In zijn paascolumn legde Eric Corsius vorige week getuigenis af van zijn ‘trouw-aan-de-aarde-filosofie’. Is dat niet een knieval voor het enkel maar geloven in wat tastbaar, voelbaar, meetbaar is, vraagt Lisette Thooft zich af. Daartegenover plaatst zij haar idee: “De waarheid is niet naakt in de wereld gekomen, maar gekleed in symbolen en beelden. Anders zouden wij haar niet kunnen bevatten.” Het leven is als een tangoles. De vrouw volgt de minieme aanwijzingen van de man. Zo schittert zij binnen de grenzen die hij stelt. Is dat niet een mooi beeld voor onze omgang met God? “Hoe beter ik oplet wat het leven (God) van mij wil, hoe mooier het kan worden.”
Door Lisette Thooft
Ik wil eigenlijk een column schrijven over God als de perfecte tangopartner, maar ik moet eerst even Eric Corsius tegenspreken. “Een schepper die niets meer te bieden heeft dan een virtuele voltooiing, is een prutser,” schreef hij. “Een vulgariserende theologie heeft ons echter op- en afgescheept met armzalige opvattingen in dezen. De opstanding van het lichaam is daarin verworden tot een plichtmatige voetnoot en de opstanding vervangen door het zwaktebod van een onsterfelijke ziel. In het Eftelinggeloof van de esoterie leeft deze infantiele opvatting nog voort.” Zou hij een grapje maken? Je weet het niet meer vandaag de dag, met die alomtegenwoordige ironie. Maar goed, voor het geval dat hij het meent: alleen geloven in wat tastbaar is, voelbaar, meetbaar, ruikbaar en weegbaar, en niet willen geloven in iets virtueels of symbolisch – dat lijkt mij pas infantiel. In de zin van: kinderlijk, nog niet volwassen. Niks mis met kinderen, ik ben er zelf een geweest, maar een kind kan nog niet begrijpen dat sommige dingen symbolisch bedoeld zijn. Terwijl de meeste religieuze verhalen zonneklaar symbolisch bedoeld zijn. Het motto van onze Kring voor Mythosofie (zie www.mythosofie.nl) is logion 67 van het apocriefe Evangelie van Philippus: “De waarheid is niet naakt in deze wereld gekomen, maar gekleed in symbolen en afbeeldingen, anders zou de wereld de waarheid niet kunnen bevatten.”
Lange traditie
Er zijn erg veel verhalen over goden of mythische helden die sterven, naar een onderwereld afdalen en vervolgens weer herrijzen. Het verhaal over Jezus is er slechts één in een lange, lange traditie. Onlangs werden we weer eens opgeschrikt door iemand die het net ontdekt had: assyriologie Henriette Broekema werd in de Volkskrant geïnterviewd over de gelijkenis tussen het verhaal over Jezus en het Soemerische verhaal over Doemoezi. Maar al in 1949 schreef Joseph Campbell in zijn beroemde boek The Hero with the Thousand Faces dat het verhaal van de dood en wederopstanding van een goddelijke held universeel is en overal op aarde in de mythologie te vinden. Ook Dionysus bijvoorbeeld, god van de wijn, wordt gevangen genomen, vermoord en weer tot leven gewekt. Ook Osiris werd gedood, in stukken verspreid, bij elkaar geraapt en weer tot leven verwekt. En er zijn treffende overeenkomsten tussen het kruisigingsverhaal en de Horusmythe. Overigens zijn het niet alleen mythische mannen die sterven en weer opstaan; Inanna zelf, de Soemerische vruchtbaarheidsgodin, daalt in de mythologie ook af naar het dodenrijk, waar ze wordt gedood en aan een spijker gehangen; en ook zij komt na drie dagen weer tot leven, waarna ze de onderwereld verlaat. Het thema is ook doorgedrongen in sprookjes zoals dat van Vrouw Holle, waar een meisje door een put valt in een ‘lagere’ wereld, waar brood gebakken moet worden en appelbomen en kussens moeten worden geschud, waarna ze mag terugkeren naar huis met een passende beloning.
Geestelijk thuisland
Stel nu eens dat de esoterici gelijk hebben en er zoiets bestaat als een geestelijk thuisland van de mensenziel – ‘daarboven’ (bij gebrek aan een passende plaatsbepaling). En stel nu eens dat ze ons die verhalen hebben meegegeven op onze tocht naar ‘beneden’, naar de materiële aarde, als troost, ter herinnering aan hoe het eigenlijk zit. Vanuit de geestelijke wereld gezien is de tocht naar de aarde een afdaling in het dodenrijk, want de materiële wereld is de plaats waar gestorven wordt, waar de dood heerst. Het verhaal vertelt ons dan: jij, mensenziel, moet een tijdje op aarde verblijven en je zult sterven. Maar in een andere – vergeestelijkte, gesublimeerde, wat dan ook – vorm zul je ooit, als de tijd rijp is, weer opstaan en terugkeren naar de geestelijke wereld. Het is eigenlijk door de overvloed van deze verhalen dat ik diep geloof, ja bijna zeker weet, dat we een onsterfelijke ziel hebben die na de dood weer terug mag, naar huis. Maar natuurlijk niet gekleed in dat vleeshemdje dat er nu nog omheen hangt. Dat mag gewoon gecomposteerd worden.
Tangoles
Enfin, ik wilde dus schrijven over God als de perfecte tangopartner. Mijn man en ik zitten op tangoles. Bij tango heb je een leider en een volger; meestal is de man de leider en volgt de vrouw. Maar waarom leidt die man? Om te zorgen dat die vrouw, binnen de veilige grenzen die hij stelt, zoveel mogelijk kan laten zien hoe mooi ze kan dansen. Zij moet enorm goed op hem letten, op zijn torso, “Op zijn hart” zegt onze tangolerares, want hoe beter hij danst, hoe subtieler zijn aanwijzingen zijn: een schouderbeweging hier, een lichte druk daar, soms lijkt alleen zijn intentie al genoeg. Het valt voor de drommel niet mee om te volgen (ik moet het nog leren) maar ik dacht ineens: zo gaat het in het leven ook. Het leven, ook wel bekend onder de naam God, leidt mij met subtiele aanwijzingen – een lichte druk hier, een minieme beweging daar – en ik mag binnen die grenzen laten zien hoe leuk ik het kan maken. Hoe beter ik oplet wat het leven (also known as God) van mij wil, hoe mooier het kan worden. Maar ook dat is alleen maar symbolisch bedoeld, natuurlijk.