“Je zou haast zeggen dat er messianistische tijden aanbreken. Dat zie je in de maatschappij en in films met aandacht voor plaatsvervanging en daarmee voor verandering. Er zal wel weer een Havel opstaan of een Mandela”, zegt theoloog Martien Brinkman, emeritus-hoogleraar oecumenische/interculturele theologie aan de Vrije Universiteit. Zijn nieuwste boek is ‘Grote woorden, met dank aan denkers en dichters’.

Door Cees Veltman

Het doel van uw boek is een theologie na Kuitert te schrijven?

Ja, ik heb vooral in de laatste tien jaar van zijn leven veel contact met Kuitert gehad. Wat me bij hem aanspreekt is enerzijds zijn rationalisme, een heldere manier van theologiseren. Praat er niet om heen, maar zeg waar het op staat. Hij was tegelijk bevindelijk van aard, de nadruk leggend op innerlijke beleving van het heil. Die bevindelijkheid herkende hij bij Achterberg en Bach, maar op het laatst wilde hij daar niet meer over spreken. Dan kwamen er alleen maar tranen in zijn ogen. Hij kon zijn bevindelijkheid niet meer verbinden met de ratio, zoals hij dat vroeger wel deed. Ik probeer dat wel. Bevindelijkheid en rationalisme heb ik van mijn ouders meegekregen.

Na het jaar 2000 heeft Kuitert de stap naar projectie gezet. God was een projectie van mensen, een product van verbeelding en niets meer. ‘Eerst waren er mensen en toen God.’ Die stap heb ik nooit gezet en heb ik bestreden. Zet in plaats van ‘mensen’ bergen en je ziet dat die uitspraak onzin is. Taal roept iets op wat er op de een of andere manier al is. Door taal is God tot de mensen gekomen. Door taal kunnen we dingen benoemen, maar dan kan het niet anders dan dat die dingen er ook zijn. Er moet wel een impuls achter bestaan.

"‘Eerst waren er mensen en toen God.’ Die stap heb ik bestreden. Zet in plaats van ‘mensen’ bergen en je ziet dat die uitspraak onzin is"

Voor ‘Grote woorden’ bedacht ik me dat ik al veel over theologie heb geschreven, maar ook altijd over poëzie en de religieuze aspecten daarvan. Nu moest ik de zaak omkeren en niet vanuit de poëzie naar religie kijken maar van religie naar poëzie. Zo ben ik met elf grote woorden uit de traditie gestart: traditie, God, schepping, kwaad, schuld, plaatsvervanging, opstanding, vrijheid, liefde, dood en gebed, aan de hand van denkers en dichters als Leo Vroman, J.M. Coetzee, Willem Jan Otten en Pieter Boskma.”

Hoe zijn de reacties op uw boek?

“De mensen uit het midden van de kerken vinden de verbinding tussen religie en literatuur leuk maar soms moeilijk. Voor mensen die wat verder van de kerk afstaan, maar nog wel een beetje religieus geïnteresseerd zijn, zijn de grote woorden al gauw te groot. Waarom moet bij literatuur speciaal religie erbij gehaald worden? Dan merk je dat je in theologische taal wel getraind moet blijven. Als je dertig, veertig jaar niet naar een kerk bent geweest, heb je een stuk van de ontwikkeling van de kerken niet meer meegemaakt. Wat ik schrijf over de verschuiving van het godsbeeld vinden zij het meest spannend.

Orthodoxen denken: het gaat over traditionele woorden en die worden naast moderne literatuur en poëzie gelegd. Dus het is nog niet zo gek wat we geloven. In die kringen wordt mijn boek vergeleken met het werk van C.S. Lewis. Dat het boek gaat over verschuivingen van het godsbeeld nemen ze op de koop toe.”

"De dictatoriale opvatting over Gods liefde -  jóuw kind red ik, maar jóuw kind laat ik doodgaan -  is het vreselijke beeld van God dat het meest verbreid is"

Het godsbeeld is al verschoven, schrijft u.

