Het geloof verdampt. Niet door de individualisering zoals vaak gedacht maar door de druk van de dominante, seculiere massacultuur. Dat is de stelling van praktisch theoloog Jan Hendriks. Om ruimte te creëren voor geloof hebben we eerder meer dan minder zelfdenkende individuen nodig. En bovenal: er is nood in onze rationalistische cultuur aan plaatsen waar we ervaringen en ervaringsverhalen kunnen delen. Die plaatsen zullen we zelf moeten creëren. Ga op weg ‘Langs verhalen van hoop’. Wacht niet langer op besluiten van hogerhand.
Door Jan Hendriks
"Het geloof individualiseert", aldus ook weer godsdienstpsychologe Joke van Saane in haar commentaar op het recente onderzoek van Trouw naar het geloof van de Nederlanders. Kort gezegd komt de redenering hier op neer: individualisering betekent dat mensen los raken van traditionele verbanden (kerk, buurt, familie); zij laten zich niets meer voorschrijven en bepalen voortaan zelf of en wat zij geloven. Dat leidt tot een onoverzichtelijke variatie in opvattingen en levensbeschouwingen. Ieder houdt er zijn eigen godsdienst op na.
Is die redenering correct? Individualisering is een realiteit, maar de gevolgen zoals die geschetst worden kloppen niet. Laat ik twee dingen noemen.
Kudde
Ten eerste is het zo dat mensen ook vandaag sterk worden beïnvloed door de netwerken waar zij deel van uitmaken. Het verschil met vroeger is - zoals Hurenkamp, Duyvendak e.a. op grond van empirisch onderzoek opmerken - dat zij daartoe niet meer worden gedwongen, zoals in de tijd van de verzuiling min of meer het geval was. “Zij doen dat nu in volle vrijheid.” Hun conclusie luidt: “We blijken nog in hoge mate te worden beïnvloed door de sociale groepen waartoe we (enthousiast!) behoren en blijken – o zo individueel – en masse tot dezelfde keuzes te komen.” ‘Kiezen voor de kudde’ luidt dan ook de ondertitel van het boek over individualisering waaruit dit citaat stamt. Dat is toch een tikje anders dan de mythe van de zelfverwerkelijking suggereert.
Eenvormiger
Ook de bewering dat de variatie in levensbeschouwelijke opvattingen toeneemt klopt niet. Integendeel, de cultuur wordt steeds eenvormiger. Dat profeteerde Abraham Kuyper al in 1867 in zijn brochure: Eenvormigheid de vloek van het moderne leven . Die trend wordt door modern onderzoek bevestigd. Zo concludeert de meest gerenommeerde onderzoeker over individualisering, Ulrich Beck, het volgende: “Het losraken uit traditionele levenswijzen gaat samen met gelijkmaking en standaardisering van levenswijzen.” Niks verscheidenheid. Integendeel. André Krouwel, politicoloog aan de VU stelt zelfs: “nog nooit zijn Nederlanders zo gelijkgestemd en gelijkdenkend geweest”. En Paul de Beer (UvA) concludeert kort en goed: “individualisering zit tussen de oren”. Het lijkt soms wel alsof de verscheidenheid in opvattingen en gedrag toeneemt, maar dat is een overgangsstadium. “Op een gegeven moment volgt iedereen de trendsetters.”
Kortom: er ontstaat niet een eindeloze verscheidenheid in opvattingen maar een eenheidscultuur. Een dominant cultuur patroon dat bepaald wordt door het WTE-complex: Wetenschap , Techniek, Economie (Laeyendecker). In dat complex wordt een beslissende rol toegekend aan de ratio. De dominante cultuur bepaalt wat normaal is, hoe je je moet gedragen, hoe je moet denken en wat je moet vinden. Die cultuur bepaalt kort samengevat ons ‘gezond verstand’. Daar gaat een dwingende invloed van uit. “We moeten ons aanpassen aan de mores van de huidige samenleving. En dat is een seculiere samenleving” (James Kennedy).
Past niet
Daarin is voor de klassieke christelijke gedachten geen plaats. Mensen drukken dat plastisch uit met de opmerking: “Het wil er bij mij niet meer in.” Zo is het. Het past niet in wat we vandaag zien als ons gezond verstand. Wij hebben zo de neiging te beantwoorden aan wat die dominante cultuur voorschrijft. Geloven in God is een tikje gênant. Godfried Bomans drukte die omslag kort uit met de woorden: Als je vroeger tachtig werd zei men: “Hij is er bijna”, nu zegt men: “Hij is er bijna geweest.”
Die neiging ons aan te passen aan de dominante cultuur wordt nog versterkt doordat de dragers daarvan – met een typering uit de 19e eeuw het ‘denkend deel der natie’ - geneigd zijn zich laatdunkend uit te laten over de mensen die niet met de stroom meegaan. Zelfs zo sterk dat Pieter van Os, NRC-journalist, scherp afstand neemt van collega’s en mensen in zijn vriendenkring die kerkgangers zien als “waanzinnigen” en die vinden “dat elke verwijzing naar religie uit het openbare leven verwijderd moet worden”. Hij signaleert dat ook christenpolitici in hun schulp kruipen. “Begrijpelijk: de dominante seculiere meerderheid duldt nauwelijks meer een ander mens- of maatschappijbeeld.”
