'Spoken bestaan niet', maar toch... Met Halloween en in fantasy en horror laten we het griezelen gecontroleerd toe, om ons zo van dat niet bestaan te overtuigen. Hebben de nieuwtestamentische verhalen nog iets sterkers in huis dan fantasy? De slotsom van deze verhalen is dat overgave aan de droom van Gods genade - die ons draagt en omhult - bij uitstek de manier is, om niet meer bang te hoeven zijn voor spoken.
Door Eric Corsius
De jonge vader Huub Oosterhuis gaf zijn kinderen bij het slapen gaan graag een kruisje op het hoofd. Dit was en is een gebruikelijke katholieke versie van de wijdverspreide ouderlijke zegening of handoplegging. Oosterhuis gaf aan dat gebaar een extra dimensie met de woorden: ‘Spoken bestaan niet!’ Om daar in sommige gevallen aan toe te voegen: ‘Vrienden bestaan wel!’ Het was geen bezwering, maar een bewering. Oosterhuis zei daarmee gewoon: "Je hebt geen reden om bang te zijn. Boze machten zijn een verzinsel." We worden bovendien, aldus de toevoeging, omgeven door machten die ons goed gezind zijn, om het met Bonhoeffer te zeggen.
Fantasy
De merkwaardige gebruiken rond en met Halloween interpreteer ik ook in dit licht. Natuurlijk worden er soms, zelfs op kwaadaardige wijze, grenzen overschreden. Over het algemeen echter worden door deze gebruiken de zogenaamde duistere machten bespot. Deze zijn een lachertje. Als heks of zombie verkleed over straat gaan op een gure herfstavond is zoiets als fluiten in het donker, spelen met vuur in een veilige omgeving, het gekooide kwaad uitdagen.
Ik begrijp op deze manier ook de populariteit van fantasy in literatuur en film. In deze tijd van het jaar zenden bijvoorbeeld meerdere televisiekanalen de zoveelste herhaling uit van de Harry-Potter-serie. Ook dit sprookjesachtige epos draait om één gedachte: de kwade machten leggen het uiteindelijk af tegen het goede, tegen liefde en vriendschap. Liefde en vriendschap zijn, om het met het Hooglied te zeggen, "sterk als de dood". Bovendien is zelfs de grootste griezel uiteindelijk deerniswekkend en sneu – ook nadat hij de grootste ellende heeft aangericht. Eind goed al goed, dus. We wisten dat trouwens ook al van de sprookjes die ons in onze kindertijd zijn verteld. Hun slotsom is, dat ook in het donkerste bos geen reden meer bestaat om bang te zijn. De heks is dood en de wolf ligt op de bodem van de put.
Bijbel
De Bijbel kent ook fantasyverhalen of horrorverhalen. De personages geloven in spoken en geesten. Ze lopen daar met een grote bocht om heen, om er tegelijk ook door te worden gefascineerd. Merkwaardig genoeg gebeurt dit vooral, als het geloof in de Levende God op de proef wordt gesteld, als dit geloof een maat te groot is, omdat Gods genade te mooi lijkt om waar te zijn. Van de opgejaagde, in het nauw gedreven, altijd ongeduldige koning Saul wordt bijvoorbeeld verteld, dat hij in Endor een waarzegster bezoekt en haar de geest van Samuel laat oproepen (1 Samuel 28). Nu God het in Sauls ogen laat afweten, wendt hij zich tot het paranormale. Het blijkt uiteraard een dood spoor.
Het geestengeloof komt ook voor in het Nieuwe Testament en heeft daar een bijzonder paradoxaal karakter. Het treedt namelijk juist dan op, als in Jezus aan het licht komt, dat liefde en leven sterk zijn als de dood. Als hij het natuurgeweld bedwingt, door te lopen op de waterspiegel van het meer, aldus tonend dat de schepper, de bedwinger van de chaos op zijn hand is. Als hij uit de dood, de ultieme vijand van de mens, opstaat en aan zijn leerlingen verschijnt. In Marcus 6 lezen we, dat de leerlingen in het bootje, dat dreigt te kapseizen, denken een ‘fantasma’ te zien. (Hoeveel meer aan fantasy willen we hebben?) En als de verrezen Jezus in Lucas 24 aan zijn leerlingen verschijnt, houden de laatsten hem voor een ‘pneuma’, een ‘spirit’.
Bijgeloof
Blijkbaar gaat het er bij de leerlingen niet in, dat de Schepper het natuurgeweld en de dood kan bedwingen. Ze vertrouwen opvallend genoeg echter wel op hun paranormale wereldbeeld. Ze verkiezen de nachtmerrie van het bijgeloof boven de droom van Gods genade. Die laatste is hun te machtig en overweldigend. De slotsom van deze verhalen is echter, dat de overgave aan die droom bij uitstek de manier is, om niet meer bang te hoeven zijn voor spoken. We worden immers gedragen en omhuld door Gods Genade.