Begin deze maand verraste de ministers Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en Van der Steur (Veiligheid en Justitie) vriend en vijand met de brief "Kabinetsreactie en visie Voltooid Leven". De brief staat haaks op het advies dat de commissie-Schnabel in februari van dit jaar uitbracht op verzoek van het kabinet zelf over hetzelfde onderwerp. Theologe Annemarieke van der Woude plaatst kritische kanttekeningen bij de brief en geeft een andere invulling aan het begrip 'barmhartigheid' dan minister Schippers in haar toelichting op de kabinetsplannen.
Door Annemarieke van der Woude
“Ik ben vleugellam”, zegt hij. Dik in de tachtig, zijn huis een museum vol spullen die hem herinneren aan belangrijke momenten uit zijn leven. “Ze is mooi, hè?” Hij laat een zwart-wit foto zien van een jongvolwassen vrouw. Donkere krullen; grote, amandelvormige ogen. “Da’s mijn zusje. Plotseling gestorven. Ze was nog maar 21.” Hij staat op, doet de kast open en pakt er twee wijnglazen uit: “Kijk, gekregen van een oud-collega. Uit dankbaarheid.” En zo wandelt hij zijn eigen leven door, met dierbare voorwerpen als staties waarbij hij even halt houdt.
Maar nu noemt hij zichzelf ‘vleugellam’. Er gaapt een diepe kloof tussen wat hij nog allemaal wil en het weinige dat hij nog kan. De kwestie is niet dat hij geen zinvolle activiteiten weet te bedenken. De kwestie is dat hij er niet langer de puf voor heeft. “En ik ben zo kwetsbaar. Het is of ik geen verweer meer heb. Bij het minste of geringste komen de tranen.” Hij pakt zijn zakdoek, zet zijn bril af en dept zijn ogen.
Vierde leeftijd
De hoge ouderdom. De ‘vierde leeftijd’ wordt het wel genoemd. Voorbij de vijfentachtig. Dus niet de fase die daaraan voorafgaat, de ‘derde leeftijd’, kort na het pensioen. Met nog pakweg twintig gezonde jaren voor de boeg. Gevuld met reizen en vrijwilligerswerk en de kleinkinderen en wat niet al. Het gaat om de fase die daarna komt, waarin de krachten langzaam maar zeker afnemen. De kring van familie en vrienden steeds kleiner wordt. De fase waarin de luxaflex van het bestaan zich sluit. Waarin de ervaring dat het ‘klaar’ is – het leven ‘voltooid’ – zich opdringt. Mensen dus, over wie de brief van Edith Schippers gaat. Waarin zij, samen met haar collega Van der Steur, pleit voor een traject van hulp bij zelfdoding voor mensen die hun leven ‘voltooid’ achten. Ik hoorde ervan terwijl ik luisterde naar mijn favoriete radioprogramma: Met het oog op morgen (12 oktober 2016). Ik zat onmiddellijk rechtop in mijn bed. Maar ik was niet de enige die met de ogen knipperde. De ministers verraste vriend en vijand met hun brief Kabinetsreactie en visie Voltooid Leven, van 12 oktober 2016. Wat staat erin?
Autonomie
Het voorstel betreft mensen in de hoge ouderdom die ernstig gebukt gaan onder het vooruitzicht verder te moeten leven terwijl zij lichamelijk niets mankeren. Er is bij hen sprake van “ondraaglijk en uitzichtloos lijden”, maar “zonder medische grondslag”. Er zou een wettelijk kader gecreëerd moeten worden, náást de al bestaande euthanasiewet, om deze mensen te helpen bij het sterven. De stervenswens moet ‘consistent’ zijn, ‘weloverwogen’ en ‘vrijwillig’. Als dat het geval is, ziet het kabinet geen reden om niet tegemoet te komen aan het verlangen van deze mensen om hun leven te beëindigen. ‘Autonomie’ is het leidend principe.
