Het moderne leven stelt nieuwe eisen aan verzorgingshuizen. Meer privacy, grotere kamers en de patiënten heten tegenwoordig ‘gasten’. Of dat alles vooruitgang is? Pastor Marinus van den Berg wil geen klaagzang houden, maar probeert wel de nieuwe werkelijkheid tegen het licht te houden en stil te staan bij wat bewaard moet blijven nu ook zijn verpleeghuis na 45 jaar de deuren sluit.
Door Marinus van den Berg
Er worden niet alleen kerken gesloten. Er worden ook verzorgingshuizen gesloten. In die huizen waren vaak kapellen. Verzorgingshuizen worden om verschillende redenen gesloten. Een reden is de verouderde huisvesting. Wat voor mensen die moeten vluchten een zeer aanvaardbare bijna luxe onderkomen is, is voor de welvarende Nederlander die moet revalideren of niet meer in de eigen woning kan wonen onaanvaardbaar. “Je doet je kat nog niet in zo ’n bezemkast”, hoorde ik zeggen. Haar moeder kreeg een kamer – kamertje – op een revalidatieafdeling van een 45 jaar oud verpleeghuis. Het was klein en de kleuren waren er niet opwekkend.
Zorg voor zorgenden
Het verpleeghuis, waar ik 17 jaar werkte (Antonius IJsselmonde in Rotterdam), heeft een indrukwekkende geschiedenis en was in meerdere opzichten een voorloper. Ik noem de afdeling voor jongeren (tot 60 jaar) met een Niet Aangeboren Hersenletsel. Ik noem de zorg voor mensen die in de laatste tijd van hun leven zijn gekomen: de kraamkamer van de terminale palliatieve zorg. Ik noem de zorg voor ouderen na een hersenbloeding.
Tegelijk was er in IJsselmonde de zorg voor mensen met dementie en de chronische zorg voor ouderen tot het einde van het leven. Kortom: zorg voor mensen met verschillende complexe aandoeningen. Het hoofdaccent lag vele jaren op de inhoudelijke kwaliteit van de zorg. Veel aandacht was er voor de onderlinge samenwerking van verschillende beroepsbeoefenaren en ook op de zorg voor elkaar: zorg voor zorgenden.
Wat later kwam de aandacht voor de kwaliteit van het gebouw, de aandacht voor privacy en de snel toenemende eisen uit de samenleving die minder kennis had van de inhoudelijke kwaliteit maar wel keek naar de uiterlijke vormen zoals het ongewenste verblijf op kamers met meerdere bedden of in te kleine kamers.
Privacy
Nu gaan deze tehuizen - en ook dit huis - dicht en komen er nieuwe voorzieningen. Het hoofdaccent ligt op meer ruimte en privacy voor de gebruikers die nu klanten, cliënten of zorgconsumenten worden genoemd. Zij lijken erop vooruit te gaan maar we weten niet of er ook niet meer eenzaamheid zal zijn vanwege minder gemeenschapsruimtes. Dat moet ontdekt en verkend worden.
Medewerkers hebben minder vaak een eigen werkruimte en verpleegposten zijn geminimaliseerd. Verplegenden en verzorgenden moeten aanbellen zoals in de wijk. Er wordt schoongemaakt, zoals in een hotel, als de ‘gasten’ niet op hun kamer zijn maar naar therapie. Er zijn medewerkers die verlies van gezelligheid vrezen. Dat is onderlinge gezelschap, steun en verbondenheid. Er zijn kantoortuinen en het is zoeken naar plekken waar vertrouwelijke en privacygevoelige gesprekken gevoerd kunnen worden. Die plekken zijn er maar je moet meer flexibel zijn kan ik met zeven jaar ervaring in een groot nieuw hospice zeggen. Ik schrijf dus geen klaag-verhaal maar probeer de nieuwe werkelijkheid te zien.
