De Bezieling bestaat vijf jaar. In dat kader besteden we aandacht aan religie & media. Vandaag betoogt theoloog Frank Bosman dat religiejournalistiek klem zit en wel op meerdere fronten: "Ze zit klem tussen de onrealistische eisen die journalisten zichzelf hebben opgelegd enerzijds, en de dwingende manier van denken (over zowel religie als journalistiek) in wetenschap en maatschappij anderzijds."
Door Frank Bosman
Afgelopen zomer presenteerde Coen Verbraak op tv 'Kijken in de ziel', een interviewserie met religieuze leiders. Als rooms-katholiek cultuurtheoloog werd ik bijzonder verdrietig van het optreden van mijn twee geloofsgenoten: mgr. De Jong, hulpbisschop van Roermond, en zuster Anima Christi, tot 2016 algemeen overste van de Blauwe Zusters. Beide Roomschen wisten veel zeker en twijfelden weinig: hun antwoorden bleven keurig en ruim binnen de marges van de geloofsleer. Vele katholieken ergerden zich aan het dubbele optreden. Holkje van der Veer, zelf dominicaans, voelde zich "steeds triester worden" en zelf "verlaten".
Extremistisch kantje
Het is maar een van de vele voorbeelden van katholieken-in-de-media, en eigenlijk geldt het voor bijna alle vertegenwoordigers van geïnstitutionaliseerde religies in Nederland: pragmatische journalisten kiezen ’t liefste voor uitgesproken religieuze vertegenwoordigers, het liefst met een scherp, exotisch of extremistisch kantje. We kennen de voorbeelden op het rk erf genoeglijk: Mariska Orban-de Haas (ken u haar nog?), priester Cor Mennen met zijn eeuwige kritiek op paus Franciscus, en in toenemende mate diens collega Antoine Bodar, die Ethiopië aanhaalt als een voorbeeldig land waar transgenders niet bestaan.
De overige berichtgeving over de rk kerk wordt gedomineerd door het seksueel misbruik in pastorale relaties en andere (kerkpolitieke) schandalen: enerzijds is het aan het journaille te danken dat kerkelijke beerputten open gaan, maar anderzijds ontbreekt in deze dossiers ook vaak de broodnodige nuance.
Kwade reuk
De kritische religiejournalistiek staat onder druk, en dat proces is al decennia aan de hand. De ontmanteling van de kleine religieuze omroepen zoals de RKK en de IKON is hiervan niet de oorzaak, maar een symptoom, evenals het inkrimpen of eigenlijk geheel verdwijnen van gespecialiseerde religiejournalistieke opleidingen, redacties en journalisten. Religie staat in een kwade reuk, zeker in zijn geïnstitutionaliseerde vorm.
Religie wordt geassocieerd met kindermisbruik, geweld, discriminatie, onderdrukking en een algemeen onvermogen tot kritisch denken en reflectie. De ideale wereld, aldus de grachtengordelelite van politici, programmamakers en opinieleiders, is een atheïstisch-seculiere samenleving waar elke vorm van religie is gereduceerd tot folklore of antropologie. En dat terwijl in de rest van de wereld religie een vanzelfsprekende plek inneemt. Het seculiere Westen is de uitzondering, en niet andersom.
Diepere oorzaken
Maar de oorzaak van de crisis van de religiejournalistiek ligt niet in het secularisme van de grachtengordelelite, noch in de pragmatische houding van journalisten of het eroderen van religiejournalistieke vakkennis: er zijn diepere oorzaken aan te wijzen. Ik loop ze graag even na.
1. Religie is privé. In 2008 gaf VVD-leider Mark Rutte, thans minister-president, een interview aan Trouw, waarin hij uitlegt dat religie voor hem "achter de voordeur" hoort: "Wat voor geloof je hebt, is iets van jou achter de voordeur. Zolang je aan de regels van de rechtsstaat houdt, ga ik daar niet over. (…) In het publieke domein is de Grondwet het belangrijkste, achter je voordeur mag God dat zijn."
Hoewel Rutte’s idee werd tegengesproken door publieke figuren als de historicus James Kennedy (Stad op een berg, 2012), Tom Mikkers (Religiestress, 2012) en zelfs Boris van der Ham (Trouw, 2013), lijken vele opinie- en beleidsmakers dit neo-liberaal standpunt te delen. En als religie een louter privézaak is, maakt dat van religiejournalistiek een subgroep van human interest of – en erger – verslaglegging van exotische groepen en individuen, zonder enig belang voor de bredere samenleving.
2. Journalistiek moet objectief zijn, niet betrokken. In oktober 2017 opende het NOS journaal met een verslag over de schietpartij in Las Vegas. "Een witte man van 64 schiet met een automatisch wapen op duizenden bezoekers van een muziekfestival in Las Vegas." In Dit is de dag ging ik over deze woordkeuze – de dader is ‘een witte man’ – in discussie met hoofdredacteur Marcel Gelauff: "Wij melden gewoon wat wij weten van deze man, en dat was in dit geval dat het een blanke man van 64 was. Wij melden de feiten, de mensen mogen zelf weten welk gewicht ze daar aan toekennen." Maar in de huidige politiek-maatschappelijke dynamiek zijn woorden als ‘zwart, ‘blank’ en ‘wit’ niet neutraal.
