘Maria bewaarde al de woorden in haar hart’, staat in het evangelie. Daarin kunnen we haar voorbeeld volgen. Iedere keer als je een bijbeltekst overweegt, een kaars opsteekt of mediteert bij een icoon, etc. kun je iets aanvoelen van de Heilige Geest en kan het Woord in jou gebeuren.”
Kitty Bouwman, Mater Sapientia. De mystagogische functie van het moederschap van God en het geestelijke moederschap bij Augustinus, Skandalon, 551 blz., € 39,95.
Zie ook het artikel van Kitty bouwman over goddelijk moederschap bij Augustinus, naar aanleding van haar proefschrift.
Geloofsbelijdenis
1. Ik geloof in God de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde;
2. en in Jezus Christus, zijn enig Zoon, onze Heer,
3. die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria,
4. die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven, en begraven,
5. die is neergedaald in de hel, op de derde dag opgestaan van de doden,
6. opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader,
7. vanwaar Hij zal komen om te oordelen de levenden en de doden;
8. Ik geloof in de Heilige Geest,
9. de heilige katholieke kerk, de gemeenschap der heiligen,
10. de vergeving van zonden,
11. de wederopstanding des vleses,
12. en het eeuwige leven.
Bron: Volzin, magazine voor religie en samenleving
Lees ook andere aflevering in de serie ‘De geloofsbelijdenis’.