De ontkerkelijking is onstuitbaar, maar opvallend is dat daarmee de aandacht voor religie niet verdwijnt. Religie en kerkelijkheid blijken niet één op één samen te vallen. De gelovige van vandaag staat grosso mode vrijer tegenover tradities, wil persoonlijk geraakt worden, is eerder zoekend dan zeker wetend, ziet religie als iets veranderlijks dat uit vele bronnen kan opwellen. ‘Zwevende gelovigen’ noemt  godsdienstsocioloog Joep de Hart deze religieuze houding. En opmerkelijk: de 'zwevende gelovige' vind je niet alleen buiten de kerken, maar ook in grote getalen daarbinnen.

Door Joep de Hart

Religieus geïnteresseerde mensen lijken uiteen te vallen in honkvaste types met hun huis als kasteel en trekkers die vroeg of laat hun bloed voelen kriebelen en dan op weg willen naar een nieuwe horizon. Het gaat niet per se om twee persoonlijkheidstypen. Eerder om twee houdingen tegenover het religieuze, waartussen mensen kunnen switchen tijdens hun leven, somtijds puttend uit bestaande bronnen van symbolen en rituelen, dan weer deze verlatend in het vertrouwen tijdig een nog onbekende oase te bereiken. Meestal is er wel enig streven naar een nieuw evenwicht. In een moderne versie van deze oudtestamentische wijsheid stelt de Amerikaanse socioloog Robert Wuthnow dat er op het terrein van de spiritualiteit een ontwikkeling is van dwelling naar seeking. Zo is woonspiritualiteit verbonden met vestingen, kloosters en abdijen, met de verhalen van de Hof van Eden en het beloofde land. Zij bestaat uit tempelreligie en bloeit in de tijd van koningen en priesters. Terwijl zoekspiritualiteit tabernakelreligie is, het geloof van pelgrims en gasten. Zij is verbonden met de Diaspora, met profeten en Richteren, met woestijnmystici en rondtrekkende predikers. In perioden van grote maatschappelijke stabiliteit maken mensen van religie hun huis. De fundamenten van die woning worden gevormd door gezamenlijke tradities, gedeelde gewoontes en collectieve gebruiken. Door periodieke samenkomsten en vitale gemeenschappen. Religie is in zo’n milieu voor een groot deel je herinneren, opgroeien en vooral goed kijken naar hoe eerdere generaties het deden: zoals de ouden zongen, zo piepen de jongen.

Vergelijkend warenonderzoek
Dat is niet langer de omgeving van de meeste hedendaagse Nederlanders. Hun levenswandel is er minder voorgedefinieerd en ligt veel minder vast. Ze hebben vaker de ambitie om hun eigen route uit te stippelen en niet alleen maar de voetstappen van voorgangers te drukken. Er is een vrijere relatie met tradities en met maatschappelijke organisaties ontstaan, ook met de kerken. Er wordt meer aan vergelijkend warenonderzoek gedaan, waarbij de langste rechten niet altijd verbonden zijn met de beste papieren. Velen willen zolang mogelijk zoveel mogelijk opties open houden en ze verlangen persoonlijk aangesproken te worden. Vaak lijkt er sprake van een moderne bevindelijkheid: niet de canons van de traditie, de gezagsargumenten of de groepsgewoonten zijn doorslaggevend, maar wel  of je persoonlijk geraakt wordt. Paradoxaal genoeg veronderstelt dat een voortdurende afweging en zelfreflectie. Nederland telt vandaag de dag meer prakkiserende dan praktiserende gelovigen. En een niet gering aantal zwevende gelovigen.

In de navolgende beschrijving baseer ik mij op de uitkomsten van enkele grootschalige en herhaalde onderzoeken onder de Nederlandse bevolking van de afgelopen decennia. Het gaat dan vooral om de God in Nederland onderzoeken die gehouden zijn in 1966, 1979, 1996 en 2006, en om het onderzoek Culturele veranderingen in Nederland dat sinds begin jaren zeventig jaarlijks of tweejaarlijks door het Sociaal en Cultureel Planbureau wordt gehouden – de meest recente editie is van 2012. Met het oog op ons onderwerp kunnen de resultaten als volgt worden samengevat.

