Nu religie niet zomaar blijkt te verdwijnen uit de moderne samenleving, maar eerder van gedaante verandert, dringt zich de vraag op wat de plaats is van het christelijk geloof en de traditionele kerken. In dat kader verschijnen er de laatste tijd de nodige publicaties. Een daarvan is het boek ‘Van macht ontdaan’ van Bezielingcolumnist René Grotenhuis. Om ruimte te maken voor actuele vormen van kerk en geloof zullen we vertrouwde institutionele ankers moeten loslaten, zo luidt zijn stelling.
Door Theo van de Kerkhof
Een auteur die melding maakt van regelmatige deelname aan de doordeweekse ochtendmis lijkt zich te situeren op de behoudende vleugel van de katholieke kerk. Dat schijn bedriegt en traditionele indelingen vervagen, bewijst René Grotenhuis, theoloog en oud-directeur van Cordaid, met zijn boek Van macht ontdaan. In dat boek gaat hij op zoek naar De betekenis van het christelijk geloof voor de wereld van vandaag, zoals de ondertitel luidt.
Juist de combinatie van een eenvoudig, praktiserend geloof met een open, kritische en analytische blik maakt dit boek de moeite waard. Vroomheid die niet wenst na te denken is flauw en ongeloofwaardig, maar analyses die alleen maar laten zien in welke zin geloof ‘toch echt niet meer kan’, zijn dor en saai. Wat inspireert is een betrokken geloof dat religiekritiek integreert maar ook aan de kritiek voorbij durft te zijn.
Vanuit een dergelijke houding gaat Grotenhuis op zoek naar actuele mogelijkheden voor kerk en geloof in het Westen. Niet om te redden wat er te redden valt, maar vanuit de overtuiging dat de rooms-katholieke kerk in de wereld van vandaag een waardevolle rol te spelen heeft. De kerk is er niet om haar eigen belang, maar omdat zij, met haar mens-, wereld- en godsbeeld, een tegenwicht kan bieden aan een bepaalde onbalans in de westerse cultuur.
Doodlopende wegen
Wat kan die rol van kerk en geloof in de westerse samenleving dan inhouden? Voor Grotenhuis aan die vraag toekomt, schetst hij allereerst een aantal, in zijn ogen, doodlopende wegen.
De reductie van geloof tot humaniteit bijvoorbeeld, is zo’n doodlopende weg. Solidariteit en zorg om elkaar zijn uiteraard belangrijke opdrachten vanuit het geloof, maar daar ligt niet de originele gelovige inbreng. “Geloven is niet in eerste instantie iets doen, het is ervaren dat er iets aan je gebeurt dat groter is dan jijzelf.”
Een tweede valkuil is de gedachte dat kerken en gelovigen zich een positie zouden moeten bevechten op de markt van zingeving en spiritualiteit. Het probleem is: zingeving en spiritualiteit kun je niet aanschaffen. Er zijn nu eenmaal dingen in het leven die niet te koop zijn. Geloof is een van die dingen. Bovendien: de markt is zelfreferentieel. Dat wil zeggen: wat op de markt gebeurt, volgt simpelweg de interesses en voorkeuren van de consument. Echter: “Christelijk geloven is in essentie niet zelfreferentieel: het vindt zijn grond en rechtvaardiging in God.”
Tegenhanger van de markt is ‘de zuivere kerk’, die zichzelf beschouwt als een heilige rest, als de behoeder van het geloof tot betere tijden. Kardinaal Eijk past in dit beeld. Maar deze kerkvisie spoort niet goed met haar eigen geschiedenis, zegt Grotenhuis. Steeds zag de kerk in dat groepen die een zuivere leer predikten, ontspoorden in sektarisme en uitsluiting. “De katholieke kerk heeft nooit naar zuiverheid gestreefd; het is altijd een inclusieve kerk geweest.”
Verrassend wellicht, maar Grotenhuis gelooft evenmin in een overheersende nadruk op de lokale kerk. Zijn principiële argument: nadruk op het lokale versterkt de nadruk op het autonome en dat leidt tot versplintering. De uitdaging van onze samenleving nu is niet de verdere ontwikkeling van autonomie maar het creëren van samenhang en verbinding.
Eveneens onbegaanbaar ten slotte is de weg van de omgekeerde missie, zeg maar het invliegen van priesters uit andere continenten. Geen serieuze optie: “De West-Europese kerk zal haar eigen weg uit de crisis moeten vinden.”
Aanvaarding
Hoe dan wel? Iedere crisis passeert de fasen van ontkenning, marchanderen, woede, verdriet en depressie, zegt Grotenhuis. Het wordt tijd dat we die fasen achter ons laten en nieuwe ruimte zoeken in de fase van de aanvaarding. De afkalving en het verlies gaan we niet keren. Zonder aanvaarding van dat verlies “blijven we in gevecht met het verleden en zullen we niet in staat zijn opnieuw relevant te worden voor de wereld van vandaag en morgen.”
Hoe die aanvaarding in zijn werk kan gaan, daartoe wijst het christelijk geloof zelf de weg. In het hart van dat geloof leeft immers de ervaring dat door het diepste dal heen zich een nieuwe toekomst aandient. In een mooi stukje paulinische theologie gaat Grotenhuis in op het begrip ontlediging. In de ontlediging breekt zich nieuw leven baan. Afbraak, loslaten: het is geen afgang maar de toegangspoort naar een nieuw begin.
Doorgeschoten verlichtingsdenken
Wat dit nu meer praktisch inhoudt, daarover gaan de laatste vier hoofdstukken van het boek. Cultuursociologische analyses worden afgewisseld met theologische duidingen en praktische voorstellen.
