“Ziel is een prikkelend woord”, zegt Martine Oldhoff, “het is haast een hip woord geworden.” Zij legt bij de Protestantse Theologische Universiteit de laatste hand aan een proefschrift over de ziel en schreef voorafgaand daaraan ‘Kijk op de ziel’.
Door Cees Veltman
Hoe bent u op het idee gekomen over de ziel te schrijven?
“Het viel mij op dat er in de theologie kritisch over de ziel wordt gesproken. Terwijl filosofen en meer populaire denkers soms weer bewust van de ziel spreken om tegenwicht te bieden aan het reducerende spreken over de mens, alsof zij alleen maar haar lichaam is. Ik was nieuwsgierig. Wat zijn de betekenissen van het woord in hedendaagse cultuur, filosofie en theologie? Waarom kan er niet meer over de ziel gesproken worden in de theologie? Inmiddels ben ik alweer een paar jaar bezig met mijn onderzoek. Op verzoek van het moderamen van de synode van de PKN hield ik in november 2019 een lezing over de ziel. Dat heb ik vervolgens uitgewerkt tot een boekje met gespreksvragen voor geïnteresseerde lezers, gespreksgroepen en kringen.”
Het is een populair begrip geworden, de ziel mag weer, schrijft scriba René de Reuver van de Protestantse Kerk in Nederland. We spreken weer over de ziel van de samenleving en over bezielde verbanden.
“Ja, de ziel is haast een hip woord geworden. In de samenleving wordt het woord gewoon gebruikt. Steeds vaker en zonder gêne, is mijn indruk. Het heeft iets mysterieus, wat ook een reden kan zijn dat mensen het graag in hun taal meenemen.”
Is dat een goede ontwikkeling?
“Het ligt eraan. Het gaat erom wat mensen ermee bedoelen. Het gebruik van het woord geeft aan dat er een bepaalde openheid bestaat voor de mogelijkheid dat er meer is dan de materiële werkelijkheid waarin we leven. Dat vind ik positief. Het denken over de ziel is een barst in een volledig gesloten wereldbeeld. Ook gebruiken mensen het woord om aandacht te vragen voor het spirituele leven van de mens. Dat lijkt me ook zinnig. Maar het woord heeft veel betekenissen. In het christendom is het vaak het ondeelbare en onsterfelijke deel van de mens, diens essentie, maar ook daar zijn accentverschillen. Het komt er ook op aan hoe je God ziet. Als je God ziet als een kracht in het verlengde van ons mensen, zul je misschien sneller spreken van God en de menselijke ziel die in elkaar overlopen, van een goddelijke vonk bijvoorbeeld.”
Met dat idee van een goddelijke vonk of een diamant in jezelf, heeft u moeite.
“Ik probeer het gesprek met de Bijbelse schriften als uitgangspunt te nemen voor theologische reflectie. Ik denk dat de ziel niet een goddelijke kern in ons is, maar Gods Geest kan wel in ons komen en ons veranderen. Ik hoef geen god te zijn, ik mag mens zijn. Ik vind het wel een legitiem verlangen dat God in ons is. Dat de heilige Geest in mensen aanwezig kan zijn, verwijst daarnaar. In mijn boekje blijf ik wel onderscheid maken tussen God en mens.”
“Als het diepste in jezelf goddelijke energie is, blijft er weinig van jou over”
Het is misschien wel goed als mensen op zoek gaan naar een diamant in zichzelf?
“Als die vonk een onpersoonlijke goddelijke macht is die je in jezelf aantreft, ben je uiteindelijk helemaal geen ik. Als het diepste in jezelf goddelijke energie is, blijft er weinig van jouw eigen subjectiviteit en persoonlijkheid over. We zien onszelf toch als mensen met een eigen perspectief op de wereld? Die ervaring is basaal. Bij sommige mensen ontbreekt die ervaring, maar dat wensen we niemand toe.
Als je het idee dat we louter materie zijn doortrekt, kun je concluderen dat het idee dat we een ‘ik’ of ‘zelf’ zijn een illusie is. Zo heeft de bekende Amerikaanse atheïstische schrijver Sam Harris een populair boekje geschreven, ‘Het huidige moment: Spiritualiteit zonder religie’, over hoe je erachter kunt komen dat je geen ik hebt, zoals boeddhisten geloven. Dat kan volgens hem bijvoorbeeld onder invloed van drugs. Zo zou je dan tot de conclusie komen dat je ‘zelf’ een illusie is.”
Dat klinkt griezelig.
“Ja, want als we het spreken over personen zo problematiseren, hoe kunnen we dan bijvoorbeeld zeggen dat een mens een verantwoordelijk wezen is? Hier komen vragen over vrijheid en verantwoordelijkheid ten opzichte van God en elkaar op. Hoe werkt zo’n reductionistisch denken uit in de samenleving?”
Spreekt het idee van de geest van God niet eerder aan dan het beeld van een persoonlijke God dat veel misverstanden oproept?
“Ik denk dat we allebei nodig hebben. God is ongeschapen geest, maar daar hoort ook bij dat God is als een persoon. Natuurlijk, we moeten daar niet te menselijk over denken, God overtreft onze voorstellingen! In de Bijbel wordt over God gesproken als iemand die tot mensen spreekt, ook als een tegenover, iemand met wie je in contact kunt komen. Dan kan er sprake zijn van een relatie, ook met Jezus Christus, in wie we ook kunnen zien dat God persoonachtig is.”
Volgens u kunnen veel theologen niet goed uit de voeten met het woord ziel en het ook niet uit de Bijbel zo vertalen.
