In het migrantenvraagstuk zit weinig schot. “Open de grenzen", luidde het pleidooi van rechtsfilosoof Edith Brugmans veertien jaar geleden. “Vreemdelingen weren is een uitvloeisel van een fundamentele weeffout in ons rechtsbestel. Een onrechtvaardigheid die de westerse samenleving nog te overwinnen heeft.” Ondertussen is er weinig veranderd. Wordt het niet tijd om migratie als een gerechtvaardigd verlangen te erkennen en daar politiek naar te handelen.
Door Theo van de Kerkhof
Ik geloof dat we als westerlingen een problematische verhouding hebben tot het vreemde”, stelt René Grotenhuis in zijn column van afgelopen vrijdag (7 augustus). Westerlingen zijn gefascineerd door het vreemde en exotische. In vakantietijd zwermen ze in groten getale over de wereld uit. Maar tegelijk houden ze het vreemde graag veilig op afstand en weren ze de vreemdeling liefst uit de eigen leefomgeving.
Achter deze persoonlijke belevingscategorieën gaat het immense migratieprobleem schuil, dat vooral tot ons komt in de schrille gedaanten van de uitzettingsproblematiek, de levensgevaarlijke mensensmokkel en de onhoudbare wantoestanden aan de poorten van Groot-Brittannië.
Weinig vorderingen
Het is schrijnend om te zien hoe in dit migratievraagstuk zo weinig vorderingen worden gemaakt. Veertien jaar geleden interviewde ik rechtsfilosofe Edith Brugman die toen de opmerkelijk stelling verdedigde: “Open de grenzen.” Zij propageerde vrije migratie voor iedereen. Het onderscheid tussen vluchtelingen en andere migranten was volgens haar een onwerkbaar en onjuist criterium.
Aanleiding voor haar vergaande stellingname in het toenmalige vreemdelingendebat was een mensensmokkeldrama waarbij 58 Chinezen omkwamen in een Nederlandse vrachtauto bij hun poging Brits grondgebied te bereiken. In vergelijking met de situatie van toen is er nauwelijks verbetering te bespeuren. Sterker nog: de wijze waarop en de aantallen waarin mensen omkomen bij hun poging Europa te bereiken zijn alleen maar gruwelijker geworden.
Fundamentele weeffout
Maar ook in het denken over migratie lijkt weinig schot te zitten. Nog steeds is het beleid gericht op weigering, afweer en afgrenzing van de Europese buitengrenzen. Nog steeds komt het denken over migratie niet veel verder dan. ‘Hoe houden we ze tegen?’
Precies op dit punt richtte Brugman veertien jaar geleden haar pijlen: uitsluiten en buitensluiten berust op een morele denkfout, vond zij. “Vreemdelingen weren is een uitvloeisel van een fundamentele weeffout in ons rechtsbestel. Een onrechtvaardigheid die de westerse samenleving nog te overwinnen heeft.”
Tegenargumenten
Er zijn natuurlijk direct legio tegenargumenten te opperen: zouden Europese samenlevingen niet bezwijken onder een massale toestroom van migranten uit ontwikkelingslanden die naar het rijke Westen zouden toestromen bij open grenzen? Heeft een samenleving niet ook recht op afscherming van het eigen grondgebied, etc.
Op tal van punten wist Brugmans deze en andere tegenwerpingen te pareren. De negentiende-eeuwse nationale staat met soevereiniteit op een bepaald grondgebied is wat haar betreft passé. “Binnen de Europese Unie is vrij verkeer van personen mogelijk. Wat mij betreft, mag dat voor de hele wereld gelden.” Haar visie impliceerde tevens een afslanking van overheidstaken. “Je zult de verantwoordelijkheid meer bij mensen zelf moeten leggen (…) Er zit een harde kant aan mijn voorstel. ‘Dan staan ze zomaar op straat': mensen noemen dat vaak als de verschrikkelijkste kant van het huidige vreemdelingenbeleid. Ik denk dan: ‘Ja, dan staan ze op straat, dan moeten ze er maar wat van zien te maken.’ Het verschil is dat mensen er in mijn voorstel ook wat van kúnnen maken. Ze kunnen aan het werk gaan. Illegaliteit verdwijnt en werkvergunningen zijn niet meer nodig.”
