Paulien van Bohemen is pastor in een verpleeghuis. Ze tekent scènes op uit het dagelijks leven daar. "En als ik straks in de hemel kom? … Stel je voor zeg, dat zij nu samen zijn."
Door Paulien van Bohemen
“Mijn vriendin Nelleke en ik waren allebei verliefd op dezelfde jongen.” Ze drinkt haar koffie en glimlacht. “Weet u, ik ga zo zoetjes aan richting de dood. Ik heb een mooi leven gehad. Getrouwd geweest met een schat van een man die helaas jong is overleden. Kanker. Daar doe je niks aan. God zal het zo gewild hebben. Maar zal ik u eens vertellen hoe wij verkering kregen? Hij heette Hendrik. De oudste zoon van de kruidenier. Een knappe, lange knul met een grote bos blonde krullen.
Op zaterdagavond gingen Nelleke en ik altijd samen naar het dansen in het dorp. Nou, op een keer was hij er ook. Nelleke en ik durfden niet eens naar hem te kijken. We stonden daar maar bij de dansvloer te schutteren. Kwam Hendrik ineens naar ons toe! Hij bood ons allebei een glaasje limonade aan en vroeg hoe wij heetten.” Ze buigt zich naar me toe en legt haar hand op mijn onderarm. “En nu komt het: toen we naar huis moesten, liep hij met ons mee. Ik zie ons nog gaan. Nelleke en ik voorop, hij vlak achter ons. We kwamen steeds dichterbij het punt waar ik rechtdoor en Nelleke linksaf moest. Met wie zou hij meelopen? Zwijgend liepen we verder. Nou, op het kruispunt stopten we. Nelleke en ik plukten nerveus aan onze handtasjes. Hendrik glimlachte naar Nelleke en legde zijn hand op haar schouder. Zij lachte stralend terug. Teleurgesteld keek ik naar de punten van mijn zwarte lakschoenen. Toen vroeg hij haar of ze alleen naar huis durfde te lopen. Verbaasd keek ik op. Nellekes gezicht betrok en met gebogen hoofd liep ze weg. Hendrik pakte mijn hand en zo liepen we samen verder. Oh, ik denk dat hij mijn hart kon horen bonzen van blijdschap.”
Ze haalt haar hand van mijn arm en leunt achterover. “Nelleke sprak ik daarna nooit meer. Ze keek me niet meer aan. Dat vond ik heel verdrietig.” Even is het stil. Ze neemt nog een slok koffie. “Maar ik kon er toch niks aan doen dat Hendrik met mij verkering wilde? En als ik in de hemel kom? Straks zie ik daar Hendrik en Nelleke weer. Stel je voor zeg, dat zij nu samen zijn. Kijk, daar lig ik nou wakker van. Afijn, u zult wel meer te doen hebben. Veel devotie nog in uw werk.”