Op het oog zien we een schilderij van kunstenaars in hun atelier, een kerk, aan het werk. Maar het schilderij - zelf een groot altaarstuk dat in een kerk hangt -  van de Duitse kunstenaar Thomas Jessen zit vol verwijzingen naar tot de verbeelding sprekende geloofsvoorstellingen.   

Door Eric Corsius

“Als kunstenaar kan ik niets anders inbrengen dan mezelf en moet ik mezelf inbrengen. Zonder mij is er geen kunst. Ik maak mezelf kwetsbaar en geef mezelf prijs. Daardoor heeft mijn werk iets eerlijks. Vreemd genoeg voelen anderen zich daardoor soms gekwetst. Maar mijn werk bijt niet. Het is slechts kunst. Ik doe alleen maar een vreedzaam bedoeld aanbod.” Zo kunnen recente uitspraken van de Duitse kunstenaar Thomas Jessen worden samengevat. Hij kwam onlangs in het nieuws door een monumentaal altaarstuk, dat hij vervaardigde voor de parochiekerk in het dorpje Drolshagen in het Sauerland.

Alleen al door zijn vormtaal is het werk indrukwekkend en intrigerend. Jessen maakt gebruik van een techniek uit de barok, het gezichtsbedrog of trompe l’oeuil. Op de voorgrond staan fotorealistisch weergegeven, levensgrote figuren in eigentijdse kledij, waardoor de grens vervaagt tussen enerzijds de fictieve ruimte van het schilderij en anderzijds de ruimte van ons, de toeschouwers. Dit is niet alleen een klassieke ‘truc’, maar ook een, zo men wil, ‘postmoderne’ vorm van ironie en verwarring. De verwarring wordt versterkt door het al even klassieke ‘droste-effect’, in dit geval door het doorkijkje naar een andere ruimte en door het weergeven van bestaande schilderijen in het schilderij. Je wordt er een beetje duizelig van. (Niet voor niets is het woord voor duizeling en voor bedrog in het Duitse hetzelfde: Schwindel.)

Verwijzingen

Jessens werk is echter meer, dan een esthetisch, vrijblijvend spel met vormen. Echt spannend en duizelingwekkend wordt het altaarstuk door de manier, waarop het ons ook inhoudelijk op het verkeerde been zet. Wat zien we immers?

Op het oog zijn we getuigen van een werkplaats, een atelier, een kerk waarin kunstenaars aan het werk zijn om haar te verfraaien. (Ook dat is al zo’n ‘postmoderne’ tactiek: de kunst die naar zichzelf verwijst.) Van links naar rechts zien we een jonge vrouw, die iets in steen uithouwt, en een vrouw van rond de veertig die op een ladder staat en iets aanreikt aan de derde persoon: een oudere handarbeider, die een schilderij van Caravaggio klaar houdt om te worden opgehangen - of die dit schilderij juist wil wegbrengen. De personages zijn gekleed, zoals de situatie dat vereist: in degelijke en gemakkelijke werkkleding. De oude arbeider heeft zelfs zijn bovenlijf ontbloot.

De kunstenaar is echter niet zuinig met verwijzingen, die al na een paar ogenblikken duidelijk maken, wie de personages exact zijn. De letterlijk en figuurlijk centrale figuur is de maagd en moeder Gods Maria, die via de trap opstijgt naar de hemel. De bluejeans zitten haar als gegoten. Was en is blauw niet vanouds Maria’s lievelingskleur? Zij geeft haar riem aan de man rechts. Deze wordt hiermee ontmaskerd als de apostel Thomas. Volgens de legende ontving deze immers bij Maria’s hemelvaart haar gordel, ten bewijze van het feit dat zijn ogen hem niet bedrogen. Wie het nog niet gelooft, die moet even kijken naar het schilderij in zijn rechterhand. En dan is er de jonge dame ter linkerzijde. Wat zij in steen uithakt is de zweetdoek van Veronica. Zij ís Veronica.

Tenhemelopneming van Maria

Kortom: we staan voor een monumentaal schilderij in de traditie van de voorstelling van de Tenhemelopneming van Maria, vanouds een tot de verbeelding sprekend onderwerp dat goed was voor spectaculaire kunstwerken, gecombineerd met elementen van het Lijdensverhaal. Maar wordt er op deze manier niet de spot gedreven met het verheven onderwerp en de heilige personen? Hadden de personen zich niet beter kunnen aankleden voor deze gelegenheid? "Hoezo?" vraagt de pastoor van de kerk zich af: "In het dagelijks leven heeft de Moeder Gods heus niet rondgelopen met een kroontje op haar hoofd of een hermelijnen mantel om haar schouders. Maria en de andere heiligen waren gewone mensen, zoals u en ik."

Of de pastoor en de kunstenaar iedereen kunnen overtuigen, is de vraag. Het werk van Jessen leidt ook tot een scheiding der geesten. Vooral echter, zo benadrukt de pastoor, leidt het ertoe, dat mensen naar de kerk komen, al is het maar uit nieuwsgierigheid, en dat ze weer eens discussiëren over het geloof. In de parochiekerk van Drolshagen bruist het weer van het leven. De kerk is weer wat ze moet zijn: een werkplaats, waar gehakt wordt en soms spaanders vallen. Waar mensen zich blootgeven. Zoals op het schilderij van Jessen.

-------------------------------

Zie ook voor onder meer beeldmateriaal:

www.thomasjessen.de/drolshagener-altar

Wikipedia 'Heilige gordel'

 

 

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.