De vraag of je leven (nog) zin heeft, is niet door de wetenschappen te beantwoorden. Wie zal dan wel over die vraag beslissen? Ieder individu dient dat zelf te doen, vindt het kabinet (zie recente brief 'Kabinetsreactie en visie Voltooid Leven'). Maar de huidige samenleving legt zinvragen steeds vaker langs de meetlat van de functionaliteit. En hoe functioneel je (nog) bent, maak je nooit alleen uit. Die vraag wordt in hoge mate door anderen beantwoord. Daarom hebben gelovigen een onmisbare rol te spelen in het voltooid-leven-debat. Zij meten het leven af aan andere normen dan de functionaliteit.
Door René Grotenhuis
In de laatste aflevering van VPRO-Zomergasten van dit seizoen liet Andrea Maier ons op een andere manier naar ouderdom kijken: niet als een onvermijdelijke en natuurlijke fase in het menselijk bestaan, maar als een ziekte die bestreden kan worden als we de kennis en inzichten van de wetenschap over de werking van ons lichaam en onze cellen beter gebruiken. Haar betoog past in een ontwikkeling waarin we spreken over 100 als gemiddelde leeftijd en 140 als een relatief makkelijk te bereiken doel in de loop van deze 21ste eeuw.
Ik kon er niet omheen daaraan te denken bij de discussie over voltooid leven die sinds de kabinetsbrief van twee weken geleden in volle hevigheid is losgebarsten. Het heeft iets heel tegenstrijdigs: terwijl de wetenschap zich opmaakt om ons steeds langer te laten leven en ons ervan wil overtuigen dat dat zonder al te veel problemen mogelijk is, buigen we ons over de vraag hoe we de leegte en zinloosheid die zich aandient vóór kunnen zijn met een regeling die ons in staat stelt het leven te beëindigen als we het voltooid achten.
Functionaliteit
De biomedische wetenschappen zullen al snel vaststellen dat zij niet gaan over de vraag naar de zinvolheid van het leven en de betekenis en de vraag wanneer het leven voltooid is. Zij ontrafelen slechts de werking van ons lichaam en de wijze waarop veroudering toeslaat en vermeden of gerepareerd kan worden.
De vraag of het leven voltooid is en of het nog zin en betekenis heeft, laat de samenleving aan ieders individuele beoordeling over. De interessante vraag is of dat ook in de toekomst zo blijft. Ongetwijfeld zullen politici en opiniemakers de eigen autonome vrijheid en opdracht van ieder mens verdedigen om te bepalen wanneer haar of zijn leven voltooid is. Maar de vraag is of er op een ander niveau niet een nieuwe norm en een nieuwe vanzelfsprekendheid gaat ontstaan over de vraag of het leven voltooid is.
Omdat het erop lijkt dat de dominante lijn van denken is dat het leven zelf zinloos is - het heeft geen doel en bestemming - ligt het voor de hand dat we in betrekkelijk functionele termen naar voltooidheid gaan kijken. Dat sluit ook aan op de neiging in de samenleving om naar veel dingen te kijken vanuit hun functionaliteit, d.w.z. hun effectiviteit en efficiëntie. Voltooid leven is dan een leven waaraan geen functie meer kan worden toegekend. Niet meer de functie van productiviteit, niet meer de functie van genieten, niet meer de functie van een sociale bijdrage.
Door anderen
En juist die functionaliteit is geen individuele afweging. Functionaliteit maakt dat iets zinvol is of betekenis heeft ten behoeve van iets anders, niet in zichzelf. Functionaliteit is altijd iets wat naar buiten toe aangetoond moet kunnen worden en daarmee is het iets waar door anderen een oordeel over kan worden gegeven. Als ik niet kan laten zien dat ik productief ben, dat ik sociaal bijdraag of dat ik geniet, dan kan ik niet langer onderbouwen dat mijn leven zinvol is en betekenis heeft. Daarmee wordt de vraag naar voltooid leven niet meer alleen mijn vraag en mijn afweging.
Het zou mij niet verbazen als over een aantal jaren in het vervolg op de voltooid leven discussie eigenlijk wel van iedereen boven de 85 wordt verwacht dat hij of zij een beeld heeft over de vraag wanneer haar of zijn leven voltooid is. En ik vrees dat functionaliteit daarbij een steeds belangrijkere rol zal spelen.
Andere kijk
Gelovige mensen hebben een rol te spelen in dat debat. Met hun geloof dat het leven zijn oorsprong en bestemming vindt in God blijven ze buiten het speelveld van de functionaliteit. De gelovige overtuiging dat het leven niet in onszelf, maar in Hem zijn bestemming vindt, is misschien wel de beste garantie dat de vraag naar de voltooidheid van het leven geen functionele invulling krijgt. Die overtuiging is zowel voor de vraag naar levensverlenging van belang als voor de vraag naar levensbeëindiging. Gelovige mensen hebben geen morele autoriteit in beide discussies – niet meer dan ieder ander – maar ze zijn wel bij uitstek in staat om met een andere kijk dan de functionele naar deze vragen te kijken.
Lees ook: ‘Voltooid leven – Hoe barmhartig is hulp bij zelfdoding?’ van Annemarieke van der Woude