Geraakt kwam Erik Borgman afgelopen week terug van een conferentie. Hij ontmoette er mensen uit brandhaarden en oorlogsgebieden. Ze deelden elkaars zorgen, maar vertelden ook verhalen over liefde en betrokkenheid onder de moeilijkste omstandigheden. ‘Deze mensen zijn bezig de wereld te redden’, zo besefte hij en hij herkende in hen de tweeënzeventig gezondenen uit het Lucasevangelie. Eens te meer confronteerde hem dat met de vraag ‘waartoe ben ikzelf geroepen?’
Door Erik Borgman
Afgelopen week was ik op een conferentie waar mensen vanuit heel de wereld zich verzameld hadden. Allen probeerden vorm te geven aan de opdracht van Jezus in het evangelie om elkaar te behandelen zoals zijzelf hopen behandeld te worden. Wij zijn met elkaar verbonden, wij zijn van elkaar afhankelijk: zo zijn we naar Gods wil geschapen en daarom is het onze taak om zorg te hebben voor elkaar en om elkaar met liefde te bezien en met compassie te behandelen.
Mijn armoede
Ze kwamen van de uiteinden der aarde, de mensen op die conferentie, velen uit gebieden waar het gevaarlijk is, waar je met recht vreest voor je leven: Zuid-Soedan en andere brandhaarden in Afrika, de Arabische wereld, vluchtelingenkampen. Ze kwamen uit gebieden in Azië waar de spanningen tussen volken en religies steeds verder oplopen, uit landen in Zuid-Amerika waar mensen genadeloos worden uitgebuit, samen met het stuk aarde dat sinds mensenheugenis hun woonplaats is. En er waren mensen uit de Verenigde Staten en uit Europa, zoals ik, die opnieuw leerden dat we niet zozeer geroepen zijn anderen een deel van onze rijkdom te gunnen, maar dat we onze eigen afhankelijkheid, onze eigen armoede, ons eigen verlangen naar gemeenschap en betrokkenheid opnieuw moeten ontdekken.
Hoewel op de conferentie enkele keren instemmend de woorden van paus Franciscus werden aangehaald waarin hij ons aanspoort om zichtbaar te maken dat het evangelie een Blijde Boodschap is, waren de meeste deelnemers niet bepaald onbezorgd. Er waren grote zorgen en die werden zonder terughoudendheid gedeeld. Er was angst dat het geweld verder op zou laaien, er werd gevreesd dat er nog meer slachtoffer zouden vallen, de verwachting was dat de vervuiling verder zou gaan en nog desastreuzere gevolgen zou hebben. Niettemin had ik het gevoel dat ik, zoals Jezus het in het evangelie van Lucas uitdrukt, “de satan als een bliksemschicht uit de hemel [zag] vallen” (Lucas 10,18).
De wereld redden
De verhalen die op de conferentie klonken, maakten duidelijk hoe onder de moeilijkste omstandigheden liefde en betrokkenheid telkens opnieuw de kop opsteken. De Geest van God die caritas is en agapè, steekt steeds weer mensen aan, herschept hen en maakt er zo een begin mee de aarde een nieuw gezicht te geven. John en Peter, Deogratias en Jean Bosco, Mila en Pushpa zijn bezig de wereld te redden. Dat zeggen zij zelf niet, maar dat is wel zo. Ze gaan niet zelden zonder of met een heel kleine beurs op pad, zonder goed gevulde reistas en zonder zelfs maar een extra paar schoenen. Ze zijn gezonden ‘als schapen tussen wolven’, maar hun namen staan geschreven in de hemel (vgl. Lucas 10,3-4 en 20).
Het voelde als een waarachtig voorrecht met hen verbonden te mogen zijn. Zij immers spelen de melodie voor van de muziek, waarvan de aarde en al haar bewoners, het heelal en al wat er onderdeel van uitmaakt geroepen is het orkest te zijn. Zij spreken de taal van betrokkenheid en verbondenheid die God sprak toen alles door zijn woord in het bestaan geroepen werd. De vraag waarmee ik de conferentie verliet was: hoe deze muziek te blijven horen, deze taal waarachtig te begrijpen en dit woord authentiek door te geven.
Wat wordt er van mij gevraagd?
Ik had al eerder, na jaren van vrijwel constant hard doorwerken en voortdurend teksten produceren, deze zomer een retraite gepland. Welke stap op welke weg wordt van mij gevraagd en door wat of wie word ik daarin gedragen? De conferentie heeft deze vraag verder toegespitst. Wat wordt er van mij gevraagd en welke ruimte biedt het mij als ik zie dat de satan als een bliksemschicht uit de hemel is gevallen en zijn plaats is ingenomen door de namen van degenen die de ruimte van het goede leven vergroten?