Na de plotselinge leiderschapswisseling bij het CDA is het interessant de visies van de komende en gaande lijsttrekker te vergelijken. René Grotenhuis onderzocht die visies ruim een jaar geleden geleden aan de hand van twee recente lezingen van de beide CDA-ministers. Vaart het CDA met Wopke Hoekstra aan het roer een andere koers dan onder Hugo de Jonge? Maakt solidariteit nu plaats voor wederkerigheid? Een reprise van Grotenhuis' bijdrage.

Door René Grotenhuis

Ik was twee weken geleden op het Christelijk Sociaal Congres, een platform van circa 45 maatschappelijke organisaties die op een eigentijdse en inspirerende manier invulling willen geven aan hun christelijk-sociale wortels. Het staat vast in mijn agenda, de laatste week van augustus. Het is een mooie netwerkbijeenkomst zo direct na de zomer, aan het begin van het nieuwe seizoen. Dit jaar was minister Hugo de Jonge de politiek spraakmakende gastspreker. Een paar dagen later was Wopke Hoekstra, zijn collega in het kabinet, degene die de H.J. Schoo-lezing hield. Nu zijn beide zich aan het opwarmen voor de opengevallen functie van politiek leider van het CDA en beide toespraken zijn dan ook niet los te zien van hun ambities voor die rol. Die context maakt het des te interessanter om beide toespraken te vergelijken.

Fear of falling

Beiden verwezen naar de ‘fear of falling’ waar veel mensen met name in de middenklasse last van hebben: de angst dat het voor hen of voor hun kinderen slechter wordt, dat ze datgene wat ze hebben opgebouwd en de daarbij horende levensstandaard niet kunnen vasthouden of in ieder geval dat hun kinderen die niet kunnen vasthouden. Beiden bekenden zich in goede christendemocratische traditie ook tot het Rijnlandse model met de erkenning dat in het neoliberale marktmodel het evenwicht zoek is en de overheid de balans moet herstellen. En beiden spraken zoals het goede christendemocraten past,  over de noodzaak om niet allereerst in termen van ‘ik’ te spreken maar van ‘wij’.

En toch hadden ze voor mij beide een ander verhaal over hoe ze, als politiek leider van het CDA, de toekomst vorm willen geven.

Wopkes antwoord bestond uit twee delen. Allereerst haakte hij aan bij het concept dat ook Jan Peter Balkenende nog wel eens gebruikte door te verwijzen naar de Gouden Eeuw, de tijden van vooruitgang, ondernemingszin ('VOC-mentaliteit') en vernieuwingskracht in de Nederlanden. Met die historische kracht van Nederland hebben we wel degelijk alle kansen om ook in de toekomst de ‘fear of falling’ af te wenden. Maar, zei Wopke erbij, dan moeten we wel zorgen dat de wederkerigheid weer op de agenda komt. Daarbij ging hij uitgebreid in op het probleem van migratie en de problemen rond taal en religie bij een deel van de migranten waardoor de wederkerigheid die ten grondslag ligt aan onze samenleving, ondermijnd wordt. Als we die wederkerigheid weer terug als grondslag van de samenleving kunnen krijgen, dan komt het wel goed.

Solidariteit

In Hugo’s speech was het kernwoord solidariteit. Wat hem betreft is het vooral een zaak om die solidariteit weer tot basis van de samenleving te maken. Daarbij sprak hij ook over een beschermende overheid die zich het lot van mensen aantrekt en die zich realiseert dat het niet over beleid en regels en systemen gaat maar over de uitvoering. De overheid, zei hij, is datgene wat aan het loket gebeurt. Daar ervaren mensen de overheid en maken ze hun balans op over de vraag of de overheid er voor hen is. Hij ging zover dat het soms noodzakelijk is de regels even de regels te laten als de regels niet tot stand brengen wat we eigenlijk willen. Ook De Jonge ging niet met een grote boog om het vraagstuk van migratie en integratie heen. Als iemand die jaren op Rotterdam Zuid heeft gewoond weet hij er alles van. Maar het verhaal van integratie en migratie klinkt anders in de context van solidariteit dan in de context van wederkerigheid.

Misschien is het verschil tussen Wopke en Hugo vooral te verklaren uit de context van hun speech: Wopke sprak de H.J Schoo-lezing uit - Schoo was een verklaard liberaal - en Hugo sprak op het Christelijk Sociaal Congres en wie weet waren die beide verschillende contexten van invloed op de verschillende insteek van beide bewindslieden.

Vanuit christelijk sociaal denken is solidariteit een breder en dieper liggend concept. Wederkerigheid heeft wat mij betreft iets berekenends en nodigt uit de maat te nemen van ieders bijdrage. Solidariteit is ruimhartig en omvattend, is in zekere zin genade die om niet gegeven wordt en die ervan uitgaat dat in die solidariteit ieders bijdrage waardevol en voldoende is.

U begrijpt al wie de nieuwe politiek leider van het CDA zou moeten zijn als het aan mij zou liggen. Ik ga er niet over, dus ik kijk met belangstelling uit hoe en op welke gronden die leiderschapsdiscussie beslecht gaat worden.

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.