Marketingtaal
Geestelijk verzorgers moeten mijns inziens niet stranden in klaagverhalen alsof het vroeger allemaal beter was. Er was wel een en ander aan te merken op de oude situatie. Geestelijk verzorgers moeten mijns inziens wel peilen en voor het licht houden wat de nieuwe ontwikkelingen betekenen voor patiënten – mensen die lijden en geduld moeten hebben – en voor de werkers. Ik signaleer dat er een verleiding is om in marketingtaal te gaan praten met verdringing van relationele belevingstaal. Ik zie ronkende taal in interne nieuwsbladen waar alles rozengeur en maneschijn lijkt en ‘klanten’ zeggen wat beleidsmensen graag willen horen. Kritische geluiden komen niet aan bod.
Ik signaleer ook dat dat een ontmoedigende werking heeft op zorgverleners en andere medewerkers die aan den lijve ondervinden dat er een kloof dreigt tussen de alledaagse werkelijkheid en de utopische verwachtingen. Dat de werkelijkheid weerbarstig is wordt te weinig verwoord.
Stiltecentra
In de nieuwe voorzieningen zijn vaak wel stilteruimtes. Zeer verschillend in omvang en vormgeving. Je kunt er stil zijn. Je moet er stil zijn. Ze worden vaak gezien als ruimtes van de geestelijke verzorging en geestelijk verzorgers maken zich er sterk voor. Mooi… maar het moet vooral ook een zaak van het hele huis zijn en… er zijn ook elders ruimtes nodig waar dat andere Woord gesproken kan worden. Een woord dat bemoedigt en troost of een woord dat kritisch stemt. Niet alles wat van boven komt moet geslikt worden. Van welk boven dan ook.
Het sluiten van een gebouw met een lange zorggeschiedenis – ik praat over een huis dat 45 jaar bestond – is een ingrijpende gebeurtenis. Niet op zijn minst voor hen die er vele, vele jaren werkten. Op twee laatste zondagen stonden we erbij stil. De eerste met revalidanten die gewoon waren op zondag naar een kerkdienst te gaan en met de vrijwilligers die vele jaren voor de begeleiding zorgden. Op de tweede zondag met medewerkenden van de verschillende diensten, zoals de receptie, de keuken, de verpleging, artsen en anderen.
Beide samenkomsten waren gericht op terugkijken, herinneren, weemoed, rouw en kijken naar de onzekere toekomst. “Goed dat jullie dat zo hebben gedaan”, zeiden meerderen. “Ik had het nodig om niet kaal weg te gaan.” Er werd stem gegeven aan de ambivalente gevoelens maar ook aan samen willen bouwen aan een nieuwe toekomst. Geestelijke verzorging is er niet alleen voor de cliënten/patiënten maar ook voor de cultuur van het huis om de humane dimensie van de zorg te bewaken en aan de orde te stellen.
Andere taal
Er worden kerken gesloten en er worden kapellen in instellingen gesloten. We hebben niet alleen stilteruimtes nodig maar ook plaatsen voor het andere woord, de andere taal die zich niet laat inpakken door de taal van de markt. Vorm en inhoud mogen geven aan deze twee afscheidsbijeenkomsten, nu ik zelf op 1 januari 2016 niet meer in dienst van deze zorgorganisatie zal werken, was een bijzondere kans om niet alleen terug te kijken maar ook te zoeken naar wat bewaard moet blijven. Wat geloof, hoop en liefde blijven beteken. De andere taal die de liefde en niet het kostenplaatje centraal stelt.
[box type="shadow"]
Marinus van den Berg is geestelijk verzorger en pastor in Rotterdam. 17 jaar was hij verbonden aan verpleeghuis Antonius IJsselmonde. Op 1 januari gaat hij met pensioen. Van den Berg is auteur van verschillende boeken over o.m. pastoraat en rouwverwerking. Regelmatig levert hij bijdragen aan de Bezieling. In december verschijnt zijn nieuwste boek: Lijden verlichten, over de vraag: wat stond en staat mij te doen (uitgeverij Ten Have).
Verpleeghuis Antonius IJsselmonde sloot onlangs na 45 jaar zijn deuren. Voor de verschillende patiënten/cliëntengroepen zijn in de afgelopen jaren al nieuwe onderkomens gevonden. Recent nog verhuisde de kortdurende revalidatiezorg naar een modern zorghotel, ‘Intermezzo’.
Op 16 december vindt er ter gelegenheid van het afscheid van Marinus van den Berg een receptie en symposium plaats (aan het symposium zijn kosten verbonden.)
[/box]