Elke maand schrijft Jan Oegema een miniatuur over bijzonderheden in het proza van Etty Hillesum. Deel 1: DIEPTE & AMBITIE.
“En nu ga ik met dat draaikolkerige gevoel van me naar de dokter, waarin ik, heel stiekem onder ons gezegd, niet zo veel vertrouwen heb.” Wanneer is deze zin geschreven? Vraag het tien taalkundigen en vermoedelijk zal niemand het raden. Ze zouden maar moeilijk kunnen geloven dat hij uit de eerste helft van de jaren veertig komt. Zo informeel, zo ongedwongen – en dan ook zo grappig, als je bedenkt dat hij uit een dagboek komt. “Stiekem onder ons gezegd”: maar er is geen ons. Degene die dit schrijft doet alsof er iemand meeleest, alsof ze iemand in vertrouwen neemt.
Gezag
Dit is de eerste van een reeks miniaturen over Etty Hillesum (1914-1943), over bijzonderheden in haar proza. Een tijdje terug heb ik dat voor de derde keer in mijn leven bestudeerd en kwam ik erachter dat ik de eerste keren het nodige níet had opgemerkt. Daarin ben ik niet de enige. Tijdens een retraite over haar leven en werk bleek dat verschillende deelnemers die ervaring hadden. Je kunt haar blijven lezen en bij elke leesronde vaststellen dat ze nog rijker is dan je je herinnerde. Het is alsof zij ouder wordt en jij steeds jonger. Ik ben net 60, zij tot in de eeuwigheid 28/29. Toch is zij degene die aan gezag wint.
Diepte
En aan diepte, reliëf. Duidelijker dan toen ik 20 of 40 was zie ik nu hoe uniek ze is als religieuze persoonlijkheid. Bijna alles aan haar is ongewoon. Haar keuze om niet te haten en niet onder te duiken, terwijl ze donders goed wist waar de Duitsers op uit waren. Haar verhoudingen met oudere mannen (meerdere tegelijk). Haar godsbeelden (idem). Haar manier van bidden. Haar bizar snelle ontwikkeling: binnen een anderhalf jaar omgeturnd van vage bohemien tot de Florence Nightingale van de Shoah. Ze was vier keer vrijwillig in kamp Westerbork, tot ze eind 1943 in Polen werd vergast. Ze zag zichzelf als ‘het denkende hart van de barak’, ze hield van Westerbork en was nergens liever als daar. Om te helpen, om te getuigen. Om te voelen dat ze haar weg had gevonden. Haar weg en haar nietsheid, met een begrip ontleend aan mystici die ze op Meister Eckhart na niet meer kon lezen.
Ambitie
Wat me nu bij herlezing treft is haar enorme ambitie. Frans Kellendonk had nog nooit een letter gepubliceerd en wist al dat hij later een groot auteur zou worden, met die op niets stoelende zelfverzekerdheid van jong supertalent. Hillesum had iets soortgelijks. Ze wist dat ze tot iets groots was voorbestemd en voldoende deemoed en zelfrelativering in huis had om haar originaliteit te bewijzen. Al snel zie je dat besef groeien, het leuke daarbij is dat ze er nooit moeilijk over doet, ze droomt en fantaseert er lustig oplos, niet zelden op de toon van moet je mij nou toch horen. “Als ik nou niet oppas ga ik binnenkort nog de een of andere nieuwe religieuze secte in het leven roepen.”
Dit noteert ze een week na aanvang van haar dagboek en de eerste keer haar visie op haat formuleert. Ongelooflijk.
Nieuw archetype
Hillesum behoort tot die zeldzame personen die de spiritualiteit verrassen met een nieuw archetype. Onverwisselbaar en onmiddellijk herkenbaar, weinig anders dan bijvoorbeeld Sint Franciscus of Emily Dickinson. Ongrijpbaar en onnavolgbaar, daardoor voorwerp van blijvende verwondering. En dat mede door haar taal, waarvan je eerst niet doorhebt hoe nieuw en fris die is. Ze heeft het over werken aan jezelf, bewustwordingsproces, er weer tegen kunnen, het eigen ritme beluisteren – ze klinkt als een tijdgenote, alsof ze je gewoon zit te appen. Ze moet geweten hebben hoe voorlijk haar Nederlands was, want ze zondigde welbewust tegen het plechtige spellingbeeld van toen. Geen sch’s, geen dubbele e’s en o’s. Alleen dat al toont dat ze zich zag als iemand van de toekomst.
Vond u dit artikel waardevol? Trakteer ons dan op een kopje koffie! Doneren kan via deze link.