Ontkerkelijking
Onmiskenbaar komt uit al dit onderzoek een voortgaande ontkerkelijking naar voren: een dalend percentage is aangesloten bij een kerk. Een krimpend percentage gaat met enige regelmaat ter kerke en er is ontevredenheid bij vooral jongeren en hoger opgeleiden over wat er tijdens kerkdiensten geboden wordt. Het vertrouwen in de kerken is duidelijk afgenomen en de pastorale functie van dominees, pastors of geestelijken brokkelt eveneens af (met name onder katholieken en vrijzinnig protestanten).

Anderzijds blijkt een  meerderheid van oordeel dat religie niet zoveel met kerkelijkheid heeft te maken. Het is een opvatting die de overhand heeft in buitenkerkelijke kring, en onder de kerkleden vooral door katholieken wordt gehuldigd. Het percentage atheïsten en overtuigde gelovigen bedraagt momenteel (in 2012) respectievelijk 21% en 22%. Wat betekent dat het grootste deel van de bevolking zich niet tot een van de beide uitersten rekent van buitenkerkelijk ongeloof of kerkse christelijkheid. Het gaat om mensen die onzeker zijn over het bestaan van God, die eerder geloven in een ‘hogere macht’ of ‘geestelijke kracht’, die soms zeggen te geloven, maar dan weer twijfelen. De steun voor leerstellingen als dat Christus Gods zoon is of door God gezonden, dat de Bijbel het woord van God is, dat er een hemel, een hel of  duivel bestaat, is de afgelopen vijftig jaar gestaag afgenomen. Tegelijkertijd blijft men zich in ruime meerderheid uitdrukkelijk als een gelovig of religieus mens beschouwen en wordt er eveneens naar eigen zeggen door een grote meerderheid wel eens gebeden. Dat is alleen te verklaren als we ervan uitgaan dat ‘geloof’ en ‘religie’ vandaag de dag niet (langer) geïdentificeerd wordt met kerkelijke voorschriften of het kerkelijk leven, met de Heidelbergse Catechismus of de pauselijke encyclieken, met de christelijke traditie of de orthodoxie.

Innerlijk ervaren
Religie is steeds meer zoekreligiositeit geworden. Zij wordt gezien als iets dat uit vele bronnen kan opwellen en als iets dat je zelf bijeen zal moeten zoeken uit allerlei stromingen, wijsheidsleren en tradities. Er wordt selectief geput uit het christelijke erfgoed (dat men doorgaans nog wel van huis uit heeft meegekregen). Duivel, hel en zondebesef worden uit de geestelijke inboedel verwijderd. De levensvatbaarheid van het geloof in een leven na de dood, van wonderen of het belang van het gebed is aanzienlijk groter. Het persoonlijke karakter van religie wordt sterk benadrukt, zij heeft niet zozeer met een groep, een zuil of een collectieve beleving te maken. Er lijkt sprake van een nieuwe bevindelijkheid. Waarheid moet je innerlijk ervaren. Je zal zelf moeten uitvinden wat voor jou van betekenis is en richtinggevend kan zijn en jouw unieke beleving is daarbij doorslaggevend.

