“Wat er in de wereld van nu gebeurt – Parijs, de vluchtelingenstroom – heeft zijn weerslag op de microwereld van mensen die kwetsbaar zijn”, zegt Marinus van den Berg. Daarom zoekt hij naar woorden van bemoediging juist nu we met stomheid geslagen zijn. We moeten proberen de hoop ondanks alles aan te blazen als een bezielend vuur. Een vuur dat niet vernielt maar samensmeedt. “U een echo van liefde om niet / houdt mij hoopvol overeind.”
Door Marinus van den Berg
Mensen die niet meer met de trein naar Rotterdam durven. Mensen die niet meer naar stadions gaan. Naar plaatsen waar veel mensen samenkomen. “Ik weet zeker dat het hier ook gebeurt, maar ik weet alleen niet waar en wanneer”, zegt de conducteur op tramlijn 23. Het is zondagmorgen. Hij begint te praten over het elkaar respecteren: “Ik ben rooms-katholiek, zeg maar christen”, zegt hij. Hij is geboren in Suriname. Hij vertelt van collega’s die zich ook christelijk noemen “maar die zeggen dat ik een afvallige ben, geen echte christen”. Hij weet niet goed raad met mensen die hem de maat nemen. Een andere conducteur die in Turkije is geboren en met wie ik in de vroege ochtend van 14 november praat, begint bijna te huilen. “Ik heb twee jonge kinderen. Welke toekomst gaan ze tegemoet?”
De woorden van de premier riepen herinneringen op aan de jaren veertig in de vorige eeuw. Staan we aan het begin van een nieuwe langdurige oorlog met een onzichtbaar leger en een onbekend slagveld: winkelstraten, theaters, supermarkten, synagoges, moskeeën en kerken? Je kunt het ontkennen, ervan wegkijken, onderduiken in een narcistisch hier en nu, geniet nu. Je kunt tot oorlogstaal komen. Je kunt tot onderbuiktaal komen die de wereld verwildert tot zij en wij. Je kunt neerslachtig worden en twijfelen aan de zin van je bestaan.
Microwereld
Er waren in de week voor de dertiende in Nederland tien mensen die voor de trein sprongen, vertelde een conducteur me. Is dat alleen vanwege de hardnekkige herfstmythe: als de bladeren vallen? Zo simpel is het niet. Ik maak me steeds meer zorg om de stiefkindpositie van de geestelijke gezondheidszorg. Daartoe hoort ook de zorg om de nabestaanden van zelfdoding. De verhalen die ik hoor tijdens een lezingen voor nabestaanden van zelfdodingen bevestigden dat. Er lijkt steeds minder vangnet voor mensen die niet tot de helden, de kanjers, de favorieten horen. Ieder moet het vooral zelf maar uitzoeken. Ook zelf naar hulp zoeken.
Wat er in de wereld van nu gebeurt – Parijs, de vluchtelingenstroom – heeft zijn weerslag op de microwereld van mensen die kwetsbaar zijn. Extra gevoelig vaak voor het lijden van anderen. Ik ontving vragen om woorden. Woorden van bemoediging. Woorden voor een ochtendopening voor een school voor hoger onderwijs in Torhout (België). Wat is er te zeggen als je met stomheid bent geslagen? Ik deed een poging en stuurde die toe.
Hoop
Later op de zondag vroeg ik me af wat is veiligheid? Waarin zoek ik veiligheid? Een vraag met een nieuwe dimensie in een wereld, naar men zegt, waaruit God zich heeft teruggetrokken. Een lege wereld. Of is het een wereld vol met nieuwe goden? Hoe weet men zo zeker dat God zich heeft teruggetrokken. Over wie spreekt men? De leegloop van de kerken zegt misschien meer over de Kerken dan over God. Misschien houdt God zich al eeuwen elders op. Niet binnen de muren van zekerheden maar als vriend van de ontheemden. Misschien is geloven een appel om niet ten onder te gaan in onverschilligheid. Een appel om de hoop ondanks alles aan te blazen als een bezielend vuur. Een vuur dat niet vernielt maar samensmeedt. Het stormde dit weekend maar het was niet koud. Ik kwam tot deze woorden.
Schijnveilig in deze tijd
waan ik mij veilig in U
een schijn in deze tijd
een schim van wie U leek.
Schijnveiligheid rest nog
nu alom terreur raast
U een echo van liefde om niet
houdt mij hoopvol overeind
Liever schijnheiligheid
als een lichtschaduw in de nacht
Liever menslievende bewogenheid
dan gebunkerde onverschilligheid.