Paulien van Bohemen is geestelijk verzorger in een verpleeghuis. Ze tekent scènes op uit het dagelijks leven aldaar. "Ik wilde wielrenster worden, maar dat kon niet in mijn tijd."

Door Paulien van Bohemen

“Je mag alleen binnenkomen, als je je mond houdt.” Johanna staat met haar rollator voor de grote televisie in haar kamer. “Ik heb geen tijd voor je goede bedoelingen, want het is baanwielrennen.” Met haar blik strak op de tv gericht, wappert ze met haar linkerhand richting de bank. “Ga zitten.”

Zes baanwielrensters – waaronder één in oranje – rijden rondjes. Het tempo gaat alsmaar hoger. Johanna duwt haar rollator nog dichter bij de televisie. “Kom op, meid, trappen!” Gespannen slaat ze met twee vuisten bovenop de handvatten van de rollator. “Trappen, trappen, harder, harder!” Oranje komt als eerste over de streep.

“Ja, ja, heel goed gedaan!” Johanna steekt beide armen in de lucht. “Gewonnen!” Ze wankelt, grijpt naar haar rollator, en hervindt haar evenwicht. “Geweldig, geweldig! Zag je dat?”

Als de gouden medaillewinnares bijna tot stilstand is gekomen, draait Johanna zich om. “Ik heb zin in thee, dat heb ik wel verdiend na zo’n inspanning”, lacht ze. Nog helemaal verrukt gaat ze zitten. “Oh, jongens, dit is fantástisch.”

Stralend zet ze het geluid zachter.

“Ik ben jaloers op deze winnares. Als ik nu jong was, had ik misschien wel die gouden plak gewonnen vandaag.” Ze neemt een slok thee. “Ik wilde wielrenster worden, maar dat kon niet in mijn tijd. Racen op de fiets was niet voor vrouwen. Een vrouw op een wielrenfiets was iets onbehoorlijks, vond men.” Ze lacht spottend.

“Toen ik een fiets kreeg voor mijn Eerste Communie reed ik heel vaak rondjes rond het plein achter ons huis. Ik kon steeds sneller. Maar als mijn moeder me zag racen, dan riep ze me naar binnen. ‘Help me liever met het eten in plaats van je als een jongen te gedragen’, snauwde ze dan. Bezweet en boos zat ik vervolgens aardappels te schillen in de keuken.”

Johanna’s gezicht betrekt.

“Mijn drie broers mochten wel zo hard fietsen als ze wilden. Mama moest eens weten, dat ik ze makkelijk kon inhalen.” Ze snuift minachtend.

“Het was gewoon niet eerlijk, niet eerlijk.”

Dan vermant ze zich. “Ik moet oppassen, dat ik niet zeurderig overkom.” Ze glimlacht geforceerd. “Straks komt u niet meer terug en ik denk niet, dat u een vervanger hebt.”

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.