Emeritus hoogleraar theologie Martien Brinkman schreef een theologische biografie, waarin hij op persoonlijke wijze vijftig jaar theologiebeoefening samenvat: 'Hoe mijn God veranderde. Een reisverslag'.  Vriend en jaargenoot, Johan Goud, biedt hier een signalement van het boek.

Door Johan Goud

Hoe mijn God veranderde is een mooi en rijk boek. De theoloog Martien Brinkman (emeritus-hoogleraar interculturele theologie, VU) schreef een lijvige terugblik op zijn ontwikkeling als gelovige en als theoloog – die naar goed protestants gebruik in zijn geval nauw met elkaar verbonden zijn. Wie het boek leest krijgt een helder en erudiet beeld van theologische thema's die in de afgelopen vijftig jaar aan de orde waren: het godsbeeld, schepping en natuur, de invloed van andere religieuze en christelijke culturen, theologie en literatuur, om enkele van de belangrijkste te noemen.

Brinkman is steeds in beweging gebleven. Tot nu toe is hij blijven sleutelen aan de talrijke teksten die hij gepubliceerd heeft. Hij heeft zijn materiaal geordend in hoofdstukken over de bijbelopvatting, het godsbeeld, het mensbeeld, het Jezusbeeld, de plaatsbekleding, de theologie van de Geest.

Jezusbeeld

Interessant is dit boek steeds. Treffend vond ikzelf in het bijzonder zijn hoofdstukken (V, VI) over het Jezusbeeld. Boven hoofdstuk V, over de manier waarop aan het goddelijke van Christus in diverse christelijke culturen vorm is gegeven, plaatst Brinkman als motto deze indrukwekkende regels van Borges:

Het gezicht is niet het gezicht van afbeeldingen.

Het is ruw en joods. Ik zie het niet

maar ik zal het blijven zoeken tot de laatste

dag van mijn schreden.

Hij gaat in dat hoofdstuk uitvoerig in op de door hindoeïsme en boeddhisme gestempelde christelijke voorstellingen, maar natuurlijk ook op de joodse achtergrond, de compromisformule van het concilie van Chalcedon in het jaar 451 (onvermengd, onveranderd, ongedeeld, ongescheiden – over de verbinding van Christus’ twee naturen: de goddelijke en de menselijke), over de visies van vele theologen, zoals Lapide, Steenbrink, Den Heyer, Flesseman-van Leer, zijn leermeester Kuitert, om ten slotte tot een uitgebalanceerde eigen visie te komen. Veroordelend en afwijzend is hij eigenlijk nooit. Wel stelt hij bijvoorbeeld vast, dat in de door hindoeïsme en boeddhisme bepaalde gedachtengangen het historische en het dynamische dikwijls tekort komen.

In het zesde hoofdstuk gaat hij dieper in op beeld van Jezus als plaatsbekleder, als degene die voor ons intreedt. Hij ziet dat – terecht, denk ik – als een element in het klassieke Jezusbeeld dat ook in onze tijd levenskrachtig is. In verband daarmee bespreekt hij films (Bergman, Kieslowski, von Trier), romans en poëzie waarin de plaatsbekleder een rol speelt. Zijn conclusie is – herinnerend aan wat hij eerder schreef in Het drama van de christelijke vrijheid (2000) - dat plaatsbekleding, ook in de geest van de Bijbel, altijd plaatsvindt 'opdat wij andere mensen worden'. Plaatsbekleding en vrijheidsbeleving sluiten elkaar dan ook niet uit, zoals o.a. de filosoof Kant meende, maar ze horen bij elkaar.

Theologie na Kuitert

Gevraagd om als bevriende medelezer te fungeren, las ik het manuscript vele maanden voor de verschijning (in februari jl.). Dat is ook de reden waarom dit stuk geen echte bespreking, maar een signalement van Brinkmans boek is. Martien en ik zijn vrienden en jaargenoten (theologie VU, jaargang 1968). Ik besefte, dit lezend, hoezeer ook voor mij geldt dat ik 'theologie na Kuitert' (p.14) ging beoefenen. Ik stelde dat al eerder vast, naar aanleiding van Kuiterts overlijden, op de website van de remonstranten (www.remonstranten.nl/blog/actueel/h-m-kuitert-persoonlijk-memoriam).  Het onderricht van Harry Kuitert maakte indruk op ons - op Martien wat meer dan op mij, hij promoveerde ook bij hem. Maar Kuiterts afbraak van het gereformeerde denksysteem werd voor ons beiden een vertrekpunt.

We bewandelden vervolgens verschillende wegen. Martien beschrijft hoe belangrijk voor hem de (her)ontdekking van de liturgie, in de Amsterdamse studentengemeente, is geweest (p.130-131) - terwijl ikzelf na een periode van nergens bij horen voor de remonstranten koos. Niet de liturgie, maar het joodse, ethische denken van Levinas speelde een belangrijke rol daarbij. Anders dan Martien, die zich midden in de christelijke traditie thuis ging voelen, heb ik me altijd primair tot grensgebieden aangetrokken gevoeld: de filosofie, vooral de moderne en postmoderne, de literatuur en de kunst.  De gedeelde belangstelling voor literatuur bracht ons weer in elkaars buurt.

Bewogen geschiedenis

Dit boek is het lezen meer dan waard. Voor oudere en jongere theologen, ter opfrissing of als kennismaking met de bewogen geschiedenis van het theologisch denken in de laatste halve eeuw. Voor gelovigen van deze tijd, al is het maar om zich bewust te worden van de rijke traditie waaraan zij deelhebben. Ten slotte ook voor de steeds grotere groep van nauwelijks of niet gelovigen, om kennis op te doen van de actualiteit van een (protestants) theologische traditie die de geschiedenis van dit land mede gevormd heeft.


Martien E. Brinkman, Hoe mijn God veranderde. Een reisverslag, Kokboekencentrum, 2022, 307 blz., € 22,99.

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.