Journalisten mogen hun eigen discipline verstaan als autonoom, neutraal en objectief, het is aanvechtbaar dat deze idealen in de praktijk haalbaar zijn, en dat andere vormen van journalistiek niet evenzeer bestaansrecht hebben (Rijssemus, Het journalistieke weten, 2014). Betrokken journalistiek zoals de Evangelische omroep, Katholiek.nl, De Bezieling, Opzij, Nederlands Dagblad of Katholiek Nieuwsblad laten dat duidelijk zien. Niettemin worden positief ingestoken religiejournalistieke producties vaak geframed als subjectief of zelfs onjournalistiek.
3. Empirisch wereldbeeld. Het dominante paradigma van onze westerse beschaving is die van de harde empirie. Heel simpel gesteld: alleen wat meetbaar is, bestaat; de rest is fantasie. Herman Finkers verzette zich al eens poëtisch tegen dergelijke waarheidsopvatting (Na de pauze). Hij zingt zijn opponent in de mond: "De hemel is iets achterhaalds, er wacht ons boven niets. De hemel, wees nou eerlijk, is een verzonnen iets." En hij zingt zich een antwoord: "De veertigste van Mozart en de liedjes van Jacques Brel zijn ook ooit verzonnen, toch bestaan ze wel. Iets kan zijn verzonnen en daardoor juist bestaan. Dat soms iets niet verzonnen is, neemt men zomaar aan."
Maar ook vanuit de academie weerklinkt kritiek op het empirisch paradigma. Kritische wetenschappers betogen dat de voraussetzungslose Wissenschaft niet bestaat: elke wetenschapper is het product van zijn eigen culturele context, opleiding, sociale omgeving, enzovoorts. Net zoals neutrale journalistiek een utopie is, zo bestaat waardevrije wetenschap niet. Bovendien vallen bekende theologen als Alister McGrath (The Dawkins Delusion?, 2007) en Arjan Plaisier (Deep calls unto deep, 2014) het achterliggende idee van reductionisme aan, verdedigd door bekende beta-wetenschappers als Dick Swaab (Wij zijn ons brein, 2010) en Richard Dawkins (The God Delusion, 2006). Religiejournalisten worden gedwongen of in dit empirisch reductionisme mee te gaan en hun journalistiek onderwerp, religie, ook te beschouwen als een puur binnenwereldlijk verschijnsel, of om zich te verzetten tegen dit paradigma met als gevolg dat ze door hun collega-journalisten niet langer serieus worden genomen.
4. Pluralisme als dogma. In onze westerse samenleving wordt religieus en cultureel pluralisme niet alleen gezien als een term die de werkelijkheid feitelijk beschrijft, maar ook als een ideaal waaraan de samenleving zou moeten voldoen. Zoals John Hick, de vader van het religieus pluralisme, het bedacht in 1996 (A Christian theology of religions): alle religies komen er uiteindelijk op neer dat zij de ik-gerichtheid van mensen laten verschuiven naar een gerichtheid op het geheel (de aarde, de wereld, de kosmos, enzovoorts). Religies zijn niet fundamenteel verschillend, maar reisgenoten op weg naar hetzelfde einddoel.
Dit religieus pluralisme is bekritiseerd door theologen als John Milbank, Alisdair MacIntyre en in het bijzonder Hicks eigen student Gavin d’Costa (The meeting of religions and the Trinity, 2000). Deze critici verwijten de religieus pluralisten angst voor religieus conflict, waardoor alle verschillen tussen de religies worden weggepoetst. Maar nog belangrijker: D’Costa verwijt de pluralisten dat zij zich niet aan hun eigen principes houden. Dat werkt als volgt: de pluralist zegt dat alle religies en religieuze mensen aan het grote interreligieuze debat mogen meedoen, maar dan alleen zij die instemmen met het idee dat alle religies gelijk zijn. Wie vol blijft houden dat de ene religie de ander niet is, wordt geëxcommuniceerd uit het publieke debat. Voor religiejournalisten betekent dit dat ze of mee moeten in het idee van religieus pluralisme of worden geëxcommuniceerd uit het journalistieke veld.
5. Geloven is handelen en spreken tegelijk. Veel beschrijvingen van religie in wetenschap en journalistiek verengd religie tot of louter een set van dogma’s en regels waarin een gelovige wel of niet kan voldoen, of tot een set van rituele handelingen die slechts in de verte te maken heeft met een geloofsinhoud. Protestanten worden veruit het meest geportretteerd als scherpslijpers op woord & waarheid, terwijl rooms-katholieken vaak beschreven worden als mensen die kruisjes slaan en kaarsen aansteken voor Mariabeelden zonder daar nog een verstandelijke reden voor te kunnen geven. Voor de religiejournalist is het balanceren tussen een opvatting van religie als een samenhangende groep van geloofsuitspraken en als een geleefde praktijk van alledag.
De religiejournalist zit klem, op meerdere fronten: tussen de onrealistische eisen die het journaille zichzelf heeft opgelegd enerzijds, en de anderzijds dwingende manier van denken in academie en maatschappij. De religiejournalist moet niet alleen kritisch staan tegenover de religieuze gebruiken, groepen en individuen die hij beschrijft, maar moet zich anderzijds verdedigen tegen maatschappelijke druk die hem het eigenlijke werk onmogelijk maken.
------
Frank G. Bosman (1978) is een rooms-katholiek cultuurtheoloog. Hij geeft regelmatig commentaar in de media op theologie, geloof en cultuur. Frank Bosman is werkzaam als onderzoeker aan het interfacultaire onderzoeksinstituut Tilburg Cobbenhagen Center, onderdeel van Tilburg University.
Dit artikel is een verkorte en bewerkte versie van een Engelstalig wetenschappelijk artikel dat in 2019 zal worden gepubliceerd in Journal of Religion and Popular Culture als ‘The crisis of religion journalism. The case of the Netherlands’.