Zelf houdt Eric Corsius zich het liefst op in de wereld van klassieke muziek, literatuur en kunst. Maar de boog kan niet altijd gespannen zijn. Soms staat hij zichzelf het genoegen toe van de populaire cultuur. Maar waar ligt de balans: "Wanneer ga je te ver in snobisme? Wanneer zak je te ver af in de banaliteit?"
Door Eric Corsius
Veel zielzorgers gaan er prat op dat ze geen onderscheid maken tussen hoge en lage cultuur. Dat is immers hoogmoedig en neerbuigend ten opzichte van de eenvoudigen van geest. Bovendien is het onderscheid uit pastoraal of evangeliserend oogpunt contraproductief. De menigte bereik je immers niet met hooggestemde muziek of literatuur. De ‘Passion’, het jaarlijkse smartlappenoratorium van de EO, brengt tenminste de mensen op de been en de handen op elkaar voor de Blijde Boodschap. Dat kun je van de Mattheüspassie niet meer zeggen. Is de grens tussen hoge en lage cultuur dus irrelevant, ja: schadelijk in gelovig verband?
Zelf herberg ik op cultureel gebied twee zielen in mijn borst. Enerzijds probeer ik zoveel mogelijk tijd te besteden aan klassieke muziek, literatuur en kunst. Het leven is immers maar kort. Anderzijds gun ik mezelf ook af en toe een ontspannen ‘guilty pleasure’ op het terrein van de populaire cultuur. De boog kan immers niet altijd gespannen zijn. Nu heb ik niet de behoefte deze tegenstrijdigheid te verantwoorden of te rechtvaardigen. Ik wil wel een manier vinden om er zorgvuldig mee om te gaan. Wanneer ga je te ver in snobisme? Wanneer zak je te ver af in de banaliteit?
Klassieke essays
Tegen deze achtergrond herlas ik onlangs twee klassieke essays, die indirect gaan over het probleem van de populaire cultuur: één van de Oostenrijkse denker en schrijver Hermann Broch (1886-1951) en één van zijn jongere Amerikaanse collega Susan Sontag (1933-2004). Broch benaderde in 1950 het thema via het concept van de kitsch. Sontag schreef in 1964 over de deftige, ironische vorm van kitsch: de ‘camp’. Er zijn opmerkelijke parallellen tussen de twee zeer compacte teksten, zowel qua vorm als qua inhoud. Dit hangt er vermoedelijk mee samen, dat de uiterst erudiete Sontag de tekst van Broch kende. In zekere zin zijn de teksten echter ook elkaars spiegelbeeld.
Sontags innemende pleidooi voor de ‘camp’ blijft wat mij betreft onweersproken. Van ‘camp’ is sprake – dit ter toelichting – wanneer op zich fijn besnaarde mensen zich met een knipoog te goed doen aan schijnbaar oppervlakkige schoonheid. Het gaat en ging vaak gepaard met dandyisme. In Nederland was bijvoorbeeld Gerard Reve bij wijlen het voorbeeld van dat laatste. Sontag rechtvaardigt, ja bepleit de ‘camp’ omdat deze tegemoet komt aan een menselijke behoefte. Cultuur mag toch ook een vorm van levensvreugde zijn? Van alleen maar vuistdikke romans met hooggestemde ethiek of zwartgallig pessimisme kan de mens niet leven. Daarom is het goed dat er cultuuruitingen zijn, die zichzelf niet al te serieus nemen en de werkelijkheid ook wat lichter opvatten. Liefde voor het leven en het mensdom heeft soms afstand en ironie nodig. Cultuur mag ook een spel zijn. Laten we daarom gerust af en toe tranen met tuiten huilen bij Puccini of meedeinen op Johann Strauss.
Broch is argwanender. Hij laat zien dat er ook een platte vorm van populaire cultuur is: de kitsch. In deze variant is er juist geen ironie. Ze is sentimenteel en neemt zichzelf veel te serieus. Denk aan de smartlappenkoning, in wiens oeuvre en persoon al het leed van de wereld lijkt te zijn samengebald; aan de al te geaffecteerde religieuze muziek of aan de esoterische schilderkunst. In deze gevallen verliest de kunstenaar uit het oog, dat zijn werk de realiteit van het menselijke innerlijk of het goddelijke geheim slechts benadert. Hij pretendeert dat zijn werk ermee samenvalt. Deze uitingen van populaire cultuur zijn gesloten en dogmatisch, want ze blokkeren de onvermoeibare verdere zoektocht naar de realiteit, de radicale openheid en meerduidigheid waardoor echte kunst wordt gekenmerkt. En áls de kitsch al ‘speels’ wordt, wordt ze een naar binnen gekeerd, autistisch spel, waarin we zozeer opgaan dat we de realiteit buiten onszelf vergeten en zelfs sociaal en moreel afstompen. Het spel staat dan, met andere woorden, de liefde voor het mensdom juist in de weg.
Geestdodend
Sontag heeft ons ontspannen leren omgaan met het fenomeen van de populaire cultuur. De profetische waarschuwing van Broch, die de keerzijden laat zien, klinkt op de achtergrond echter altijd mee. Het is niet alleen de krampachtige snobist van de high culture, die niet te genieten is. Ook de populaire cultuur kan zo eendimensionaal worden, dat ze verarmend en geestdodend werkt in de samenleving en de religie. Onderscheiding der geesten blijft al met al belangrijk, ook als het gaat om cultuur.
-------------------
Bronnen:
Hermann Broch, Zum Problem des KItsches, 1950. (Zie hier de tekst in vertaling van Piet Meeuse: Enkele opmerkingen over het probleem van de kitsch een voordracht).
Susan Sontag, Notes on camp, 1964. (zie hier de tekst).