Christelijke spiritualiteit - de levenshouding zoals die uit de Bijbelse verhalen spreekt - is geen vorm van wereldverzaking, maar juist een omarming van heel het leven:  hemel én aarde, geest én lichaam. Het christendom is een ‘levensreligie’, waarin liefde en gerechtigheid voor heel de mens vooropstaan. Het leven, niet de dood is het laatste factum.

Door Emanuel Rutten

Met enige regelmaat wordt beweerd dat het christendom een ascetische vlucht betreft uit ons alledaagse bestaan. Christenen zouden zich afkeren van de concrete materiële ervaringswereld, en alleen in de contemplatieve wereld van de geest geïnteresseerd zijn. Is dit daadwerkelijk het geval? Is het christendom een vorm van wereldverzaking, van wereldverloochening?

De vraag is dan wel waar we het over hebben als we spreken over het christendom. Het lijkt niet onredelijk om primair uit te gaan van de aan ons overgeleverde Bijbelteksten. Laten we ons dus richten op de levenshouding zoals deze spreekt uit de Bijbelse verhalen zelf en niet op allerlei latere christelijke opvattingen en praktijken. Hierbij wil ik mij bovendien bezighouden met de centrale grondmotieven van deze verhalen. We moeten ons namelijk voortdurend afvragen wat de Bijbelverhalen werkelijk willen evoceren. Waar gaat het in deze teksten uiteindelijk om? Hier komen we niet achter wanneer we uitgaan van een restloos letterlijke lezing van deze verhalen. Het is veel belangrijker om het algemene oriëntatiekader in de gaten te houden. Nu hebben genoemde teksten gedeeltelijk een open structuur. Maar dat betekent nog niet dat we er alle kanten mee uit kunnen. De hermeneutische wetenschappen reiken namelijk criteria aan voor tekstinterpretatie. Deze criteria helpen ons om een verantwoord onderscheid te maken tussen meer en minder geslaagde tekstinterpretaties.

Heel de schepping
In wat volgt zal ik tegen deze achtergrond betogen dat uit de Bijbelverhalen niet opgemaakt kan worden dat het christendom een ascetische wereldvlucht betreft. Integendeel. Het christendom, zoals dat uit deze verhalen naar voren komt, verzet zich juist tegen de gedachte dat de stoffelijke zijde van de werkelijkheid minderwaardig is. En dit ligt voor de hand. Volgens het christendom heeft immers alles in de kosmos, zowel de geest als de materie, God als uiteindelijke oorsprong. En in Genesis lezen we dat God, nadat de schepping van wereld en mens voltooid was, zag dat heel de schepping goed is. Hieruit volgt dat het materiële niet als inferieur gezien kan worden.

Het aardse is binnen de context van de Bijbelverhalen zelfs van groot belang. Zo wordt in Psalm 85 gedicht: "Uit de aarde bloeit de waarheid op". En waar wordt volgens Openbaringen het koninkrijk van God uiteindelijk tot stand gebracht? Waar zal volgens deze tekst het nieuwe, het hemelse Jeruzalem worden gesticht? Het antwoord op deze vraag is wellicht verrassend: op aarde. Bovendien lezen we onder andere in Mattheüs dat Gods koninkrijk zich nu al ontwikkelt als een kiemend zaad in deze wereld. Het komt dus niet pas aan het einde der tijden tot stand.

Het christendom heeft met wereldvlucht dan ook weinig te maken. De evangeliën gaan over de menswording Gods, over het woord dat vlees werd. God verkoos volgens de evangeliën om mens te worden en onder ons te leven. Dat God als soevereine heer mens, zelfs dienaar op aarde werd en onder ons geleefd heeft, dat de volmaakte, eeuwige en onveranderlijke Godheid zich heeft willen ophouden in onze wereld, past helemaal niet bij een ideologie van wereldverloochening.

Jezus
Daarnaast blijkt uit de evangeliën hoe belangrijk Jezus het vond om ons te leren hoe wij met elkaar in deze wereld dienen om te gaan. Juist Jezus gaf vele ethische lessen over de manier waarop wij ons leven op aarde behoren te leven. Inderdaad, hoe kan iemand die de Bergrede gelezen heeft denken dat Jezus niet in het aardse geïnteresseerd zou zijn? De Bijbelse verhalen over het leven van Jezus laten duidelijk zien dat het christendom geen wereldvlucht kan zijn.

