Het gedicht 'Rozet' van de Limburgse dichter Pierre Kemp verbeeldt op speelse wijze de annunciatie (het bezoek van aartsengel Gabriël aan Maria). Dit sprookjesachtige gebeuren viert de rk kerk met het feest van Maria Boodschap, dit jaar op maandag 9 april aanstaande.
Door Eric Corsius
Opgelucht en eensgezind halen de kerk en de natuur adem, nu met Pasen ook de veertigdaagse boetetijd voorbij is en vrijwel tegelijk de grijs gesluierde winter zich gewonnen geeft aan de lente met haar luchtigheid. Alles krijgt weer kleur en reliëf, doorzichtigheid en dieptewerking: de liturgie, onze innerlijke leven en de lucht en het land om ons heen. Euforisch en verkwistend knijpt de natuur de verftubes uit op haar palet. Het werd ook tijd. De winter duurde lang.
En dit jaar moest zelfs Onze Lieve Vrouw haar kleurrijkste hoogfeest uitstellen. Maria Boodschap viel immers samen met Palmzondag. Op 9 april kan dit gelukkig worden ingehaald en kunnen we ons te goed doen aan de sprookjesachtige voorstelling van het bezoek dat de aartsengel Gabriël brengt aan het ingetogen, met haar neus in de boeken gedoken zittende, in haar lievelingskleur blauw gehulde Joodse meisje. Iconen, fresco’s en miniaturen zijn er genoeg, die de kleurenpracht van dit fantastische verhaal versterken. En ook de literatuur laat zich niet onbetuigd.
Pierre Kemp
Een bewijs daarvan is ‘Rozet voor een onbekende kerk’ van Pierre Kemp (1886-1967). Hij schreef dit gedicht in de tijd dat hij zijn schildersloopbaan opgaf ten gunste van een degelijk bestaan als ambtenaar en vrije-tijdsdichter. Het was ook in de tijd waarin hij als dichter de lichtelijk bombastische stijl van de tachtigers en het geparfumeerde roomse idioom achter zich liet, om speelser, brutaler en dionysischer te gaan schrijven.
Kemps katholieke, Maastrichtse achtergrond bleef echter merkbaar als decor van zijn poëzie. Hij zou weliswaar steeds vrijmoediger omgaan met zijn geloof en soms zelfs bekvechten met God vanwege de vergankelijkheid van al wat hem lief was. Nooit echter keerde hij zijn katholieke achtergrond verbitterd de rug toe. Hij was een stille levensgenieter en durfde zich analoog daaraan ook een ‘stille katholiek’ te noemen. Hij schreef enerzijds dat hij niet hield van ‘een te grote god’ en dat hij ‘te veel eeuwigheid niet gezond’ achtte. Anderzijds leek hij niet helemaal zonder die god en die eeuwigheid te kunnen, zolang dit alles zich maar lieten combineren met zijn weemoedige cultus voor het eeuwig jonge en aardse.
Toen hij ‘Rozet’ schreef – in 1932 - was de ‘nieuwe Kemp’ nog maar net aan het ontluiken. En we herkennen hierin nog de schilder die zich graag te buiten gaat aan fantasie, kleur en spel. Had Kemp zich verder ontwikkeld in de beeldende kunst, dan had hij wellicht ooit werkelijk een kerkelijk glasraam ontworpen. Nu vertaalde hij zijn concept echter in woorden. Beter gezegd: hij schilderde met taal. Door de woorden van het gedicht schijnt de zon van Kemps kleine, bescheiden eeuwigheid naar binnen.
Speels
‘Rozet’ is een kleurrijk en speels gedicht. De annunciatie wordt indirect maar onmiskenbaar verbeeld. Het gedicht verbindt, aan de hand van de metafoor van de ster, het tafereel van Maria Boodschap met dat van Kerstmis en Driekoningen. Op subtiele wijze schildert Kemp een vertederend beeld van Maria. Ze wacht geduldig en met kennelijke voorpret op de geboorte van haar kind. Tegelijk houdt ze ons allen op licht schalkse wijze in spanning. Ze houdt namelijk de ster, die zich als kind zal ontpoppen, gevangen in haar boek en laat hem daar rijpen. Op een dag heropent ze echter dat boek en brengt ze de wijzen het hoofd op hol.
Rozet voor een onbekende kerk
Videntes autem stellam gavisi sunt gaudio magno valde. Matth., II, 10
Er is een ster heel ver gegaan
met gouden laarzen en een gouden pluim
om ergens aan een zilveren zee te staan
kijken naar de speling van het schuim.
Daar viel haar licht in een bijzonder boek
en nog wel op een heel bijzonder blad
met glans van een wit satijnen doek,
die tot merk de M van Maria had.
Maria heeft dat boek toen dichtgedaan
en heel zacht gezongen de korte nacht
en later nog vaak aan het raam gaan staan
en over die ster lachend nagedacht.
Tot zij het boek weer opendeed,
als ontvouwde zij een weefsel: muziek en wind
en van dat bijzondere blad plots gleed
zulk een ster, maar dan zulk een ster als kind.