In de openbare ruimte is de voornaam onstuitbaar in opmars. Soms lijkt het alsof alle Nederlanders in hoog tempo elkaars intimi geworden zijn. Dan denk ik niet aan de waarschuwende moederstem die haar buitenspelende kind naar binnen roept (‘Esmeralda! – eten komen!’) of aanmoedigingen rond de ijsbaan, waar al een halve eeuw geleden ‘Ard en Keessie’ familiair werden toegejuicht. En zelfs niet aan de voornamen waarmee misdaadverdachten (Folkert v.d. G., Mohammed B.) een ogenschijnlijke anonimiteit wordt gegund.