“Feyenoord is Goede Vrijdag, Ajax Pasen. Bij Feyenoord horen, dat is altijd tobben”, zegt Stephan de Jong, verhalenverteller, beeldend kunstenaar en protestants predikant, over zijn favoriete boek ‘Lourdes aan de Maas’ van Martijn Krabbendam en Michel van Egmond.
Door Cees Veltman
“Ik heb al lang geen mij inspirerend, spiritueel boek kunnen vinden - maar dat zal aan mijzelf liggen hoor - behalve dan Lourdes aan de Maas. Goed geschreven, fantastische formuleringen ook. Zo beschrijven de auteurs de sfeer in Rotterdam na een overwinning van Feyenoord: 'Alles lijkt makkelijker te gaan. Zakenlunches verlopen soepeler, obers lijken vriendelijker, zelfs de stoplichten in de stad wekken de indruk sneller op groen te springen’. Het is heel afwisselend geschreven. De structuur van het boek is niet zo duidelijk. Verleden en heden lopen een beetje door elkaar. Eén bestuurder vormt de rode draad door het boek: Fred Blankemeijer, de man die zich helemaal voor de club inzette met zelfspot en relativeringsvermogen. Je moest de clubliefde ook weer niet overdrijven, vond hij. Toch ging hij een grens over door in de jaren tachtig drugsgeld te accepteren voor de kas van het armlastige Feyenoord.
Ik herken veel van mezelf in het boek. Een kant van mijn identiteit wordt beschreven. Ik ben als kind met Feyenoord groot geworden. De buurman ging met zijn Kevertje op woensdag naar de Kuip en vroeg of ik mee wilde. Daar heb ik Europacupwedstrijden meegemaakt. Het stadion heeft een enorme sfeer, je zit vlak boven het veld. Het is iconisch, een soort bedevaartsoord, in de jaren dertig gebouwd. Voor mij hoeft er geen nieuw stadion te komen. Dat is nu gelukkig afgeblazen.
De familie van mijn vaders kant komt van Rotterdam-Zuid. Als wij op zondag naar mijn oma gingen, hoorden we het juichen als er een doelpunt werd gemaakt in de Kuip. Zelf gingen we als gereformeerden op zondag niet naar het stadion, maar we vonden dat gejuich zo mooi. Toen Feyenoord de Europacupfinale tegen Celtic speelde in 1970 in Milaan, was het na 90 minuten 1-1. Als 12-jarig jongetje liep ik naar mijn slaapkamertje, ging ik op mijn knieën en bad ik voor de overwinning. En Feyenoord won! Het is een diepe, irrationele verbondenheid die me mede heeft gemaakt tot wie ik ben. Het is irrationeel, maar zit heel diep. Als Feyenoord wint, is mijn weekend goed. Als Feyenoord verliest, baal ik en ga ik niet naar Studio Sport op tv kijken.
Voetbal is geen religie
Wat ik in Feyenoord zie, is een lijdensevangelie, een seculiere vorm ervan dan. ‘Voetbal is religie’, daar ben ik helemaal niet van. Het zijn ongelijkwaardige grootheden, voetbal en geloof. Ik zie wel parallellen. Feyenoord is de club van de underdog, de club van een beetje pessimisme en teleurstelling. ‘Sommige mensen’, staat in het boek, ‘worden geboren met een spraakgebrek of een hazenlip, anderen hebben minder geluk, ze worden geboren met liefde voor Feyenoord.’ Gerard Cox zei: ‘Feyenoordsupporter ben je niet voor je lol.’ Je zit als supporter inderdaad in een lijdensverhaal met soms de hoop dat het toch nog wat wordt, dat ze winnen. Als ze dan winnen, zijn dat even de paasvlammetjes die opflakkeren. In het Bijbelse evangelie draait het uit op een uiteindelijke overwinning en daar geloof ik in. Bij Feyenoord is het een permanent lijdensevangelie. Je zou zelfs kunnen zeggen dat je als supporter participeert in dat lijden van Feyenoord, omdat je jezelf daarin herkent. En als het goed gaat, is het een purificatie. Het hoort typisch bij Feyenoord dat de spelers in 2010 na een 10-0 verlies in Eindhoven tegen PSV een staande ovatie kregen. Het gevoel van de underdog dat iedereen wel een beetje heeft, beweegt mee met het wel en wee van Feyenoord. Iedereen kent immers zijn mislukkingen.