Ook binnen kerken worden gelovigen die vasthouden aan klassieke geloofswaarheden soms weggezet als mensen die nog niet zo ver zijn. Geen spoor van bescheidenheid die we aantreffen in de Bijbel (1 Kor. 1,26-29) en die we gereflecteerd zien in de kerkgeschiedenis, van Thomas à Kempis tot Hans Küng. De laatste stelt: “de kleine luiden verkondigen vaak meer” het evangelie “dan de leidinggevenden en theologen”.
Leven in de agnostische of seculiere cultuur kan er ook toe leiden dat christelijke organisaties zich aanpassen, aan de dominante cultuur. Zo schrapt, om nu maar één voorbeeld te noemen, Pax Christi het woord Christi. Dan ook nog te bedenken dat dit een vanouds katholieke vereniging is en dat in die context ‘de vrede van Christus’ een heel bijzondere ook liturgische lading heeft.
Rationalistische cultuur
Kortom: Het afkalven van klassiek christelijke gezichtspunten komt niet door de individualisering – zeker niet doordat mensen nu eindelijk zelfstandig gaan nadenken - maar door de spanning van het leven in een niet-christelijke rationalistische cultuur. “Het wil er bij mij niet meer in.”
De gebruikelijke diagnose (individualisering) klopt dus niet. En dus moeten we ook zoeken naar een nieuwe benadering die daarbij past. Niet aanpassen, niet verstarren, maar ‘Bouwen in vertrouwen’ (bisschop De Korte).
Daarbij moeten we bedenken dat het niet primair aankomt op rationele redeneringen, maar op ervaringen en ervaringsverhalen. Daarbij horen ook de verhalen van de mensen van vroeger. Zoals in de Bijbel verteld. Prachtige verhalen ‘waarin iets van een geheimzinnige Macht speurbaar wordt’, aldus van Peursen. En mensen verrast en dankbaar reageren met “Hij is het weer!”
Ervaringsverhalen
Er zijn twee soorten kennis: rationele kennis (weten) en ervaringskennis (vertrouwd zijn met). Beide zijn nodig, maar er is wel een hiërarchie. Zo is de eigenlijke vraag niet ‘Bestaat God?’, maar: ‘Hebt u hem wel eens ervaren? Of kent u zo iemand?’ Die ervaringskennis is beslissend, in het bijzonder in onze cultuur waarin God verdonkeremaand wordt. “De vrome van morgen zal een ‘mysticus’ zijn, iemand die iets ‘ervaren’ heeft, of hij zal er niet meer zijn.” Dat schreef de beroemde theoloog Karl Rahner in 1966. Inmiddels is het morgen.
Dat brengt mij tot de volgende stelling. Leven in een seculiere cultuur vraagt om een benadering van gemeenteopbouw waarin ruim baan wordt gemaakt voor ervaring en ervaringsverhalen van mensen van nu en van mensen van vroeger. Die verhalen stichten gemeenschap.
Zo’n benadering is er, namelijk: Waarderende Gemeenteopbouw. En ze begint met het elkaar toevertrouwen van ‘verhalen van hoop’. Elkaar. Gemeenteleden en anderen. Kerk en Schare zoals een titel van een artikel van de invloedrijke Nederlandse theoloog Oepke Noordmans luidt. En die ‘schare’, de anderen, zijn misschien wel belangrijker dan de eersten. Ook dat zei Noordmans; al in 1933!
Op weg gaan
Theoloog Ad van Nieuwpoort geeft daar in zijn ‘Open brief aan de Protestantse Kerk’ een nieuw argument voor. Op weg gaan. ‘Langs verhalen van hoop’. Niet wachten op besluiten van ‘hogerhand’ of adviezen van theologische faculteiten. Daar hangt het allemaal niet van af. Beslissend is wat er plaatselijk gebeurt. Dat besefte Hendrik Kraemer (belangrijk theoloog binnen de Nederlands Hervormde Kerk) reeds in de veertiger jaren van de vorige eeuw. Daarom verving hij het toen gangbare woord kerkopbouw door een nieuw woord: gemeenteopbouw. Kortom: waarderende gemeenteopbouw is de aangewezen weg. Zou het toevallig zijn dat die benadering in onze tijd ontwikkeld werd?
Jan Hendriks is socioloog, praktisch theoloog en emeritus universitair hoofddocent aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij heeft verschillende boeken op zijn naam staan, waaronder: De gemeente als herberg (Kok) en Kerkvernieuwing... een uitdaging! (Abdij van Berne).
Voor meer informatie over ‘Waarderende Gemeenteopbouw’ en eventuele reacties op deze bijdrage zie: www.waarderendegemeenteopbouw.nl. ([email protected])