Paulien van Bohemen is geestelijk verzorger in een verpleeghuis. Ze tekent scènes op uit het dagelijks leven aldaar. “Wat heb jij toch een geweldig baantje.”
Door Paulien van Bohemen
Hij staat met zijn rollator op de gang. “Juffrouw, kom eens hier. Ik heb een voorstel. Als jij me vertelt wat Nederland gedaan heeft tegen Wit-Rusland, krijg jij van mij een snipperdag.” Grijnzend steekt hij zijn rechterhand uit. “Akkoord? Je hebt het verdiend, een dagje vrij. En ik pas wel op jouw schaapjes. Geen probleem. Een beetje praten met de mensen, ik denk, dat ik dat ook wel kan.” Hij lacht breeduit en loopt naar de huiskamer.
Daar laat hij zijn blik over de aanwezige bewoners glijden. “Zeg het maar, wat is er met wie aan de hand? Wat moet ik zeggen?” Hij wijst. “Ah, daar bij het raam zit Piet. Die is nog steeds verdrietig door de dood van zijn vrouw. Nou, daar weet ik wel raad mee. Gewoon even vragen hoe het gaat, schat ik zo. En aan tafel zit Corry. Die praat altijd honderduit over vroeger, dus hoef ik alleen maar te knikken op het juiste moment.” Dan ziet hij Nelleke. Ze zit met gebogen hoofd in haar rolstoel en mompelt in zichzelf. “Uh ja, even denken, wat moet ik met haar? Niet zoveel, denk ik. Want jij doet ook niks met haar. Je zit alleen maar naast haar en zegt geen woord. Laat ik haar maar overslaan, daar merkt ze toch niks van.” Hij knikt tevreden en loopt weer naar de gang.
“Wat heb jij toch een geweldig baantje. Je maakt links en rechts een praatje en geeft hier en daar een schouderklopje. Ze kunnen alles tegen je zeggen, zonder dat je een advies of een oplossing hoeft te bedenken. Een makkie! Eigenlijk ben je een praatpaal voor moedeloze mensen, zeg ik dat zo goed? Je laat hen de harten eventjes luchten. Kan iedereen weer met goede moed verder. Mooi, dat gaat mij ook lukken.” Hij wrijft in zijn handen. “Dank je wel voor het inwerken. Jij gaat morgen lekker winkelen of wandelen, ik hou het hier wel recht.”