Ton Lathouwers (83) is zenboeddhist maar hij heeft een christelijke achtergrond die nog altijd deel is van zijn levensbeschouwing. Lathouwers is gefascineerd door het diep menselijke verlangen naar verlossing, een roep om hulp. Maar is er wel 'iemand' die luistert naar onze nood? "Ja, er wordt geluisterd naar ons roepen", zegt hij. En het frappante is: degene die luistert wordt in menige religie gezien als een vrouwelijke gestalte. Hij schreef er een boek over: Zij is altijd soms, een bloemlezing van teksten met commentaar over vrouwelijke symbolen van compassie: Kwan Yin in het boeddhisme, de God-barende in het christendom. Een gedeelte uit een interview dat Lisette Thooft met hem had voor Nieuw Wij.
Door Lisette Thooft
Waarom dit boek?
“Centraal in het boek staat waar ik zo van onder de indruk ben: hoeveel er om hulp geroepen wordt door de mensheid. Hoeveel schreeuwen om uitkomst er is. De Franse schrijfster Marguerite Duras schrijft ergens: ‘probeer het je eens voor te stellen, al die miljoenen handen van de mensheid die worden uitgestrekt in nood. Naar wat roepen ze, wie roepen ze? Is er hulp? Niemand weet het. Roepen ze naar de leegte? Naar God?’
Dat roepen ligt ook vervat in de naam Kwan Yin, want dat betekent letterlijk: ‘zij die luistert naar het roepen’. En het belangrijkste is: ja, er wordt geluisterd naar ons roepen. In elke religie komt dat tot uitdrukking. Maar waarom wordt degene die luistert gezien als een vrouwelijke gestalte? Waar je ook komt in de wereld, als er in een kerk of tempel zeven kaarsen worden gebrand voor Christus of voor Boeddha, dan staan daar zeventig kaarsen voor de moeder Gods of Kwan Yin tegenover. Er is blijkbaar een weten van het menselijk hart, dat je met je nood toch allereerst bij een moederfiguur terecht kunt. De vrouwelijke gestalten laten deze verbondenheid met compassie zien.”
Maar hoezo een gestalte? We hadden God met de baard op de wolk toch weggedaan, waarom nu een vrouwelijke godin?
“Nee, het gaat niet om godinnen. Ooit leerde ik van mijn vroegere hoogleraar godsdienstpsychologie Han Fortmann: mensen zijn symbolische wezens. Wij hebben symbolen nodig. We gebruiken natuurlijk ook abstracte begrippen wanneer we het hebben over compassie. Maar laten we eerlijk zijn: niemand die in nood zit roept ‘O grote leegte: help mij! O absolute werkelijkheid, help mij!’. Nee, dan roep je tot een persoon, een gelaat.
Natuurlijk is degene die aangeroepen wordt dan een symbool. Maar een symbool drukt wel degelijk iets uit van de werkelijkheid, van een Aanwezigheid, zoals Fortmann het noemt, die dieper reikt dan met gewone taal kan worden weergegeven. Daarom bestaat er ook kunst, want ook kunst reikt, juist als het symbool, dieper in de werkelijkheid.
Ook vanuit het boeddhisme wordt er dikwijls op gewezen hoe belangrijk de taal van symbolen en gestalten is. Juist om uit te drukken dat hetgene of degene die luistert naar onze smeekbeden een levende werkelijkheid of aanwezigheid is. Er is blijkbaar een diep weten van het menselijk hart dat wat we roepen, gehoord wordt in liefde en mededogen.”
Is dat dan zoiets als de persoonlijke kant van God?
“Er wordt meestal gezegd dat in het boeddhisme de diepste werkelijkheid onpersoonlijk is, terwijl die in het christendom vooral persoonlijk is in de gestalte van God. Maar grote boeddhistische denkers zoals Hisamatsu en mijn eigen leraar Masao Abe, de belangrijkste woordvoerder, in de dialoog met het christendom, zien dat anders. Abe zei altijd: in het boeddhisme is die ultieme werkelijkheid voorbij persoonlijk en onpersoonlijk. Allebei schieten die tekort als uitdrukking. Het is minstens óók persoonlijk, en tegelijkertijd is het meer. Een persoon is voor ons hart dichterbij.
Bron: Nieuw Wij