Een Jezus die de wijnvoorraad tijdens een bruiloft aanvult om het feest te laten voortduren, die onafgebroken streeft naar het verbeteren van het dagelijkse leven van vooral de armen en de behoeftigen, die eet en drinkt met hoeren en tollenaars, en die spreekt over het enorme belang van naastenliefde en concrete zorg, is dan ook zeker niet iemand die veel op heeft met ascetische onthechting, met het willen verzaken van de ons omringende alledaagse leefwereld. Dat het optreden van Jezus waarover in de Bijbel wordt verteld niets te maken heeft met het verzaken van onze menselijke leefwereld wordt ook treffend onderstreept door Zijn uitspraak over de sabbat in Marcus: "De sabbat is gemaakt voor de mens, niet de mens voor de sabbat".

Jezus is dan ook gericht op de gehele concrete mens, zowel op zijn ziel als op zijn lichaam. Niet voor niets lezen we in veel Bijbelverhalen over de wonderbaarlijke genezingen van lichamelijke ziekten en het wegnemen allerlei pijnen door Jezus. De hoop die Hij volgens deze verhalen geeft is dus eveneens bedoeld voor ons concrete aardse bestaan.

Bovendien stond Jezus volgens de evangeliën met zijn stoffelijke lichaam op. We lezen in deze verhalen immers dat het graf leeg was. Een opstanding met een materieel in plaats van geestelijk lichaam past echter niet bij een religie die het materiële als minderwaardig beschouwt. Vanaf het begin maakten christenen tegenover platoniserende vergeestelijkende stromingen geen goede indruk met het belijden van een opstanding van een aards lichaam. Toch hield men voet bij stuk.

Afhakken
Maar toch, lezen we bijvoorbeeld niet in Mattheüs dat “de verleiding des rijkdoms het Woord verstikt?” Welnu, het is van belang ons te realiseren dat in dit soort passages materiële of aardse genoegens als zodanig niet afgewezen worden. Wat afgewezen wordt is een restloze, blinde liefde ervoor. Een liefde die zo ver gaat dat zij onze gerichtheid op God tenietdoet. Immers, "Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn", aldus Jezus in datzelfde evangelie van Mattheüs.

Echter, lezen we in de Bijbel bijvoorbeeld niet ook dat Jezus zegt: “Als uw hand u ergert, hak hem af en werp hem weg”? Wordt hier niet duidelijk gezegd dat het geestelijke prioriteit heeft boven het lichamelijke aardse bestaan? Ook deze uitspraak over het afhakken van de hand lijkt echter te gaan over het genoemde onderscheid tussen een volwaardig leven gericht op God, mens en wereld, en een gebroken leven dat zich van God afkeert door zich totaal in de aardse materiële genoegens te verliezen (en bovendien, in de context van deze passage, immoreel te handelen).

Daarnaast zien we ook in het Oude Testament in veel verhalen een zeer intensieve bemoeienis van God met ons aardse bestaan en handelen. Of neem bijvoorbeeld het Hooglied, dat evenmin verenigbaar is met een ascetische loochening van het wereldse. Hoe dan ook wordt overal in de Bijbel, zowel in het Oude als Nieuwe Testament, voortdurend gesproken over het streven naar recht en gerechtigheid in deze wereld, hier op aarde. Met wereldvlucht heeft dit niets te maken.

Het christendom is dan ook geen wereldvermijding. Een andere illustratie is bijvoorbeeld deze veelzeggende uitspraak van Paulus in Handelingen: “Hij heeft ten tijde der geslachten, die achter ons liggen, alle volken op hun eigen wegen laten gaan, en toch heeft Hij Zich niet onbetuigd gelaten door wel te doen, door u van de hemel regen en vruchtbare tijden te geven en aan uw harten overvloed van spijs en vrolijkheid te schenken”. Of neem de volgende passage uit Psalm 39 die de Franse filosoof Georges Bataille als één van zijn meest geliefde Bijbelpassages beschouwde: “Moge ik verkwikt worden, eer ik sterf en niet meer ben”.

