De veertigdagentijd begint met Aswoensdag, een ritueel dat onze vergankelijkheid markeert. Alles wat wij zijn en tot het onze rekenen zal ooit uiteenvallen. Niets blijft wat het lijkt. Kunnen we leven met deze waarheid waarbij al ons ‘doen' en ‘maken’ uiteindelijk geen uitkomst bieden? Kunnen we in deze vastentijd ook oefenen in onthouding van onze wil tot oplossen. Zou een dergelijke onthouding gevoelig kunnen maken voor iets anders dan ‘de macht van de wereld’?
Door Erik Borgman
Niets doen. Kunnen we dat? Nee, niet gewoon lekker lui op je rug liggen en daar tevreden mee zijn, maar een probleem zien en dan níet proberen dat probleem op te lossen. In plaats daarvan kijk je getroost toe hoe het probleem zich langzamerhand omvormt tot een nieuwe mogelijkheid. Zouden we dat weer kunnen leren? En zou het helpen om in deze veertigdagentijd te vasten - niet alleen van voedsel of drank - maar ook van onze wil tot oplossen?
Niets van over
Is dat afzien van ‘willen oplossen’ zinvol? Degenen onder ons die Aswoensdag houden suggereren dat in deze ‘doe-onthouding’ een logica schuilt. De as voor de vergankelijkheid wordt op je hoofd gelegd en er wordt tegen jou gezegd dat je stof bent en tot stof zult wederkeren. Maar deze uitspraak geldt voor alles. Dat we ons eigen lichaam nadrukkelijk tekenen met vergankelijkheid is omdat dit lichaam ons het meest nabij is. Maar wij zijn ook onze gewoonten, onze omgangsvormen, onze kleding. Wij zijn onze huizen en ons voedsel. Wij zijn onze natie, onze taal, onze cultuur. Het is allemaal uit stof gemaakt en het zal allemaal tot stof wederkeren. Er blijft niets van over.
Hoe bedreigend dit is, realiseren we ons de laatste tijd weer. Het leidt tot angst, tot ontkenning, tot een woedend “dit mag niet gebeuren en wee de @#$%! die er schuld aan heeft.” Toch gebeurt het. We houden het niet tegen door onze wil het tegen te houden, door onze oren dicht te stoppen voor de verhalen die die onontkoombaar duidelijk maken, door zo hard te schreeuwen hoe wij dénken dat het is, dat we gaan geloven dat de echo die terugkomt de stem is van de werkelijkheid die ons gelijk geeft.
Nieuw wij?
Nu het oude ‘wij’ uit elkaar valt, willen beschaafde cultuurchristenen een nieuw ‘wij’. Veilig onder elkaar met één gemeenschappelijke taal waarin wij onze verschillen vieren. “Wel eens tegen een echt verschil aangelopen?!”, roepen Geert en de zijnen hiertegenover sarcastisch. Dan is er geen gemeenschappelijk taal! Dan is het ‘zij’ of ‘wij’. De overeenkomst is dat beide voor het ‘wij’ kiezen.
Sociale cohesie is de nieuwe ‘heilige graal’, zou je kunnen zeggen. Maar we proberen die niet te vinden, zoals vroeger via een weg met ontberingen en beproevingen, zoals bij de graal gepast is. Dat kunnen we ons niet langer permitteren, denken we. We proberen cohesie te máken. In naam van de volledige insluiting creëren we steeds weer nieuwe uitsluiting. Nu homoseksualiteit is geaccepteerd, is de rokende alcoholist die zich niet wil laten behandelen de nieuwe engerd. Die ons bovendien straks ook nog veel geld gaat kosten, dus is er alle reden hem te dwingen zich aan te passen. Of anders zoekt hij het zelf maar uit.
Illusie
Aswoensdag is nog idioter dan carnaval. Met carnaval vieren we dat het leven sterker is dan elke ordening. Kat en hond hossen arm in arm door de straten, en engel en duivel staan in een hoekje te zoenen: als dat geen teken is van het koninkrijk van God, wat dan wel? Maar met Aswoensdag tekenen we ons met de dood: een kruis van as. Wij zijn geen ‘wij’. Ieder van ons behoort tot de ‘zij’ die ‘wij’ het liefst uit zouden bannen om het leven veilig en overzichtelijk te maken. In de Aswoensdagviering waaraan ik deelnam was een piepklein kindje aanwezig dat nog in de kinderwagen lag. Symbool van nieuw leven, zeker, maar evenzeer een teken dat alles wat we nu zijn stof is en tot stof zal terugkeren. Als we het bestaan van dit kind echt serieus nemen, zal niets zonder meer blijven wat het lijkt. Hoe veilig en prettig we ons daarbij ook voelen.
Opstaan
'Er rijpt in onze taal een woord dat niet bestaat', dicht Charles Ducal die eind januari 2016 na twee jaar aftrad als Dichter des Vaderland van België. En verderop in hetzelfde gedicht, over hetzelfde woord:
Het rijpt in al wat zwijgt, wat zonder stem
de wereld is. Hoop niet dat het u sparen zal.
De eerste zondag van de veertigdagentijd lezen we in de rooms-katholieke kerk traditiegetrouw over Jezus die door de Geest de woestijn wordt ingedreven en door de duivel op de proef wordt gesteld. Macht hebben problemen op te lossen, macht hebben de gang van de wereld te bepalen, macht hebben door de wereld te gaan zonder te worden gekwetst: het zijn verleidingen van de duivel. Omdat erop ingaan ervoor zorgt dat je gespaard wordt door dat woord dat ‘rijpt in al wat zwijgt, wat zonder stem / de wereld is’. Dat lijkt aantrekkelijk, maar het is verschrikkelijk. Alles leeft van de rijping van dit woord, dat zal opstaan uit het stof waartoe alles wat is wederkeert.
[box type="shadow"]
De gedichten die Charles Ducal de afgelopen twee jaar als Dichter des Vaderlands / poète national / nationaler Dichter maakte, verschenen samen met enkele toelichtende teksten in de drietalige bundel Bewoond door iets groters / Au-delà de la frontière / Von etwas Grösserem bewohnt, Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact 2016. De geciteerde regels stammen uit het gedicht ‘Woord tegen woord 2’.
[/box]
» Lees ook andere artikelen van Erik Borgman