Smoesjes
Met meer ideologisch getinte tegenwerping - het vreemdelingenbeleid dient rechtvaardig maar streng te zijn - was Brugmans snel klaar: “Smoesjes die het eigenlijke argument verhullen: wij willen onze rijkdom niet delen. Wij eigenen ons rechten toe die wij anderen onthouden.”
In het katholiek sociale denken ziet zij aanknopingspunten voor een meer solidair denken: “Het katholieke geloof heeft een universele pretentie. Het heeft zich nooit gebonden gevoeld aan één natie, of aan de staatsgrenzen zoals wij die nu kennen. Dat versterkt de idee van mondiale solidariteit, een belangrijk uitgangspunt. Net als aandacht voor de zwakkere, de vreemdeling, los van de vraag wie dat is.” “Bij een bezinning op de taak van de overheid biedt de katholieke sociale leer een interessant idee: leg verantwoordelijkheden op een zo laag mogelijk niveau binnen de samenleving. Dit subsidiariteitsbeginsel sluit goed aan op mijn pleidooi voor meer vrijheid, zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid van de burgers.”
Vluchtelingen
Nu is er in het Europese denken over vreemdelingen de laatste honderd jaar natuurlijk niet niks gebeurd. Of het nu tegen wil en dank is of niet: de facto staat de wereld al een halve eeuw bij Europa op de stoep. Sterker nog, ‘de wereld’ is bij ons in de straat komen wonen. En ook op het vlak van moraliteit zijn er natuurlijk stappen gezet. Van het koloniale verleden is in de twintigste eeuw finaal afscheid genomen. Het VN-vluchtelingenverdrag uit 1951 erkent het recht van vluchtelingen op een veilige haven en verplicht de deelnemende staten om vluchtelingen op te nemen.
Maar juist op dit punt zit er ook een addertje onder het gras. Door de erkenning van het vluchtelingenrecht worden niet-vluchtende migranten als ongewenste gelukzoekers weggezet. Terwijl ook zij goede motieven kunnen hebben om uit hun geboorteland te vertrekken, zoal Europese emigranten uit de negentiende en twintigste eeuw dat hadden toen zij naar Canada, Australië, of Noord- of Zuid-Amerika vetrokken.
Gerechtvaardigde wensen
De oplossing moet mijns inziens inderdaad gezocht worden in de richting die Edith Brugmans wijst: een opheffing van het verschil tussen vluchtelingen en andere migranten. Minstens moet er een eind komen uit het tegen elkaar uitspelen van beide categorieën. Het motief waarom een migrant zijn geboortegrond verlaat doet er niet zoveel toe. De wens om te migreren is een voldoende grond. Neem die wens serieus en maak die tot uitgangspunt van beleid. Dat is de enige manier om uit het beknellend conflictdenken te geraken, waarbij de één (het Westen) met man en macht tegenwerkt wat de ander (de migrant) met gevaar voor eigen leven juist wil bereiken. In plaats van op een strijdmodel moet het beleid gestoeld worden op een overlegmodel van constructieve onderhandeling, waarbij gerechtvaardigde wensen en belangen serieus worden genomen. Enerzijds is daar het gerechtvaardigd verlangen van een samenlevingen op stabiliteit en orde, maar anderzijds mag meer dan nu de rechtmatigheid van de wens van migranten om zich elders te vestigen gehonoreerd worden. In de tijd van globalisering wordt de wereld geleidelijk aan steeds meer één land, zoals de Verenigde Staten en Europa nu al bovenstatelijke eenheden zijn. En we kunnen het maar beter onderkennen: dat ene land ‘wereld’ is een migratieland. Dat vraagt om een wereldwijd migratiebeleid.