Een ‘stervenshulpverlener’ – een nieuwe beroepsgroep – zal de persoon in kwestie in dit proces begeleiden. Op hem of haar rust de taak om uit te sluiten dat er andere zaken spelen: een onderliggende depressie, druk van de familie, enzovoorts. Vervolgens vindt er een ‘tweede beoordeling’ plaats door een ‘onafhankelijke deskundige’. Na zorgvuldige toetsing van het verzoek kan de stervenshulpverlener de benodigde middelen verstrekken. In grote lijnen verloopt de procedure in dit nieuwe voorstel op dezelfde wijze als in de huidige euthanasiewet.
Commissie-Schnabel
Niet alleen het tijdstip heeft velen verbaasd, maar ook de inhoud van het voorstel. Het staat namelijk haaks op het rapport Voltooid leven. Over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten dat een commissie onder voorzitterschap van Paul Schnabel op 4 februari van dit jaar aan minister Schippers aanbod. Deze ‘commissie van wijzen’ was door het huidige kabinet zelf ingesteld (in 2014) om onderzoek te doen naar dezelfde problematiek: de stervenswens van oude mensen die klaar met leven zijn, maar niet ziek. De opdracht van het kabinet aan de commissie-Schnabel luidde: breng advies uit “over de juridische mogelijkheden en de maatschappelijke dilemma’s met betrekking tot hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten.”
Uit Vrije Wil
Aan het instellen van die commissie-Schnabel ging een geschiedenis vooraf. We schrijven 2010. Een aantal bekende Nederlanders – ik noem enkele namen: Hedy d’Ancona, Jan Terlouw, Paul van Vliet, Frits Bolkestein, Mies Bouwman – lanceert het burgerinitiatief Uit Vrije Wil. Zij bepleiten ‘straffeloze stervenshulp’ voor mensen boven de zeventig die hun leven voltooid achten. Binnen de kortste keren had de groep 116.000 steunbetuigingen verzameld waarmee het onderwerp terechtkwam op de agenda van de Tweede Kamer (in 2012). Omdat niet helder was om welke ouderen het precies ging, en om hoeveel, is besloten tot nader onderzoek. De opdracht aan de commissie-Schnabel was daarvan het resultaat.
Schnabel versus Schippers
Ik leg de twee naast elkaar: het advies van de commissie-Schnabel (februari 2016) versus het visiedocument van minister Schippers (oktober 2016).
- Schnabel: bij de mensen die het betreft – mensen in de hoge ouderdom – is veelal óók sprake van een ‘stapeling van ouderdomsklachten’. Daarmee kunnen zij een beroep doen op de huidige wet.
- Schippers: De mensen om wie het gaat, vallen buiten de bestaande wettelijke kaders.
- Schnabel: levensbeëindiging op verzoek moet voorbehouden blijven aan de arts, om redenen van ‘veiligheid’, ‘deskundigheid’ en ‘toetsbaarheid’.
- Schippers: Er wordt een nieuwe professional opgeleid: de stervenshulpverlener die, méér dan een arts, is toegerust om vragen van existentiële en psychosociale aard te wegen.
- Schnabel hanteert een relationeel autonomiebegrip, terwijl
- Schippers een individualistische opvatting van autonomie als uitgangspunt neemt. De ‘beschermwaardigheid van het leven’ kan ondergeschikt raken aan de wens van een individu om te sterven.
- Schnabel vraagt, tot slot, aandacht voor de eigen aard van de ouderdom als levensfase.
- Schippers gaat niet in op het specifieke karakter van de laatste periode van een mensenleven.
De conclusie en het advies van de commissie-Schnabel luidt: "(…) het [is] niet wenselijk om de huidige juridische mogelijkheden inzake hulp bij zelfdoding te verruimen." Maar een advies mag je naast je neerleggen. En dat heeft de minister gedaan.
Vragen
Er zijn veel vragen te stellen bij het voorstel van het kabinet en die worden ook gesteld, door zowel voor- als tegenstanders van het plan:
- Komt er een leeftijdsgrens?
- Hoe verhoudt de zelfdodingswet zich tot de euthanasiewet?
- Wat bedoelen mensen eigenlijk als ze zeggen: ‘voltooid’?