“Het oude beeld van God als meester Albedil bestaat nog steeds. Het werkt vreselijk uit voor mensen die een partner of een kind verliezen. Meester Albedil had dat leed toch moeten voorkomen? Dat is een dictatoriale opvatting over Gods liefde: jóuw kind red ik, maar jóuw kind laat ik doodgaan. Dat is het vreselijke beeld van God dat het meest verbreid is. Oud-voetbaltrainer Louis van Gaal bijvoorbeeld sprak altijd lovend over zijn katholieke opvoeding, totdat zijn vrouw na een lijdensweg overleed. Toen was het met zijn geloof in God gedaan. Als je zo’n beeld van God hebt, komt je geloof als een boemerang op je terug. Het is een van de voornaamste oorzaken geworden van de massale kerkverlating van de afgelopen decennia.’

Ik vergelijk de relatie met God liever met een liefdevolle relatie tussen ouders en volwassen kinderen. Ze hebben geen directe invloed meer op hun kinderen, maar kinderen voelen wel dekking van hun ouders en die missen ze als hun ouders zijn overleden. Gods liefde kun je omschrijven als een omvatting die hoop, energie en vertrouwen geeft.

"Gods liefde kun je omschrijven als een omvatting die hoop, energie en vertrouwen geeft"

In de Bijbel deelt God zowel lief als leed uit. De bijbelschrijvers schreven prachtige, maar ook vreselijke dingen. Ze spiegelden hun godsbeeld aan dat van de toenmalige heersers die na een overwinning hun tegenstanders uitmoordden. Daarin overschrijden ze grenzen. In orthodoxe kring is deze opvatting geen probleem meer, merk ik, eerder bevrijdend. Dan zie je dat de godsbeelden verschuiven van een hoogverheven God naar: wat is er meer in mij dan ikzelf? Zoals Dag Hammarskjöld al zei: “Ik verlang ernaar een werktuig te worden voor datgene in mij dat meer is dan ikzelf.’

Calvinisten dachten in de verhouding tussen God en mens van bovenaf, vanuit het transcendente. Daarmee haal je God uit de greep van mensen. Dat was in de jaren dertig een heel goede daad. God is anders, was de gedachte. Maar als je dat te sterk benadrukt, wordt het geloof een ver- van- mijn- bed show. Dan is God te ver weg. Als je aan de andere kant niet vanuit het transcendente maar vanuit het immanente denkt: wat ervaren we in ons leven van God, loop je het risico dat je God in je broekzak hebt. Ik zeg: God wordt niet vanaf boven gedropt, maar van onderop gezocht. Als je hem van onderop zoekt, is God wel iets wat jou overstijgt, want anders hoeven we het geen God te noemen.”

Welk van de elf woorden spreekt u het meest aan?

“Plaatsvervanging. Dat begrip is altijd al een steen des aanstoots geweest. Al heel vroeg in de geschiedenis van de christenheid werd het als goedkoop beschouwd. Chinese keizers uit de zesde en zevende eeuw hielden het christendom buiten de deur omdat anders Jezus als grote witwasser zou worden binnengehaald, wat afbreuk doet aan eigen verantwoordelijkheid.

Het is opvallend hoe belangrijk plaatsvervanging in veel moderne films is. De hoofdrolspeler vervult een messiaanse rol en treedt in de plaats van anderen. Hij waagt zijn leven voor anderen en geeft zijn leven soms voor anderen. Ook in de literatuur zie je dat, bijvoorbeeld bij Coetzee (‘In ongenade’) waar het gaat over de vraag of een mens kan veranderen. Aan het eind van het boek draagt de hoofdpersoon een hond die een spuitje moest krijgen, zoals in de Bijbelse traditie de goede herder het lam Gods draagt. De slotscène in de film die over het boek is gemaakt (‘Disgrace’) is hetzelfde. Een onmiskenbare toespeling op het lam Gods ‘dat de zonden der wereld wegdraagt’, lijkt me.

De doodgeslagen notie van de plaatsvervanging komt ineens in films en literatuur weer naar boven. Je kunt je afvragen in hoeverre dit met de Christusfiguur te maken heeft, maar deze notie verwijst in ieder geval niet naar de grote witwasmachine zoals plaatsvervanging ook wel eens geduid wordt. Lever je vuile was in bij Jezus en je krijgt ze witter dan wit weer terug.