Het goddelijke als basisvertrouwen
Aan intrigerende vragen en inspirerende ideeën wordt meer waarde gehecht dan aan pasklare antwoorden. Religie wordt opgevat als een dynamisch proces. Niet als iets dat als een kant en klaar pakket wordt doorgegeven van generatie op generatie, maar als iets dat samenhangt met je levensfase, iets dat voortdurend verandert tijdens je levensloop. Oude christelijke inhouden en tradities worden anders geduid en krijgen een nieuwe gestalte. Een leven na de dood kan dan verwijzen naar bijvoorbeeld reïncarnatie. Van wonderen wordt gesproken naar aanleiding van bijvoorbeeld de geboorte van een kind, het onder de indruk zijn van de overweldigende schoonheid van de natuur, de genezing van een ernstige ziekte, het goed wegkomen bij een ernstig verkeersongeval. Bidden wordt opgevat als een vorm van meditatie of bezinning op je leven, een psychotechniek waarbij je je bewust wordt van jezelf, krachten aanboort om dingen te veranderen of je te verzoenen met de omstandigheden. Sacraliteit of ‘heilig’ kan betrekking hebben op gewijde ruimten of op een bedevaart, maar net zo goed (zelfs vaker) op bijvoorbeeld een bermmonumentje of herdenkingsplek, een bezinningsplek die men thuis heeft, de deelname aan een stille tocht. De jongerenwereld biedt hiervoor stof te over. Als je Nederlandse jongeren vraagt of ze in God geloven, antwoordt een meerderheid ontkennend (bijna 80% om precies te zijn). Als je ze vraagt of ze wel eens bidden dan geeft de helft aan dat te doen. Wordt hen vervolgens gevraagd dat bidden te beschrijven dan is ‘God’ het meest genoemde woord. Waarbij overigens niet meteen gedacht moet worden aan de God van Abraham, Isaak en Jacob. Onder ‘God’ blijkt men meestal een ‘geestelijke dimensie van het leven’ of een ‘positieve kracht in het leven van mensen’ te verstaan. Het godsbeeld is abstract, binnenwereldlijk en pragmatisch. God wordt aan zijn effecten herkent; het goddelijke geïnterpreteerd als een vorm van basisvertrouwen. De kerken blijven hierbij doorgaans buiten het blikveld.

“I hear and behold God in every object, yet understand God not in the least, / Nor do I understand who there can be more wonderful than myself”, schreef de Amerikaanse dichter Walt Whitman, meer dan honderdvijftig jaar geleden, in zijn gedicht Song for myself. Het verbindt treffend twee centrale aspecten van de nieuwe spiritualiteit: gevoel voor het oneindige en het ervaren van een spirituele dimensie en samenhang in alles, zonder daarbij de behoeften van de eigen persoon uit het oog te verliezen.

Zwevende gelovige
Voor een groot deel van de Nederlanders lijkt God in de coulissen verdwenen. De hele  wereld is een schouwtoneel waarop wij onze rol spelen als in een experimenteel theaterstuk en daarbij soms een regisseur vermoeden, ergens in de donkere zaal, maar meestal niet – zeker als alles op rolletjes loopt. Via de bevolkingsenquêtes van de afgelopen vijftig jaar is de aanvankelijke vervaging en latere verdwijning van het Opperwezen goed te volgen. Tussen 1966 en 1996 halveert het percentage dat gelooft in een God die zich met ieder van ons persoonlijk bezighoudt. In eerste instantie, tussen 1966 en 1979, neemt tegelijkertijd het percentage ietsisten snel toe, tussen 1979 en 1996 gevolgd door het percentage agnostici, terwijl vanaf 1996 het percentage atheïsten lichtjes in de lift zit. De nadruk op Gods almacht en wrekende rechtvaardigheid is sterk verminderd ten voordele van Zijn onvoorwaardelijke liefde en koesterende aanwezigheid. Het persoonlijke Godsbeeld ging plaatsmaken voor gevoel voor de kracht en de energie van het heilige. Een optimistischer mensbeeld raakte in zwang: niet zelfverloochening, eindigheid en zondige verworpenheid, maar het willen realiseren van de mogelijkheden die in iedere mens sluimeren, het ontdekken van de goddelijke vonk die eenieder in zich meedraagt.

Er is steeds minder sprake van een gedeelde (religieuze) taal om over God te spreken en het Godsbeeld wordt ook steeds abstracter. Complexe en pluriforme samenlevingen zijn verbonden met meer diffuse geloofsinhouden (anderen zouden misschien zeggen: met religieuze vaagheid en zweverigheid). De samenleving wordt steeds gedifferentieerder, ze laat zich niet langer inspireren en ordenen vanuit één, allesomvattend levensbeschouwelijk systeem. De moderne samenleving is er een van deelwaarheden, van subculturen en leefstijlen, van persoonlijke ervaringen. Participatie in het heilige is optioneel, tijdelijk, plaatsvervangend en afgeleid. Gezag dat is gebaseerd op groepsconformiteit, historisch besef en zelfdiscipline wordt steeds meer vervangen door het vermogen anderen te overtuigen van de waarde en authenticiteit van je spirituele zoektocht, door tot de verbeelding sprekende ideeën en biografisch gevalideerde criteria.