Zo duidt Grotenhuis de onbalans in de westerse cultuur als een doorgeschoten verlichtingsdenken. Dat denken heeft geweldige prestatie opgeleverd als het gaat om de strijd tegen armoede, ziekte en afhankelijkheid, maar als bijeffect is er krampachtigheid binnengeslopen in de omgang met het onvermijdelijke menselijke tekort. We voelen een continue druk om al het onvolmaakte van het leven op te lossen.
De gelovige levenshouding biedt hier tegenwicht: Zij propageert een meer ontspannen levenshouding. Gelovigen mogen zich altijd al kinderen van God weten, hoe zij ook zijn, wat er ook gebeurt. “Fundamenteel is de aanvaarding door God: zoals we zijn, zijn we door God gekend en aanvaard als zijn kind. We hoeven niet anders te worden, we hoeven niet eerst iets te doen of te laten voordat we als kind door God worden aangenomen en omarmd. (…) niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad”.
Gemeenschap
De meer concrete voorstellen die Grotenhuis in petto heeft gaan in de richting van het relativeren van de kerk als organisatie ten gunste van de kerk als gemeenschap. Organisatie is noodzakelijk maar relatief en veranderlijk; zij staat in functie van de kerk als gemeenschap. We zullen veel van wat vroeger was moeten loslaten. “De toekomst van kerk en geloof begint met loslaten van onze institutionele ankers.”
Zijn advies heeft iets paradoxaals. We moeten ervan uitgaan dat de afkalving doorgaat: minder kerkleden, minder ambtsdragers, minder gebouwen en minder geld. Maar desondanks moeten christenen vol overgave alles blijven doen waar het in essentie om draait: een gemeenschap zijn die een boodschap van bevrijding viert, verkondigt en dienend in praktijk brengt.
Zijn werk voor Cordaid opende Grotenhuis de ogen. Regelmatig vierde hij liturgie in de meest simpele omstandigheden. In gebieden getekend door oorlog en armoede, werd zonder franje van gebouwen, aankleding of muziek de essentie van Gods aanwezigheid gevierd. “We zitten nog te veel vast aan de liturgie in het kerkgebouw zoals we dat kennen. We denken nog veel te veel dat vieren niet kan zonder een daarvoor specifiek aangeklede ruimte, met koor en organist, met een voorganger die uitlegt en verkondigt. Overal op de wereld wordt geloof gevierd zonder dat alles, vertellen mensen elkaar wat Gods boodschap voor hen betekent, zingen en bidden ze samen, vertellen ze elkaar wat de verhalen van de Schrift betekenen en hoe die hen gaande houden.”
Reorganisatie van de bisdommen
Over de reorganisatie van de bisdommen die momenteel volop haar beslag krijgt merkt Grotenhuis op dat ze enerzijds te ver gaat en anderzijds niet ver genoeg. Ze gaat te ver in de zin dat het belang van de lokale gemeenschap onvoldoende recht wordt gedaan. Door de beschikbaarheid van priesters en eucharistie tot leidend beginsel van de reorganisatie te maken wordt het fijnmazige stelsel van kleine gemeenschappen opgeofferd aan te grote eenheden.
Maar waar het de zichtbaarheid en invloed van de kerk in de samenleving betreft, gaat de reorganisatie binnen de bisdommen niet ver genoeg. Men zou nadrukkelijker de krachten moeten bundelen, bijvoorbeeld bij de rol van de kerk in maatschappelijke vraagstukken of bij de toerusting van leken.
Voorbeelden van hoopvolle initiatieven zijn cultureel-religieuze centra als de Nieuwe Liefde in Amsterdam, de Nieuwe Poort (een initiatief van protestantse zijde in het zakenhart van Amsterdam en Rotterdam), of het stadsklooster in Utrecht. Ook hoopvol zijn de vele spirituele centra die vanuit kloosters, vormingscentra of parochies op diverse plaatsen in het land zijn ontstaan. “In elke middelgrote stad zou de kerk de ambitie moeten hebben zich met een dergelijk initiatief te verbinden, of, als het er nog niet is, tot stand te brengen.”
Wat Grotenhuis betreft is er een ‘omdenken’ nodig als het gaat over beroepskrachten en vrijwilligers, over gebouwen en financiën. Hij ziet een kerk voor zich die minder vergadert, praat, verslagen schrijft, organiseert en voorbereidt. “Ik zie voor mij dat in de toekomst aan het begin van vieringen gekeken wordt wie er zijn, wie wat wil lezen, wie er zijn om te zingen, en dat ieder die dat wil bidt voor datgene wat haar of hem bezighoudt. We kunnen met veel minder organisatie toe, wat energie vrijmaakt voor het geloof dat ons draagt en voor het zoeken van de verbinding met de samenleving.”
Hedendaagse zinzoeker
Voor wie is dit boek van belang? Het boek is nadrukkelijk in de wij-vorm geschreven. ‘Wij’ gelovigen, christenen, katholieken. Daarmee is de geadresseerde bepaald: de kerkbetrokken lezer. Alle inclusiviteit ten spijt is het blijkbaar moeilijk om over kerkzijn anno nu te schrijven op een manier die de hedendaagse zinzoekers insluit.
Bruggenbouwen kan alleen samen met anderen die al aan de overkant zijn. Voor veel hedendaagse zinzoekers zijn traditionele institutionele ankers allang geen issue meer, maar zij hunkeren wel naar inspiratie en bemoediging die de christelijke traditie in huis heeft.
René Grotenhuis, Van Macht ontdaan. De betekenis van christelijk geloof voor de wereld van vandaag, Berne Media, 160 blz., € 16,90.