- Hoe toets je of iemand niet toch wordt gepushed in de richting van levensbeëindiging?
- Hoe verhoudt dit plan zich tot het voornemen van het kabinet om de zelfdodingscijfers omlaag te brengen?
Ik voeg daar nog twee overwegingen aan toe.
Achterblijvers
Mijn eerste overweging betreft ‘gecompliceerde rouw’. Aan de behoefte van hoogbejaarde mensen om regie te voeren over hun levenseinde komen de beide bewindslieden met dit plan tegemoet. Maar hoe zit het met de achterblijvers? Het voorstel voor nieuwe wetgeving wordt gezien als een aanvulling op de bestaande euthanasiewet uit 2002. Maar dat verhult waar het hier eigenlijk om gaat, namelijk om zelfdoding. Ik benadruk dit omdat de emotionele gevolgen van iemands besluit om het leven ‘uit vrije wil’ te beëindigen voor de nabestaanden net zo gecompliceerd kunnen zijn als de gevolgen van de beslissing van iemand die eigenhandig kiest voor de dood. De mensen die achterblijven, verhouden zich niet tot het onvermijdelijke, aanstaande sterven, maar zij hebben te maken met de persoonlijke keuze van iemand om wie zij gaven. Niet in alle gevallen, maar dat kan een lastige erfenis zijn, omdat het namelijk de relatie die je met elkaar had ter discussie stelt. Volledige zelfbeschikking is, naar mijn opvatting, een illusie. Ook als je dat niet wilt, belast je jouw geliefden met je keuze.
Aanbod creëert vraag
Mijn tweede overweging gaat over het marktmechanisme. Aanbod creëert vraag. Dat geldt ook op het terrein van het levenseinde. De komst van de Levenseindekliniek in maart 2012, waar mensen terecht kunnen die bij hun eigen arts geen gehoor hebben gevonden, heeft mede gezorgd voor een toename van het aantal euthanasieverzoeken van mensen met complexe problematiek. Het gaat om de categorieën:
- dementie;
- psychiatrische aandoening;
- opeenstapeling van ouderdomskwalen.
Wanneer hulp bij zelfdoding op hoge leeftijd wettelijk geregeld gaat worden, is het niet ondenkbaar dat die route een aanzuigende werking heeft. Het loutere gegeven dat de mogelijk bestáát om een verzoek in te dienen voor levensbeëindiging terwijl je wel oud bent, maar niet ziek, verandert iets in de hoofden van mensen. Zij worden op een idee gebracht.
Barmhartigheid
Terwijl ik dus klaarwakker was en het tegen middernacht liep en ik naar onze minister op de radio luisterde, viel het mij op dat zij veelvuldig sprak over ‘waardigheid’ en ‘barmhartigheid’: mensen hebben recht op een ‘waardig’ levenseinde en de samenleving toont zich ‘barmhartig’ als zij deze mensen het sterven gunt. ‘Waardigheid’ en ‘barmhartigheid’ zijn moreel geladen termen. Je kunt er onmogelijk tegen zijn. Maar wat is eigenlijk ‘barmhartig’ in verband met de hoge, kwetsbare ouderdom?
Ik vertelde aan het begin van mijn verhaal over de oude man die naar zichzelf kijkt en iemand ziet die ‘vleugellam’ geslagen is. Voor het probleem waaronder hij, en velen van zijn leeftijdsgenoten, gebukt gaat, bestaat geen oplossing. Dát zou ik nou stoer vinden: als wij als samenleving de moed zouden kunnen opbrengen om tegen deze oude mannen en vrouwen te zeggen dat wij hun kwetsbaarheid niet kunnen wegnemen. Dat wij erkennen dat wij tegenover hen met lege handen staan. Maar dat wij hen desondanks niet aan hun lot overlaten: het zou mijn definitie van ‘barmhartigheid’ zijn.
Dit is de tekst van de lezing die Annemarieke van der Woude uitsprak op 20 oktober jl. tijdens het Actualiteitencollege van Radboud Reflects (universiteit Nijmegen).