Het meest uitgesproken (maar niet alleen daar!) tref je de nieuwe houding aan onder wat ik heb aangeduid als zwevende gelovigen. Die vind je niet alleen buiten maar ook in grote getale binnen de kerken. Bij de nieuwe spiritualiteit gaat het om een complex van opvattingen (ideeën over de zin van het leven en een mens- en wereldbeeld), ervaringen en gedragingen (de wijze waarop men er zich in verdiept: via gesprekken, het internet, via workshops of cursussen, het bezoeken van manifestaties, lezen etc.). Belangrijke elementen passeerden in het voorgaande al de revue. De steun voor de uitgangspunten van de nieuwe spiritualiteit lijkt de afgelopen decennia duidelijk toegenomen: zoals dat de zin van het leven ligt in je eigen unieke innerlijke ervaring en de ontwikkeling van je eigen vermogens, dat intuïtie als kennisbron moet prevaleren boven verstandelijke overwegingen, dat religie of spiritualiteit het tijdelijk resultaat is van een breed gericht, nogal eclectisch zoekproces. Denkbeelden en praktijken uit de sfeer van de nieuwe spiritualiteit hebben ingang gevonden binnen allerlei sectoren van het moderne leven: in het onderwijs, de zorg, managementcursussen, de media etc. Onder de nieuwe spirituelen vind je vooral babyboomers, vrouwen, hoger opgeleiden, stedelingen, ex-kerkleden en vrijzinnige kerkleden – maar het gedachtegoed en de praktisering ervan blijft zeker niet tot deze categorieën beperkt. Tegenstanders ervan moeten we vooral zoeken onder enerzijds een verlichte voorhoede van overtuigd ongelovige buitenkerkelijken en anderzijds behoudende, zeer kerkse Calvinistische kringen.

Individuele aangelegenheid
De grote kerken zijn al sinds vele decennia aan het leeglopen. Maar vraag het de mensen zelf en je krijgt een uitgebreider verhaal te horen dan kwaadsappige tobberijen over de leegstand, over de opheffing en de teloorgang van kerkgebouwen. Anno nu blijft religie niet beperkt tot wekelijkse kerkgang, de Heidelbergse Catechismus of knielen op een bed violen. Zij wordt vooral als een individuele aangelegenheid gezien. Je hebt er niet per se een groep of gewijde ruimte voor nodig en het beslissende criterium is je eigen, persoonlijke ervaring. Moderne religiositeit heeft daarmee een nogal diffuse, sociale basis. Religie wordt verder als een proces opgevat, zij krijgt vorm in een ontwikkeling die vaak een leven lang duurt; zij wordt niet ervaren als een gesloten systeem van vacuüm verpakte waarheden. Moderne religiositeit is vooral zoekreligiositeit. Ervaring, emotie en beleven worden belangrijker; rechtzinnigheid, theologische onderlegdheid en formele bindingen raken wat op de achtergrond. En niemand heeft de wijsheid in pacht; religie kan uit vele bronnen opwellen.

Zoals er in het onderwijs meer nadruk is komen te liggen op het ‘zelfontdekkend leren’, zo willen ook op religieus gebied steeds meer mensen zelf ontdekken wat voor hen waardevol en richtinggevend kan zijn. In veel opzichten komt secularisatie zo vooral neer op individualisering. Dat wil zeggen: traditionele maatschappelijke verbanden (dorp, buurt, klasse, gezin, en ook de kerk) verliezen hun dwingende karakter en de ruimte groeit om het leven naar eigen inzicht en behoefte in te richten. God is niet verdwenen, maar heeft geen vaste woon- of verblijfplaats meer. Zijn adres komt niet noodzakelijk overeen met dat van de plaatselijke kerk.

Bron: TGL, januari-februari 2014.

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.