“Ja, al zien theologen de laatste jaar of vijf er toch weer meer in. Ook omdat meer filosofen het durven te doen. In Nederland kunnen we denken aan filosofen als Renée van Riessen, Gerard Visser, en René van Woudenberg. Theologen als Arnold Huijgen en Theo Pleizier hebben recent ook iets over de ziel geschreven. Maar inderdaad, vanaf de tweede helft van de vorige eeuw was de ziel in veel theologie eigenlijk problematisch. Het begrip ziel zou voortkomen uit een Grieks denken dat het Bijbelse spreken over de mens overschaduwt. En doet het spreken over de mens als ziel het lichaam niet te kort?
Bovendien vroegen neurowetenschappers aandacht voor hoe de mens lichamelijk in elkaar steekt, voor het brein dat alles bepalend zou zijn. Dat zie je uiteindelijk ook terug in filosofie en theologie, disciplines die in gesprek zijn met andere wetenschappen. Het maakt veel uit in hoeverre je het leven materialistisch of fysicalistisch wil verstaan.
De Maand van de Filosofie in 2012 ging over de ziel. Arts en Trouw-columnist Bert Keizer heeft toen ook een boekje over de ziel geschreven, ‘Waar blijft de ziel?’. De Amerikaanse schrijfster Marilynne Robinson betoogt in essays waarom er juist wel over de ziel moet worden gesproken. Zij gaat net als Bert Keizer in tegen de reductionistische kijk op de werkelijkheid dat alles alleen maar materie is.
Je hoeft niet in God te geloven om aan te nemen dat er meer is dan materiële en fysische processen. Dat blijkt onder andere uit het ‘zielgeloof’ van mensen. Maar er zijn goede filosofische argumenten waarom er zoiets als een ziel zou bestaan, een geestelijk zelf of een ‘ik’. Het gaat mij er in dit boekje om waarom de ziel van belang is voor gelovigen en waarom het juist in de kerk ook zinnig is om van de ziel te spreken.”
“De geest breekt ons open en bevrijdt ons van onze obsessie met onszelf”
Plato en Aristoteles schreven ook over de ziel. Heeft u iets aan hen gehad voor uw boek?
“In mijn proefschrift beschrijf ik ze wel kort als historische achtergrond. Door Plato en zijn verwerking in filosofische en theologische tradities is het woord ziel blijven leven. Ik zie de ziel echter als geschapen door God en niet als al bestaand voorafgaand aan ons leven, zoals Plato. We zijn als mens geschapen, onderscheiden van God.”
Het denken over de ziel is cruciaal, zegt u.
“Cruciaal voor het denken over de mens. Het besef dat we een ziel hebben, is wezenlijk, denk ik. Ik snap wel dat mensen ziel en geest als synoniemen beschouwen. Ziel vind ik een prachtig woord, ook vanwege de religieuze bijklank. Het nodigt uit over jezelf in relatie tot de waarheidsvraag te denken, tegenover God zou ik zeggen. Het woord heeft veel betekenissen, maar heeft ook een emotionele, innerlijke betekenis omdat het over het gevoelsleven van mensen gaat. Voor mij is het woord ziel in de brede cultuur vooral belangrijk omdat het gaat over het openbreken van een gesloten wereldbeeld en over de manier waarop we in het leven staan.”
De mens kan veranderen, dat is de Bijbelse reden waarom de ziel van belang is, schrijft u.
“De ziel is de constante terwijl je je ontwikkelt en verandert, een persoonlijke geschiedenis hebt. Bij de doop wordt ook wel gesproken van ‘de nieuwe mens’ of herschepping, maar je blijft die ene geschapen mens. De dopeling blijft die ene ziel. Dat geldt ook voor het leven na dit leven.”
De geest breekt ons open en bevrijdt ons van onze obsessie met onszelf, schrijft u.
“Dat zeg ik omdat mensen bij het woord ziel vaak al snel denken aan zelfhulp, erg met jezelf bezig zijn en jezelf vinden. Dat hoort inderdaad bij een mensenleven. Ik zeg niet dat dat niet tot op zekere hoogte behulpzaam kan zijn, maar er is een gevaar dat we continu met onszelf bezig zijn. Ik denk hierbij ook aan de Bijbelse notie van jezelf verliezen.”
Denkt u met dit boekje ook agnosten en atheïsten te bereiken?
“Er bestaat heel veel interesse in de ziel, juist ook buiten de christelijke scene, maar dit boekje is geschreven met het oog op mensen die iets met het christelijk geloof hebben of erin geïnteresseerd zijn. Het gaat over hoe je in het christelijk geloof over de ziel kunt denken.
Het is wel zo dat de ziel een mooie aanleiding kan zijn om het te hebben over wie en wat God is. Het woord God is immers voor heel veel mensen betekenisloos geworden. Ik denk niet dat mensen in God gaan geloven als ze het woord ziel belangrijk vinden, maar het is een mooi aanknopingspunt om het over geloof en God te hebben. Als het gaat over wie de mens is aan de hand van het woord ziel, dan kom je misschien ook wel op interessante vragen: heb ik een goddelijke kern, ben ik geschapen, is er meer dan we kunnen zien en voelen?”
--------------------------
Martine Oldhoff, ‘Kijk op de ziel’, KokBoekencentrum (2020), 56 blz., € 6,99
Sam Harris, ‘Het huidige moment: Spiritualiteit zonder religie’, Nieuwezijds (2014), 237 blz., € 21,95
Bert Keizer, ‘Waar blijft de ziel?’, Lemniscaat (2012), 148 blz., € 12,50