Paulien van Bohemen is geestelijk verzorger in een verpleeghuis. Ze tekent scènes op uit het dagelijks leven aldaar. " Ja, ik maak er maar een grapje van, terwijl ik net zo goed zou kunnen janken."

Door Paulien van Bohemen

“Dus u verzorgt onze geest? Op verzoek of ook ongevraagd?” Hij zit aan de eettafel in zijn appartement en roert in een donkerblauwe mok met hete thee. “Nou, kom maar even binnen,” wenkt hij. “Mijn geest kan namelijk wel een opknapbeurt gebruiken. Maar het zal een heel karwei worden, vrees ik.” Hij gaat rechtop zitten en sluit zijn ogen. “De draadjes moeten weer worden aangesloten, de schroeven aangedraaid en de hele boel gesmeerd. Ga uw gang.”

Na een halve minuut brengt hij zijn handen naar zijn hoofd en tast zijn kale schedel af. “Ik voel niks, ik wil mijn geld terug,” zegt hij terwijl hij zijn ogen opent. Er verschijnt een flauwe glimlach op zijn gezicht, die meteen weer verdwijnt. “Ja, ik maak er maar een grapje van, terwijl ik net zo goed zou kunnen janken. Ik heb nu drie jaar alzheimer. Sinds een tijdje woon ik hier. Ik dacht eerst, dat muren op me af zouden komen, maar ik voel me juist heel veilig. Deze kamer beschermt mij.” Hij kijkt om zich heen en knikt goedkeurend. “Ik zit het liefst de hele dag televisie te kijken, maar mijn zoon zegt, dat ik ook af en toe weg moet. Naar het winkeltje beneden of een praatje maken in de hal. Nou, nog voor geen miljoen. Ik zie het al helemaal fout gaan. Ben ik daar en weet ik de weg niet meer terug. Sta ik daar als een hulpeloos mannetje, dat een wildvreemde moet aanklampen om zich thuis te laten brengen. Nee, dat vind ik nogal sneu.”

Hij neemt een slok van zijn thee en staart naar het tafelblad. Op de gang klinkt het piepen van de medicijnenkar over het laminaat.

“Weet u, als ik ’s avonds in bed lig, moet ik heel diep nadenken welke kleren ik die dag aan had. Wanneer ik terugkom van de maaltijd in de  huiskamer weet ik vaak niet meer wat ik gegeten heb. Laat staan, dat ik nog een beeld heb bij mijn tafelgenoten. Als de zuster vraagt of ik lekker gegeten heb, zeg ik voor de zekerheid altijd maar ‘ja.’ Gelukkig ben ik een makkelijke eter, dus ik geloof niet dat ik dan lieg.” Hij slaat zijn ogen op naar het plafond. “Het voelt net alsof er iemand in mij woont, die na elke gebeurtenis mijn hoofd op slot doet, zodat ik niet meer bij mijn herinneringen kan. Dat voelt zo machteloos.” Hij zucht diep en kijkt weer voor zich uit. “Nou, dank, dat u even naar mij wilde luisteren. Dag lieverd. O nee, dat is onbehoorlijk van mij. Ik neem het terug. Hoor mij nou. Zoiets zou ik vroeger nooit gezegd hebben. Wilt u mij niet kwalijk nemen en dit alstublieft niet in mijn dossier schrijven?” Hij kijkt smekend. “Straks moet ik mijn spullen pakken en ik wil hier echt niet meer weg.”

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.