Ook Eric Corsius voegde zich in de kunstminnende karavaan die in het Haags Gemeentemuseum langs de schilderijen van Rothko trok. Maar halen musea tegenwoordig niet te veel toeters en bellen uit de kast om zelfs de meest ingetogen kunst tot een massa-event te maken? Het al te opdringerige ‘gij zult beleven’ doet een onbevangen benadering geen goed. Goede kunst behoeft geen snoezelruimte met gedempt licht. Zij redt zichzelf wel. Net als goede religie trouwens.

Door Eric Corsius

In het Oude Meesters veegt Thomas Bernhard de vloer aan met opvoeders die jonge museumbezoekers het leven zuur maken en die erin slagen om bij hun pupillen de artistieke lust voor de rest van het leven te bederven. Met hun veelal politiek correcte uitlegkunde doden zij de geest van de kunst en doven zij het vuur van de ontluikende liefde voor het schone.

De Oostenrijkse schrijver schreef zijn bittere aanklacht in de jaren tachtig. Kunst werd toen nog op degelijke wijze onder de mensen gebracht. Men bediende zich daarbij van het in kloeke banden geboekstaafde en met reproducties verluchtigde Woord of van de welbespraaktheid van even erudiete als enthousiaste kunsthistorici. Deze vorm van kunsteducatie liep echter de museumbezoekers voor de voeten en stond een authentieke ontmoeting met de kunstenaar in de weg, als we Bernhard mogen geloven.

Een belevenis

Inmiddels zijn meer dan een generatie verder en is er het nodige veranderd. Er is technisch en financieel veel meer mogelijk qua beeld en geluid. En deze mogelijkheden staan in dienst van een cultuur waarin alles wat we ondernemen of ondergaan een belevenis dient te zijn, een ervaring die al onze zintuigen mobiliseert. Paradoxaal genoeg raakt deze ontwikkeling niet alleen de commerciële en populaire cultuur, maar ook de meer deftige domeinen. Zo dringt ze ook de museumwereld binnen.

Een voorbeeld van deze tendens is de Rothko-tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum. Rijp gemaakt door de media stroomde het publiek naar de Berlagetempel aan de Stadhouderslaan: nieuws- en leergierig, belust op een esthetische ervaring, de druk voelend om mee te kunnen praten, hunkerend naar de beloofde spirituele sensatie etc. Uiteraard liep ik mee in de kunstminnende karavaan.

Spirituele ervaring

tekstVoor zover de architectuur, met zijn mengsel van statigheid en intimiteit, mij al niet in een ingetogen stemming had gebracht, probeerde de museumleiding deze gemoedstoestand uitdrukkelijk te bevorderen. Zo werd mij schriftelijk meegedeeld dat de kunst pas goed tot zijn recht zou komen als ik stil zou zijn. Een deel van de verzameling was bovendien ondergebracht in een soort snoezelruimte met gedempt licht. Dit was, zei men, in de geest van de kunstenaar zelf, die een intieme en rechtstreekse ontmoeting met de toeschouwer schijnt te hebben nagestreefd. Bezoekers met de behoefte aan een spirituele ervaring werd aangeraden vooral in deze ruimte hun tijd door te brengen.

Het lijkt alsof de hier geïllustreerde ontwikkeling een antwoord is op de aanklacht van Thomas Bernhard. Hebben we eindelijk afgerekend met het educatieve voorkauwen van kunstgenot? Scheppen kunstinstellingen nu dan wel de voorwaarden voor een rechtstreekse spirituele ontmoeting met de kunst?

Van de regen in de drup

Eerlijk gezegd vrees ik dat we van de regen in de drup zijn gekomen. De oproepen tot stilte, intimiteit en spirituele beleving zijn vaak al te nadrukkelijk. De rendez-vous-club-verlichting in musea is vaak al te opdringerig. Is onbevangenheid wel mogelijk als uit alles het bevel spreekt ‘Gij zult beleven’ en als de optie je wordt ontnomen om een keer niet tot vermoeiens toe van alles te beleven? Staat het op beleving beluste ego niet méér voorop, dan datgene wat de kunst mij wil zeggen? Met andere woorden: staan de huidige, op ‘ervaring’ gerichte tentoonstellingen niet evengoed een ontmoeting met de kunst in de weg als de alwetende gidsen die door Bernhard zo werden gehaat?

Ruimte

Goede kunst – ook de goede kunst van Rothko – heeft niet de opdringerige hulp nodig van hippe conservatoren. Goede kunst schept op eigen kracht de ruimte waarin zij de toeschouwer ontmoet. Ja: zij is zelf die ruimte. Het laatste waarbij kunst is gebaat, is een museum dat om die ruimte heen een nieuwe ruimte bouwt en een bevoogdend sfeertje creëert. Kunst komt voor zichzelf op - net zoals religie trouwens. Ze wil haar schoonheid en waarheid laten zien en horen. Bezwerende taal en sfeerverlichting zijn daarbij eerder hinderlijk dan behulpzaam.

Kunst bestaat al. Ze hoeft niet te worden geënsceneerd. Kunst spreekt al voor zichzelf. Ze hoeft niet te worden nagesynchroniseerd. Laat dus de kunst met rust en hen die van haar willen genieten. Dan komt zij tot haar recht.

De tentoonstelling van Mark Rothko in het gemeentemuseum Den Haag is te zien tot 1 maart 2015.

 

 

mw eric-corsius-juni-20102 » Lees ook andere artikelen van Eric Corsius

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.