Kunst en literatuur zie ik als bronnen van de theologie. De Engelse theoloog Larry Kreitzer schreef drie boeken met dezelfde ondertitel: ‘On Reversing the Hermeneutical Flow.’ Hij zegt: exegeten kunnen ons van alles leren over de tekst van de Bijbel: wat de woorden betekenen, wat de verbanden met andere woorden zijn, wat de culturele achtergrond is, maar de essentie van het verhaal van de verloren zoon bijvoorbeeld, kun je het beste begrijpen door het schilderij van Rembrandt over de terugkeer van de verloren zoon. Kreitzer noemt tientallen voorbeelden hoe kunstenaars een diepgang van Bijbelverhalen aanreiken die de exegeet niet boven tafel krijgt. Dat lukte Kierkegaard met zijn boek ‘Vrees en Beven’ over Abraham die zijn zoon Izaäk wil offeren.

Zo zie je dat kunstenaars gewoon nodig zijn om de diepgang van essentiële Bijbelverhalen te peilen en te onthullen. Ik weet geen beter medium dan film om die essentie te laten zien. Film is er ook goed in om maar één woord te gebruiken. Theologen komen met woordenstromen, maar met filmmuziek en -beelden hoef je vaak maar één woord te gebruiken.”

Hoe komt het dat het thema plaatsvervanging nu weer opkomt?

“Dat heeft te maken met de vraag hoe je dingen kunt veranderen. Plaatsvervanging heeft verandering op het oog. In oorlogsfilms zie je hoe één persoon een hele gemeenschap verandert door zich het lot van mensen aan te trekken. Zoals in ‘Schindlers List’ mensen in een concentratiekamp worden beschermd of in de oorlogsfilm ‘Private Ryan’ hoe je je maatjes beschermt. In de Zweedse film ‘As it is in heaven’ brengt een nieuwe dirigent een kerkkoortje tot leven en daarmee een hele gemeenschap. In de christelijke traditie is de notie dat plaatsvervanging tot verandering leidt, helaas te weinig gehonoreerd. Terwijl het past in het stramien van de christelijke biecht: berouw, vergeving en genoegdoening. De genoegdoening is dat je een veranderd mens bent en dat je weer wordt geaccepteerd in de gemeenschap.

We zien nu ook een herleving van de aloude erfzondeleer in de discussie over het slavernijverleden en de discussie over Nederlands-Indië door het boek ‘Revolusi’ van David Van Reybrouck. De zonden der vaderen worden tot in het derde en vierde geslacht bezocht. Hoe kun je met een duister verleden omgaan? Je kunt het negeren, maar dan word je er je leven lang door achtervolgd. Je kunt excuses aanbieden, maar dan roept iedereen: dat is goedkoop. Je moet ook een veranderd gedrag vertonen en het leed compenseren. Dat is de genoegdoening. Veel films duiden er steeds op dat plaatsvervanging effect heeft.”

Is er nu meer behoefte aan verandering?

“Om onrechtvaardige verhoudingen te doorbreken is dat hard nodig. Het wordt je toch bang te moede als je ziet hoe in steeds meer landen dictators aan de macht zijn gekomen, zoals Rusland, China, Myanmar, Venezuela, Brazilië, Syrië en tal van Afrikaanse landen. Maar je zult zien dat er altijd wel weer een Havel opstaat of een Mandela. Er zal altijd weer opgestaan worden tegen onrecht en uiteindelijk zal het recht zegevieren. Films houden dat besef wakker.”

"We zitten in de fase van een assertieve wending: waar is God, waar voel ik hem, waar kan ik iets van hem merken? Vandaar mindfulness en meditatievormen om dicht bij een godsgeloof te komen"

Vroeger zongen ze in Amerika ‘We shall overcome, some day’, maar nu hebben we niet meer zoveel geduld?

