De Zuid-Limburger ziet zichzelf graag als verliezer. Hij geeft daar een melancholisch positieve draai aan door te schuilen in invented traditions: volksvroomheid, folklore, dialectcultuur. Feitelijk behoort Zuid-Limburg tot de streken in Nederland waar modernisering, industrialisering en secularisatie als eerste toesloegen. In haar nieuwste boek ‘Het Geluk van Limburg’ beschrijft journaliste Marcia Luyten de provincie aan de hand van één hoofdpersoon: de Kerkraadse kleinkunstenaar Jack Vinders. Heel Bijbels: de grote geschiedenis aan de hand van het verhaal van een enkeling. Mixed feelings heeft Eric Corsius bij zijn geboortestreek. Maar hij treurt niet over zijn jeugd. "Ik ben ook dankbaar over kleine plukjes geluk."
Door Eric Corsius
Ik ben opgegroeid in een kleine, beschutte wereld. Die wereld heette Zuid-Limburg. Om precies te zijn groeide ik op in Heerlen. Mijn ouders kwamen uit Maastricht. Ons gezin was slecht geassimileerd. Het vormde op zijn beurt een nog kleinere wereld binnen de microkosmos van de Mijnstreek, een schulp binnen een schulp, een cocon binnen een cocon. Dit coconkarakter of – om met Midas Dekkers te spreken - de ‘thigmofiele’ neiging van Zuid-Limburg uit zich op een complexe manier.
De Zuid-Limburger ziet zichzelf als verliezer of slachtoffer van historische en maatschappelijke processen. Hij ziet zichzelf als een hardnekkig dubbeltje dat nooit een kwartje kan worden en legt de verantwoordelijkheid daarvoor bij het noodlot, God of hogere machten in de samenleving. Dit levensbesef stemt hem niet militant, doch eerder bitter en melancholiek (ook in de letterlijke betekenis ‘zwartgallig’). Tevens geeft hij aan die melancholie een positieve draai door te schuilen in invented traditions, volksvroomheid, folklore, dialectcultuur, kleine en grote verhalen van dapperheid en vroomheid etc. Deze nostalgische fenomenen vormen een warme schuilplaats en een innerlijke burcht en vestigen en bevestigen een identiteit.
Los van God
Tegenstrijdigheden dringen zich echter op. Zuid-Limburg behoort tot de streken in Nederland waar modernisering, industrialisering en secularisering als eerste toesloegen. Al vroeg raakte Zuid-Limburg los van God en de voorouders. Gezongen en vertelde verhalen die een idyllische sfeer bezweren van bronsgroen eikenhout, kneuterige kapelletjes en door bossen en beemden slingerende beekjes en rivieren, zijn vaak eerder compensatie dan een weergave van de feitelijkheid. Dat zelfde geldt voor het romantiseren van het verleden van boeren en arbeiders en voor de heroïsering van de mijnwerkers. Uiteraard staat tegenover de romantiek ook een sociaal-realistische traditie in de literatuur, de popmuziek en de geschiedschrijving. Dit realisme schiet soms door in negatieve mythevorming en demonisering – zoals bijvoorbeeld rond de persoon van keramiekkoning Petrus Regout.
Bijbels
Het nieuwe boek van Marcia Luyten, Het Geluk van Limburg, is in dit opzicht verhelderend. Luyten laat in vogelvlucht de geschiedenis van de mijnstreek zien, waarbij ze inhoudelijk weinig toevoegt aan datgene wat er bekend was, maar dit gekende knap verbindt met het perspectief van één persoon en diens levensverhaal: dat van de Kerkraadse kleinkunstenaar Jack Vinders (1949). Het boek presenteert zichzelf niet als biografie – pas al lezende kom je erachter dat Vinders de hoofdrolspeler is. Dit procedé benadrukt dat het gaat om geschiedenis en niet om een levensverhaal van een buitenbeentje. Heel Bijbels: het verhaal van de enkeling is een hologram waarin de grote geschiedenis zich afspiegelt.
Aan de hand van Vinders’ levensverhaal dringen zich de genoemde tegenstrijdigheden op. Zo was er enerzijds in de mijnstreek een ‘van bovenaf’ gestimuleerde en ‘van onderaf’ gekoesterde heldencultus rond de ondergrondse werker. Anderzijds werd het vooruitzicht om levenslang de diepte in te moeten door veel jongens ervaren als een vloek. Vinders slaagde er door geluk en volharding in, om aan dit lot te ontkomen. Luyten beschrijft deze ‘ontworsteling’. Des te wonderlijker is het dat Vinders de laatste jaren is gaan horen tot de vertolkers van het genre van nostalgische dialectballads. De liedjes uit dit genre vertellen niet alleen verhalen van strijd en victorie over het noodlot, maar ook van weemoed en het treuren over verloren gegaan of misgelopen klein geluk.
Plukjes geluk
Als ik nu door Heerlen loop, word ik bij mezelf een mengsel van gevoelens gewaar. Ik zie het gehavende verleden onder ogen, maar treur niet over mijn jeugd, die zich afspeelde in de door crisis geteisterde regio. Ik ben ook dankbaar over kleine plukjes geluk. En ik betreur dat ik jaren lang geen oog heb gehad voor de schoonheid waarop mijn kleinburgerlijke milieu zo schamper reageerde: de schitterende architectuur van Peutz. Zijn sinds tien jaar in oude glorie herstelde ‘Glaspaleis’ of ‘Schunckgebouw’, is in zijn transparantie hopelijk een metafoor voor een Zuid-Limburg dat zich weer opent voor vergezichten en frisse winden en dat zijn geborgenheid zoekt in openheid.
Marcia Luyten, Het Geluk van Limburg, Bezige Bij, 320 blz., € 19,90.
» Lees ook andere artikelen van Eric Corsius