Kunnen we van kunst genieten, terwijl we weten dat de kunstenaar zich bezondigd heeft aan ‘foute’ denkbeelden en daden in zijn dagelijkse of politieke leven?  De Zweedse Academie provoceerde dit jaar door de omstreden Oostenrijkse schrijver Peter Handke de Nobelprijs voor de Literatuur toe te kennen. We kunnen maar beter het kunstwerk serieus nemen in plaats van het karakter of de levensloop van de kunstenaar, vindt Eric Corsius. Anders wordt je culturele bucketlist wel erg ingekort.

Door Eric Corsius

Het is altijd gezond als eerbiedwaardige menselijke instituties voor even hun aureool verliezen. Dat geldt voor kerken, parlementen, koningshuizen, notariskantoren, universiteiten enzovoorts. Als de vertegenwoordigers van deze instellingen in de fout gaan, is dat tenenkrommend. Het roept plaatsvervangende schaamte op en onzekerheid over de fundamenten van onze samenleving. Tegelijkertijd echter worden we eraan herinnerd, dat de  instellingen, waaraan we onze immateriële kostbaarheden toevertrouwen, breekbare vaten zijn. Deze instituties zijn weliswaar de dragers van nobele gedachten en idealen, maar ze zijn ook vatbaar voor dwaling.

Vorig jaar maakte de Zweedse Academie, het instituut dat de winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur voordraagt, een publicitaire valpartij en raakte indirect verzeild in schandalen. Niet gespeend van enige provoceerzucht, zo lijkt het althans, kwam de Academie dit jaar bovendien met een zeer omstreden winnaar op de proppen: de Oostenrijker Peter Handke. Deze had sinds de jaren negentig veel lezers van zich vervreemd, door in de Balkonoorlog onverholen partij te kiezen voor de Servische kant, niet alleen uit begrip maar ook uit sympathie, aldus critici.

Faux-pas

De casus Handke laat zien, dat ook het instituut kunst vatbaar is voor schandalen. En naar aanleiding van de controverse vindt momenteel een discussie plaats over de vraag, of we kunstenaars die moreel gezien een faux-pas hebben gemaakt, nog wel als kunstenaar kunnen respecteren. Kunnen we van hun kunst genieten en daarbij onze ogen afwenden van hun ‘foute’ gedachten en daden in het dagelijkse leven of de politiek?  Kunnen we persoon en werk los zien van elkaar?

Laten we even ervan uitgaan, dat het antwoord negatief is. Dan kan ik u helpen, om uw boekenkast en uw muziekverzameling uit te dunnen. U kunt ook kosten besparen, door uw Museumkaart op te zeggen en de eerstvolgende stedentrip te annuleren. Gaat u er even voor zitten?

Rembrandt was een grote egoïst die over lijken ging. Beethoven was om achter het behang te plakken. Bach was onredelijk veeleisend voor leerlingen en musici. De meeste romantische schrijvers en toondichters waren schuinsmarcheerders die grossierden in SOA’s. Thomas Mann was in zijn jonge jaren vatbaar voor rechts nationalisme, zoals overigens veel collega’s in die tijd. Richard Strauss was ten tijde van Hitler een schaamteloze opportunist. Tot de eerste generatie van het Bauhaus hoorden ook protofascisten. En ijdeltuiten waren ze zonder uitzondering. Is uw culturele bucketlist al wat korter geworden? Of reageert u op deze opsomming schouderophalend en hoort u tot de categorie mensen, die (zij het met de nodige reserves) tentoonstellingen over Nazi-Kunst bezoekt en de dubbelzinnige bewondering voor Leni Riefenstahl niet verbergt.

Dramaqueens

Er is ook een ander lijstje te maken. Ik leg het ter vergelijking aan u voor. Zouden we de Nobelprijs weigeren aan van zelfmedelijden vervulde dramaqueens als Paulus van Tarsus en Augustinus van Hippo? En als de Tora echt zou zijn geschreven door Mozes, zoals lang werd geloofd, zou hij dan niet op de lijst van terreurverdachte fundamentalisten terecht komen? In feite worden hun pennenvruchten echter nog steeds ervaren als grote bronnen van inspiratie. Dat hangt ermee samen, dat we juist van en door deze personen hebben geleerd, dat ieder mens licht- en schaduwzijden heeft en daarmee ook een leven lang kan vechten. Hun boeken en brieven zijn ‘Bildungsromane’ avant-la-lettre, waarin de menselijke kant geleidelijk en met vallen en opstaan doorbreekt en aan de oppervlakte komt.

We nemen deze personen daarom het meest serieus, als we hun woorden serieuzer nemen dan hun karakter of levensloop. Hun woorden ontlenen ze immers aan iets wat groter is dan zijzelf, waaraan zij zichzelf meten en waarnaar zij toe willen groeien. Dat is doorslaggevend en van meer belang dan hun persoonlijke gestuntel. Met andere woorden: persoon en werk zijn bij uitstek los van elkaar te zien. Met dit besef lezen wij hun ‘werk’. Misschien dat gelovigen daarom ook wel wat ontspannener, begripvoller en toleranter reageren – of in elk geval zouden moeten reageren – als  kunstenaars een schuine schaats hebben gereden. Wie kan zich immers aanmatigen, in hun hart te kijken en mee te luisteren bij het intieme gesprek tussen God en hun ziel?

 

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.