“Je zou haast zeggen dat er messianistische tijden aanbreken. De schrijver Gerard Reve vroeg het al eerder aan God: ‘Dat Koninkrijk van u, wordt dat nog wat?’ Inderdaad, we willen nu dat het wat wordt. Net als in de maatschappij zie je in de theologie om de zoveel tijd wendingen. Je hebt de antropologische wending, de hermeneutische wending. Tijdens de eerste wending, van de zoekende mens, in de jaren zeventig ging ik theologie studeren. De tweede wending ging over de uitleg van teksten. Ik denk dat we nu in de fase van een assertieve wending zitten: waar is God, waar voel ik hem, waar kan ik iets van hem merken? Vandaar mindfulness en meditatievormen om dicht bij een godsgeloof te komen.

Hoe kan ik iets van die goddelijke kracht en energie ervaren? Dat is niets nieuws. Het zijn heel oude noties om over God als energie en kracht te spreken, maar het laat een grote behoefte aan beleving en nabijheid zien. Je wilt dichtbij het onuitsprekelijke en het affectieve zijn. Daarmee geef je het mysterie van het leven aan. Als je dichtbij het bekende wilt zijn, heb je God in je broekzak. Mijn nieuwe boek zal over die assertieve wending gaan: van aangeleerde religie naar beleefde religie.“

Een van de grote woorden in uw boek is vrijheid. Een actueel thema met de discussie over de vraag hoe ver vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid moeten gaan.

“Je hebt soorten vrijheden. ‘Vrijheid van’ is onze eerste associatie, bijvoorbeeld na een echtscheiding of de pensioendatum. Dat kun je negatieve vrijheid noemen. Daar tegenover staat ‘vrijheid tot’, een positieve vrijheid. Wat doe je met die vrijheid? Dan zoek je verbinding op. Maar tussen die twee vrijheden heb je ook nog ‘vrijheid voor’: die duidt op ontvankelijkheid en openheid. Die fase moet je niet overslaan. Ik zie dat bij mensen die zich uit hun gereformeerde achtergrond hebben losgemaakt en zich meteen weer met dezelfde kracht op nieuwe dingen storten, met nieuwe principiële keuzes.

"Naast 'vrijheid van' en 'vrijheid tot' heb je ook nog 'vrijheid voor': die duidt op ontvankelijkheid en openheid" 

Daarvan was oud-premier Joop den Uyl een klassiek voorbeeld. Hij nam afstand van het gereformeerde geloof, maar hield vast aan de kern van het geloof door gedreven aan idealen vast te houden zoals het opkomen voor zwakkeren. Hij had het gevoel voor het onzegbare behouden. Hij was een groot poëzieliefhebber en gebruikte dichtregels in zijn toespraken. Op zijn begrafenis werd zijn geliefde gedicht van Remco Campert voorgelezen: ‘Iemand stelt de vraag’: ‘Jezelf een vraag stellen/ daarmee begint verzet/ en dan die vraag aan een ander stellen.’ Weer de notie: iemand moet opstaan tegen onrecht. Zo begint het.

Poëzie kun je alleen maar goed lezen als je iets hebt begrepen van ‘vrijheid voor’, als je ontvankelijk bent voor beelden en waarden die ze vertegenwoordigen. Ik pleit voor een ‘vrijheid voor’, voordat je weer nieuwe bindingen aangaat, op een onthechte manier, anders wordt het weer gereformeerde drammerigheid. We verbinden vrijheid vaak met zelfverwerkelijking. Dat is goed als je het maar paulinisch interpreteert: het ik dat sterft en daarna zichzelf weer terugkrijgt.

Zelfverwerkelijking betekent dan dat je jezelf overgeeft. Alleen wie zichzelf wil verliezen, zal het behouden. Het is een soort doopervaring: je moet kopje onder durven gaan zonder bang te zijn te verdrinken. Voor echte zelfverwerkelijking zijn altijd impulsen van buitenaf nodig.”

---------------------------------------------

Martien Brinkman, Grote woorden, met dank aan denkers en dichters, KokBoekencentrum Uitgevers, 222 blz., € 19,99

Martien Brinkman, Hun God de mijne? Meinema Uitgeverij, 160 blz., € 17.99

Martien Brinkman, Dichtbij het onuitsprekelijke, Meinema Uitgeverij, 176 blz., € 19,99

 

Lees ook het interview met Martien Brinkman in de serie 'Het credo'.

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.