De openbare ruimte is er voor iedereen, toch? Behalve blijkbaar voor daklozen, gezien het 'verjaagbeleid' van veel gemeenten. "Ik schaamde me", schrijft Lisette Thooft, "verjagen was precies wat ik van plan was." 

Door Lisette Thooft

Er is een daklozenopvang een paar panden verderop in de straat waar ik mijn rebalancingpraktijk heb en soms zitten er mannen op mijn brede vensterbank te roken. Dat merk ik vooral aan de peuken en de andere rommel die ze achterlaten in mijn geveltuin.

Ik raap dat natuurlijk op en ik gooi het weg, de vuilniscontainer is vlakbij.

Met een vriend overlegde ik wat ik zou kunnen doen. Bestaan er ijzeren strips met punten die je op een vensterbank kunt schroeven zodat er niemand meer op kan zitten? Dat zou misschien agressie uitlokken, zei de vriend en hij suggereerde om de geveltuin te vervangen door plantenbakken even hoog als de vensterbank. Leek me veel werk. En ik bedacht: ik zet de vensterbank gewoon vol met bloembakken.

Een paar dagen na dit overlegje verscheen er een fotoverslag in de internetkrant de Correspondent onder de titel ‘Nee, de openbare ruimte is niet van iedereen’ over de maatregelen die gemeenten nemen tegen daklozen. IJzeren strips met punten bijvoorbeeld, en bankjes met armleuningen in het midden, zodat er niemand op kan liggen. Betonnen blokjes op de grond. Leun-steunen in bushokjes. Allemaal anti-daklozenmeubilair.

Want steden willen geen daklozen. Maar is dat wijs bestuur?

“Een stad is geen verdienmodel,” schrijven Michelle van Tongerlo en Desiré van den Berg in hun stuk.

“Een stad heeft een sociale functie en is een plek waar subculturen samenkomen en elkaar helpen. Dakloze mensen zijn kwetsbaar. Ze hebben onze zorg nodig, maar wat ze vooral krijgen is vijandigheid en onverschilligheid. Ze hebben geen belangengroepen, geen eigen politieke partij. Stemmen mogen ze niet. De enige manier waarop ze hun stem kunnen laten horen is door in de openbare ruimte te zíjn. Ze verjagen is het ontkennen van hun menselijkheid.”

Ik schaamde me. Dat was precies wat ik van plan was geweest. Wat heb ik nou eigenlijk voor last van de mensen die op mijn vensterbank zitten? Ik hoor geen herrie en ze maken niks kapot.

Ik wilde overheidje spelen. En dat terwijl ik met lede ogen de regelzucht en controledwang zie toenemen, die vaak meer kwaad dan goed doen. Want al dat geregel en gecontroleer kost zoveel tijd en energie, dat de stroom vastloopt.

Ik zet toch maar geen bloembakken op mijn vensterbank.

 

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.