Als Eric Corsisus Rome bezoekt, voelt hij zich genoodzaakt tot een keuze: hoe je te verhouden tot deze ‘oneindig gelaagde stad’? Als pelgrim, toerist, kunstliefhebber? Maar nimmer laat hij de kunstenaar Caravaggio links liggen met zijn onmiskenbare clair-obscur, zoals in ‘De Roeping van Matteüs’. Dat werk roept weer een ander kunstwerk in herinnering: ‘De Roeping van Johannes tijdens de Bruiloft van Kana’ van de Hollandse meester J.C. Vermeijen. Wat zien we daar?
Door Eric Corsius
Toen ik onlangs terugkeerde van een korte reis naar Rome, werd mij gevraagd ‘als wat’ of ‘waarvoor’ ik ginds was geweest. Deze vraag wordt niet zo snel gesteld na andere stedentrips. Rome echter doet als geen andere stad een beroep op uiteenlopende identiteiten. Je vertoeft er als pelgrim of als toerist, als kunstliefhebber of als oudheidkundig geïnteresseerde. Je verblijft er voor studie of bezinning, zonaanbidding of werk – of voor een combinatie van één en ander. Zelfs als je je beperkt tot één dimensie, bijvoorbeeld de kunst, heb je daarbinnen nog de keuze uit uiteenlopende focussen. Rome is bij uitstek een veelstemmige stad, die zich laat lezen als een partituur met vele lagen, vanaf de oudheid tot en met de moderniteit. Je komt in aanraking met haarscherpe antieke mozaïeken; met vrolijke en vriendelijke vroegchristelijke kerken, zo onovertroffen op menselijke maat gebouwd; met de bescheiden pasteltinten van renaissancefresco’s; met intimiderend-uitbundige barok; met negentiende-eeuwse serieproductie en ten slotte met hedendaags-rechtlijnige architectuur en zijn zorg om de leefbaarheid van de ruimte.
Caravaggio
Ik ben niet vaak in Rome. En als ik er ben is het meestal kort. Ik moet dan dus keuzes maken, hetgeen niet meevalt als je zelf even veelstemmig van identiteit bent als de oneindig gelaagde stad. Er is echter één kunstenaar die ik nooit links zal laten liggen en dat is Caravaggio, met zijn onmiskenbare clair-obscur. Omdat Caravaggio’s schilderijen over de hele stad verspreid hangen, kun je er ook nauwelijks omheen. Dit keer kon ik De Roeping van Mattëus (1600) in de kerk van San Luigi dei Francesi bekijken - en bewonderen, want licht- en lijnenspel versterken in dit werk de dramatiek in de opstelling van de figuren.
Vermeijen
Merkwaardig genoeg brengt Caravaggio mij in gedachten altijd terug naar Nederland en naar de Hollandse meesters in het spelen met licht en schaduw, Rembrandt voorop. De Roeping van Matteüs riep dit keer echter associaties op met een kunstwerk dat in het Amsterdamse Rijksmuseum in de schaduw van Rembrandt hangt en dat ik pas afgelopen voorjaar ‘ontdekte’. Het was een openbaring. Kan van de zeventiende-eeuwer Rembrandt nog worden gezegd, dat hij in de traditie van Caravaggio staat en deze verfijnt: voor De Roeping van Johannes tijdens de Bruiloft van Kana van J. C. Vermeijen geldt dit niet. Het schilderij stamt uit 1530. Des te frappanter is het doeltreffende gebruik van het toen nog volstrekt ongebruikelijke clair-obscur.
Anders dan bij Caravaggio en de Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw, wordt de toeschouwer hier overigens niet in de gelegenheid gesteld om het tafereel ongezien te bespioneren. Het tweedimensionale vlak wordt als het ware naar voren uitgeklapt. De kijker is daardoor geen voyeur, maar staat zelf in de denkbeeldige ruimte die het werk oproept. De getuige wordt zelf betrapt, zij het op een vriendelijke manier, en betrokken in de ongeruste zoektocht naar de wijn.
Levensbestemming
Waarvan zijn we echter precies getuige? Volgens commentaren ligt aan dit werk de legende ten grondslag, dat op de bruiloft van Kana het huwelijk werd gevierd tussen Johannes de Evangelist en Maria Magdalena. Door het befaamde wonder zagen beide personen echter af van hun relationele voornemens. Zoals water in wijn veranderde, zo kreeg ook hun levensbestemming een nieuwe richting: die van de navolging. Anders dan bij Caravaggio’s weergave van Matteüs’ ommekeer, komt de roeping van het bruidspaar niet tot stand door een dwingend handgebaar, doch door de onbekommerde en terloopse wonderhandeling van Jezus. Een handeling die begint – en dat is wel de grootste verrassing van dit schilderij – met de hulpeloos opgehouden, lege handen van Jezus.
Wat een Hollander in Rome niet allemaal kan ontdekken aan rijkdommen in zijn eigen land.