Een kennis van Marinus van den Berg was ter plaatse, toen enkele dagen geleden een bijna-aanslag plaatsvond op het Centraal Station van Brussel. “Er was paniek, maar ik bleef kalm en hielp een man in shock”, mailde de kennis. Er is veel angst, maar misschien is er meer moed dan we weten. Moed om angst niet het laatste woord te geven.
Door Marinus van den Berg
E. vertelde me over zijn betrokkenheid bij de wijk Molenbeek. Hij studeerde rechten en filosofie in Leuven. Hij is onderzoeker en docent aan de hogeschool Odisee, woont en werkt in Brussel. We liepen naar het bloementapijt bij het beursgebouw, neergelegd na de aanslagen. Dat was in 2016. Hij wees op de verscheidenheid van nagelaten religieuze tekens. Het was enkele weken na de bommen in de Brusselse metro en op het vliegveld Zaventem.
Hij wilde middels onderzoek samen met moslimvrouwen meer inzicht krijgen in die vermaledijde wijk waar nu zelfs toeristenbussen door heen rijden. Hij had weinig sympathie met dit ‘leedvermaak’ met deze aapjeskijkerij. Er is veel verborgen lijden in deze wijk, zoals grote werkeloosheid, slechte scholen, armoede en kwetsbare gezondheid. Er is meer gaande dan dat de wijk een broeinest voor terreur zou zijn. De meeste moslims die er wonen zijn anders maar dat wordt minder uitvergroot.
Angst
In het begin van dit jaar toen ik weer een gastles mocht verzorgen in Brussel was hij moe. Niet alleen hij. Na de aanslag was het aantal studenten aan de Hogeschool teruggelopen. Vooral witte studenten durfden niet meer naar de school op loopafstand van het Centraal Station te reizen. Ook subsidieverleningen voor zijn onderzoeksprojecten leden daar onder. Er werd door mensen die erin geloofden veel geïnvesteerd maar onbetaald.
Enkele dagen na mijn bezoek stuurde E. mij een manuscript voor een boek over angst. Niet alleen over angst in deze tijd en in deze wereld maar ook angst in zijn leven. De angst om niet aanvaard te worden in de keuzes die hij maakte op zijn levensweg. Die angst was zowel van zijn moederskant als van zijn vaderskant diep geworteld in de familiegenen. Hij probeerde zijn weg te gaan en zich niet door angst te laten leiden. Hij wilde niet leven naar de verwachtingen van anderen. Korte tijd later stierf zijn vader en nu is hij wees.
Ik had al een eerste contact gelegd met mijn uitgever om te zien of zijn werk bij hen zou kunnen verschijnen. Op een zeer persoonlijke wijze raakt hij aan een openliggende zenuw van onze tijd. Er is moed voor nodig om daarmee naar buiten te treden. Hij blijft niet op filosofische afstand naar het verschijnsel angst kijken, maar hij brengt zichzelf in. Hij is geen toeschouwer maar eerder een betrouwbare buur van al die mensen die angst kennen. Niet alleen de mensen in beveiligde wijken en gebouwen maar vooral in de buurten en de straten waar vaak met vooroordelen en dedain naar wordt gekeken.
Mislukte ontploffing
Hij wil naar Rotterdam komen maar dat is nog even uitgesteld na het overlijden van zijn vader. Ik denk aan hem op deze dag waarop er in België allerlei beperkingen ten aanzien van het watergebruik worden afgekondigd. “Ik ga een buur die toch zijn tuin sproeit niet aangeven bij de politie”, hoor ik op de radio. Ik luister veel naar Klara-klassiek. Ik denk dat ik dat ook niet zou doen. Maar als ik sterke wietlucht zou ruiken of als ik alsmaar mensen in een van de woningen naast mij binnen zou zien gaan, mensen die zo heel anders gekleed zijn, een baard dragen, Arabisch spreken en die ieder contact vermijden…? Wat zou ik dan doen? Zou ik dan de moed hebben om kennis met hen te maken?
Het zijn vragen waarop ik nu geen antwoord hoef te geven. Ik kan mezelf gemakkelijk als een politiek correcte burger voordoen. Iemand die lijkt te weten wat de goede keuzes zijn. Maar er is vandaag nog ander nieuws. Nieuws uit het Centraal Station van Brussel.
De laatste keer dat ik er was bracht hij mij tot die plek. Ook toen waren er militairen. Ik groette hen en sprak even met een van hen. Het was toen 17.10 in de avond en druk. Gisteren - ik was in Sluiskil om te spreken over het andere levenseinde - om 20.20 uur was er daarin Brussel een mislukte ontploffing. Een soldaat schoot de man die schreeuwde dood.
Kalm
Ik dacht aan E. die me in februari naar het station had teruggebracht. Onderweg vertelde hij van zijn onderzoeksopzet in de wijk Molenbeek. Ik ken de plek van de mislukte ontploffing goed. Daar in die hal tegenover de loketten. Ik schrijf dat ik aan hem denk en dat hij nog altijd van harte welkom is in Rotterdam. Al heel snel ontvang ik een reactie.
Wat ik niet wist, schrijft hij me: hij was daar gisterenavond op 15 meter afstand. “Er was paniek, maar ik bleef kalm en hielp een man in shock. Ik leef nog en ben dankbaar er nog te zijn.” Hij schrijft me dat hij onlangs was gaan lezen in het boek De moed om te zijn van de theoloog Paul Tillich (1). Een boek uit 1955. Ik kocht het op 4 november 1970. Ik haal het tevoorschijn. Geen gemakkelijk toegankelijk boek.
Hoe zal ik reageren als ik oog in oog met geweld kom te staan? Ik weet het niet. Maar vandaag schrijft de man die nog geen 50 is me dat hij kalm was en andere een man in shock hielp. Dat hij dankbaar is nog te leven. Zijn ervaring geeft me hoop: dat je op een kritiek moment kalm kunt zijn en een ander kunt helpen. Maar misschien zal ik zelf panisch zijn en geholpen worden door iemand die kalm blijft.
Zonnebloemen
Er is veel angst maar misschien is er meer moed dan ik weet. Moed om angst niet het laatste woord te geven. Het was een hete dag. Ik bleef vooral thuis. Ik kwam niet tot veel. Aan de bloemist vraag ik hoe lang in zijn winkel 15 meter is. Ik zie het nu voor me. Ik koop vijf zonnebloemen en verdeel ze over vijf keramische kommen: een voor E., een voor de soldaat, een voor de man in shock, een voor de naasten van de gedode die misschien wel van niets wisten, en een voor mezelf en alle mensen opdat de moed als een krachtige zonnebloem kan opbloeien als de angst je aangrijpt.
(1) Paul Tillich, De moed om te zijn, Bijleveld Utrecht, 1955.
21 juni 2017