Zijn de hartstochten heidenen?
De centrale gedachte van de Bijbel staat dan ook haaks op een gespleten visie op de kosmos. Het past niet bij Bijbelse verhalen om uit te gaan van twee verschillende sectoren van de schepping, namelijk enerzijds een ontaard profaan gebied van de materie, het lichaam en de hartstochten waar God niets mee te maken zou willen hebben, en anderzijds een geestelijk contemplatief domein waar men God waarlijk kan dienen. Een dergelijke dichotomie, met bijbehorend pessimisme ten aanzien van het materiële en zinnelijke, is het christendom vreemd.

Dit wordt bijvoorbeeld treffend uitgedrukt in de retorische vraag die Kierkegaard als motto voor zijn meesterwerk Of/Of koos: “Is dan alleen de rede gedoopt, zijn de hartstochten heidenen?” De rede staat hier voor de contemplatieve geestelijke sfeer, terwijl de hartstochten verwijzen naar het aardse, het zinnelijke, het lichamelijke. Uiteraard zijn ook de hartstochten gedoopt. In de doop wordt immers de hele mens gedoopt, en niet alleen de rede. Het idee is hier dat niet alleen ons menselijke redevermogen, maar ook onze zinnelijkheid God als oorsprong heeft. En daarin is hun onderlinge gelijkwaardigheid gelegen. Het is dus helemaal niet zinvol om één van beiden te willen vergoddelijken ten koste van de ander. Het christendom is dan ook niet alleen maar in het geestelijke geïnteresseerd. Zij omarmt ook het aardse. De hele mens, lichaam en geest, is voor het christendom van belang. Wij staan als compleet individu, met al onze vermogens, voor God.

Mysterium tremendum
En natuurlijk zijn in de Bijbel allerlei vreeswekkende uitspraken te vinden. Naast de passage van het afhakken van de hand kunnen we bijvoorbeeld ook denken aan deze uitspraak van Jezus in Mattheüs: “Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard”. De theoloog Rudolf Otto noemt in zijn boek Het Heilige God dan ook niet voor niets mysterium tremendum. We moeten onder ogen zien dat het Goddelijke niet alleen ‘lief’ is, maar ook een moment van tremor in zich verenigt. Dit doet echter niets af aan wat ik betoog. Het christendom zoals dat uit de Bijbel naar voren komt beoogt geen uitgaan uit de wereld. Het wil ons aardse bestaan niet verloochenen.

Niet van deze wereld
Maar zei Christus niet tegen Pilatus: "Mijn rijk is niet van deze wereld"? Is dit in feite niet precies wat Plato ook zegt in zijn beroemde grotvergelijking? De echte wereld is de volmaakte wereld, en die ligt buiten deze wereld, zowel voor Jezus als voor Plato, zo zou men kunnen tegenwerpen.

Echter, Jezus heeft in de Bijbel een goddelijk statuut. Hij behoort tot het goddelijke, en niet tot het aardse. En voor een christen is het goddelijke niet gelijk aan het aardse. God is als de grond en oorsprong van de wereld immers bovenwerelds. Daarom is het koninkrijk van God niet van deze wereld. Maar, en dat is het punt, hieruit volgt niet dat het aardse minderwaardig zou zijn. Dat God als oorsprong van de wereld deze wereld transcendeert impliceert geenszins dat wij als mensen onze wereld als minderwaardig moeten afkeuren. Integendeel. Het is juist christelijk om de mens, het leven en de wereld te affirmeren, te omarmen, precies omdat zij uit, door en tot God is. Uit het feit dat in de Bijbel het goddelijke hoger staat dan het aardse volgt dus niet dat onze dagelijkse leefwereld een inferieur schimmenrijk is dat we zouden moeten ontvluchten.

Het op een verantwoorde manier zorg dragen voor medemens en deze wereld betreft juist een levenshouding die uitstekend past bij de overtuiging dat mens en wereld een schepping Gods zijn. God eren gaat in de Bijbel dan ook voortdurend samen met het dienen van mens en leefwereld. Jezus spreekt niet voor niets steeds nadrukkelijk over liefde voor de medemens en zorg voor de ander. Het mag daarom niet verbazen dat het streven naar rechtvaardigheid en het bieden van hulp aan de samenleving, zoals de armenzorg of diaconie, in het christendom een erg grote rol speelt. Noties als dienen, barmhartigheid en caritas staan in het christendom centraal.