Saamhorigheid
Opvallend is het saamhorigheidsgevoel bij Feyenoord. Daar ligt een link met de kerk. Je bent geboren bij de kerk en je bent geboren bij het Legioen. Ik kom maar een enkele keer in de Kuip hoor, maar het zijn vaste plaatsen, dus de mensen zien elkaar om de twee weken. Net als in de kerk waar de mensen vaak op dezelfde plek gaan zitten. In de Kuip zie je een oud dametje dat koekjes uitdeelt, net zoals mensen pepermuntjes uitdelen in de kerk. Je zit samen te zingen, gericht op iets gemeenschappelijks. In de kerk is dat God, in de Kuip is dat de bal en de ploeg. Je wordt in de sfeer meegenomen.
En je hebt de humor natuurlijk, in de kerk is dat helaas wat minder. De Rotterdamse humor is geweldig. Fred Blankemeijer zei na een nederlaag spottend: ‘We pleuren bijna uit de krant, zo laag staan we op de ranglijst.’ Denk ook aan de sketch ‘De suppoost’ van Ton van Duinhoven, typisch zo’n underdogfiguur. Hij zei niet te willen kijken naar Ajax in de Kuip, maar als Hollander moest je toch hopen dat het van de Italianen zou winnen, dus hij keek uiteindelijk toch wel.
Ajax, de club waar we het liever niet over hebben, is een heel andere club, ‘uit 020’. Het woord Amsterdam zeggen we liever niet. Het is een club uit een andere wereld. Dat is natuurlijk allemaal overdreven. Je kunt religieus vertaald, wel zeggen dat Ajax Pasen is en Feyenoord Goede Vrijdag. Ajax heeft zijn onoverwinnelijke godenzonen. Ajacieden vragen zich alleen maar af met hoeveel punten verschil ze gaan winnen. Het moet wel gek lopen als Ajax verliest. Een Feyenoorder denkt bij elke wedstrijd: als we maar niet verliezen, we hebben 40 procent kans dat we het misschien gaan redden.
Dichter bij mensen
Ik vind dat lijden interessanter dan de opstanding. Het lijden staat veel dichter bij mensen. Goede Vrijdag wordt meer beleefd door mensen. Pasen is te groot voor ons, het staat te ver van ons af. Het is een beetje te eenvoudig. Het is gemakkelijker om Ajacied te zijn. Ajax heeft meer succes, ook omdat het daar zakelijk beter voor elkaar is door de vorming van een NV. Meer geld betekent betere spelers. Het is logischer om Ajacied te zijn. Het is leuk om te horen bij een club die vaak wint. Bij Feyenoord horen, dat is altijd tobben. Het lijden heeft veel lagen, er zitten meer kanten aan. Het is de ene keer erger, de andere keer minder erg. Het is ook altijd wel gevuld met een beetje hoop dat het beter zal gaan.
Het Feyenoordgevoel gaat ver. Er zijn mensen die zich op de Zuiderbegraafplaats in Rotterdam, op het plekje waar gras uit de Kuip ligt, laten uitstrooien. Er staan vier lichtmastjes, zo heilig is die grond. Er zijn mensen die voor een wedstrijd stiekem de as van familie uitstrooien over het gras. Zo gek zijn ze. Zo gek zal ik niet worden hoor.
Je ziet dat Feyenoordgevoel mooi in de film ´Marathon´ die de Publieksprijs heeft gekregen in 2012. Het gaat over het gezin van een garagehouder en de mensen die daar werken, een beetje losers. Heel aandoenlijk allemaal, bijvoorbeeld hoe ze hun verjaardagsfeestjes vieren met een appelpuntje enzo. De humor daarin herken ik van vroeger. Op een gegeven moment moeten ze zich voorbereiden op een marathon in Amsterdam. Daar gaan wij liever niet heen, zeggen ze dan.
Feyenoord maakt onder de nieuwe trainer Arne Slot een cultuuromslag mee, weg van de underdog en het doemdenken. We staan nu bovenaan in de eredivisie als winterkampioen. Misschien heeft onze samenleving ook wel een cultuuromslag nodig.”
Michel van Egmond, Martijn Krabbendam, ‘Lourdes aan de Maas’, Inside, 256 blz., € 21,99.
Stephan de Jong, ‘Een kleine geschiedenis van het wonder’, Skandalon, 198 blz., € 21,50.
Meer van en over Stephan de Jong op de Bezieling.