De ziel die na de dood, als een vlinder uit een cocon, het lichaam verlaat, is in de moderne theologie niet bepaald bon ton. Toch gaat achter die tegenstelling lichaam-ziel een echte ervaring schuil, zegt Eric Corsius. Nieuwe spirituelen en boetepredikers herinneren ons eraan. Poëtischer ziet hij die ervaring vertolkt door Adèle Bloemendaal in het lied ‘Vleselijke woning’ van Hans Dorrestijn.

Door Eric Corsius

Wie slentert door de binnenstad van Eindhoven, staat vroeg of laat oog in oog met Arnol Kox. Reeds van verre is zijn marktkoopmansstem te horen en door zijn witte outfit valt hij al snel in het oog. Het is zaak om met een grote boog om hem heen te lopen, wil je niet door hem worden vastgeklampt voor een gesprek over je zielenheil. Het is namelijk Arnols roeping om de mensheid daarop attent te maken. Vanaf zijn scootmobiel roept hij ons op, om tijdig maatregelen te treffen, opdat we heelziels in het hiernamaals aankomen. Het aardse lichaam is immers maar een tijdelijke huls, die we bij de dood afleggen om daarvoor in de hemel iets moois terug te krijgen.

Platonisme

De kreten van Kox doen pijn aan geschoolde theologische oren. Vooral zijn dualistische opvatting over lichaam en ziel lijkt nogal simplistisch. Het is een vorm van vulgair platonisme, dat ik als theologiestudent in de jaren tachtig heb moeten afzweren. Had het traditionele katholicisme immers niet al te lang lichaam en ziel tegenover elkaar geplaatst als water en vuur? Had dat niet geleid tot gebrek aan levensvreugde? Was dat niet wijsgerig, psychologisch en biologisch achterhaald? Ja: was het niet ten diepste onbijbels? De mens was toch een integraal geheel? Juist datgene wat we altijd aan de ‘ziel’ hadden toegeschreven - denken, gevoel, identiteitsbesef, individualiteit – was uiteindelijk lichamelijk verankerd, aldus de moderne theologie.

Voor het denken over ‘leven na de dood’ had dit nieuwe denken grote gevolgen. De voorstelling dat na de dood de ziel het lichaam verliet als de vlinder een cocon, was niet meer bon ton. Alle kaarten werden nu gezet op het geloof in de wederopstanding van het lichaam. Dit vergde van de gewone gelovige echter een enorme mentale krachttoer en het leek nog absurder dan het geloof in een los verkrijgbare ziel. Dit heeft ertoe geleid dat veel christenen ofwel helemaal niet meer geloven in een tweede leven (‘dood is dood’), ofwel bij gebrek aan beter vasthouden aan het oude dualisme. Overigens kunnen ze daarbij rekenen op een warm welkom van de marktkooplui van de zogenaamde Nieuwe Spiritualiteit, waarin de vrij zwevende ziel een vast bestanddeel, ja: een dogma is. In die zin staat de boeteprediker Arnol Kox niet alleen.

Ongastvrije woning

De hardnekkigheid van het geloof in een ziel die kan worden losgeweekt van het lichaam, is meer dan een atavisme of een vorm van hardleersheid. Dat wordt duidelijk als we ons – bij wijze van voorbeeld - verdiepen in het levensverhaal van Kox. Op zijn zestiende raakte hij levenslang gehandicapt en daarna had hij meermaals te kampen met zijn gebrekkige gezondheid. Het is tegen die achtergrond begrijpelijk dat Kox zijn lichaam is gaan zien als een toevallig omhulsel. Als je lichaam je overvalt met een staking, jou ontrouw is en je tegenstaat: dan gaat er in je zelfbesef een kloof gapen tussen je ‘ik’ en dat lichaam. Je valt er voor je gevoel niet meer mee samen. Vroeg of laat ervaren we allemaal ons lichaam min of meer zo: als een ongastvrije woning, als een onherbergzame omhulling of als een jas die niet meer zit als gegoten. De tegenstelling van ziel en lichaam drukt, hoe onhandig en primitief ook, dit levensgevoel uit.

De entertainster Adèle Bloemendaal (1933-2017), die gedurende haar hele leven, maar vooral tegen het einde, overhoop lag met haar weerspannige lichaam, kon dan ook van harte het lied Vleselijke Woning zingen. De tekst van Hans Dorrestijn vertolkt het genoemde levensgevoel beeldend en subtiel. Ik geloof nog steeds niet in de scheiding van ziel en lichaam. Ik zie de opstanding van het lijf met al zijn vezels als enig volwaardig antwoord op het schandaal van de dood. Toch heb ik tegen Dorrestijns poëtische verwoording van ons menselijk lot, zo geloofwaardig ten gehore gebracht door Bloemendaal, als zodanig maar weinig in te brengen.

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.