Dit alles heeft niets te maken met het willen vluchten uit deze wereld. Het gaat juist lijnrecht in tegen een houding van ascetische wereldverzaking. Zorgen voor anderen is bovendien niet hetzelfde als jezelf wegcijferen. Het gaat om een gerichtheid op de samenleving als geheel, om aandacht voor onze gemeenschappelijke leefwereld. Niemand hoeft hiervoor zichzelf weg te cijferen.

Liefde
Dat het christendom zoals dat uit de Bijbelverhalen naar voren komt op z’n zachts gezegd weinig op heeft met wereldverzaking is tot dusver met talloze voorbeelden verduidelijkt. Laat ik echter tot slot nog wat aanvullen. Neem de liefde. Niemand minder dan Paulus stelt de menselijke liefde nadrukkelijk boven het geloof. Hiermee wil iets wezenlijks gezegd zijn. Het christendom heeft vanaf het begin de naastenliefde gepropageerd, een liefde voor de concrete medemens. De aardse ander wordt niet geloochend, noch gemeden, maar juist hier en nu liefgehad. Ook andere typisch aardse zaken, zoals seksualiteit en ouderlijke toewijding, heeft het christendom steeds willen verheffen door heiliging van wereldse instanties als huwelijk en gezin.

Verder kan er van de christelijke moraal veel gezegd worden, maar niet dat zij niet diepgaand op het aardse betrokken is, op concrete aandacht en zorg voor alle mensen, en vooral de zwakkeren in de wereld, zoals onder meer blijkt uit deze passage in het Nieuwe Testament: “En wat je ook gedaan hebt, aan de minste van mijn broeders, zegt Jezus, dat heb je aan Mij gedaan”. Of neem in dit verband de beroemde gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Jezus stelt daarin op enig moment de vraag: “Wie is dan zijn naaste?”. “Hij die de ander barmhartigheid betoont”, luidt het antwoord. Waarop Jezus besluit met de woorden: “Precies, doe jij dan evenzo”. Ook hier worden, net zoals in vele andere gelijkenissen in het Nieuwe Testament, mens en wereld ten diepste geaffirmeerd in plaats van gemeden, geloochend of verzaakt.

Het christendom zoals dat spreekt uit de Bijbelverhalen is dus gebaseerd op het aardse principe van broederlijkheid. Zij gaat uit van het wereldse idee dat ieder mens aandacht en bescherming verdient. Dit past niet bij een vlucht in een onthecht wereldvreemd ascetisme. Als geen ander erkent juist het christendom de waarde van het alledaagse leven. Het christendom wortelt in een levenshouding van goedwillendheid en zorg gericht op echte gewone levens van mensen van vlees en bloed. En juist de christelijke bevestiging van de waarde van het dagelijkse leven is van enorm grote invloed geweest op de maatschappelijke en culturele ontwikkeling van het Westen.

Levensreligie
Het christendom is bovendien een religie van de overwinning van het leven op de dood. Zo wordt bijvoorbeeld Pasen, het feest van de wederopstanding van Jezus van Nazareth, niet voor niets als het belangrijkste christelijke feest beschouwd. Het is het feest van het leven en niet van de dood. In het Paasfeest vieren christenen dat de dood door opstanding is overwonnen. Alleen al dit gegeven laat ons zien dat het christendom vooral in het leven geïnteresseerd is. Het leven, niet de dood, staat in het christendom centraal. Volgens het christendom heeft de dood niet het laatste woord. Zij is niet het laatste factum. Het allerlaatste factum is het leven zelf. Christendom is een levensreligie.

Susan Neiman schrijft in haar boek Morele helderheid het volgende: “Het is niet nodig het menselijke te krenken zodat je eerbied kunt voelen voor wat verder reikt dan dat, noch het religieuze te minachten zodat je het menselijke meer waarde kan geven" (p. 240). Inderdaad, in het christendom staat God centraal, maar zonder daarvoor de liefde voor de mens en het aardse op te geven. Sterker nog, het is juist als christen onvermijdelijk om van mens en aarde te houden.

[box type="shadow" ]Emanuel Rutten is wiskundige en filosoof. Vorig jaar promoveerde hij op een onderzoek naar kosmologische godsargumenten. Hij is verbonden aan ‘The Abraham Kuyper Centre for Science and Religion’ van de faculteit der Wijsbegeerte van de VU. Zijn werkterrein ligt op het vlak van de kennistheorie, metafysica en esthetica.[/box]

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.