Iets is niet altijd wat het lijkt. Zoals de bemoste tak, gezien, opgeraapt, een wandelende tak wordt. En gaande weg wordt de wandelende tak, die geen insect is, een verhaal. Over een man, losgerukt van de liefdesboom van zijn leven. Over een priester die het kind in zichzelf niet dood wil laten gaan. Over iemand in de marge, die geroepen wordt door de geschonden mens.
Door Marinus van den Berg
Wandelend zie je anders. Je bent dichterbij de aarde. Dichterbij wat er in een berm ligt of op je wandelpad. Wie fietst ziet ook anders. Je zit op een bewegend podium. Je bent iets sneller voorbij. Als je wandelt sta je sneller stil bij iets wat je opvalt. Op een wandeling zag ik een kleine tak met zij takjes liggen. De tak voelde licht. Ik keek naar het mos die eromheen zat en de meerdere kleuren groen. Ik raapte haar op en nam haar mee.
Ik legde haar op de stamtafel van het molencafe in Hoonhorst waar ik warme chocolademelk bestelde. “Een wandelende tak”, zei de vrouw die me hielp. Ze kwam terug met geschenkpapier om de tak in te pakken opdat ik haar veiliger mee naar huis kon nemen. Ik had nog enkele uren te gaan. Die ongevraagde zorg voor deze broze tak ontroerde me. De tak begon een verhaal te worden. Ik had wel gehoord van de wandelende jood en las dit jaar de aangrijpende biografie over Felix Nussbaum (1).
Thuis zocht ik op internet en las dat een wandelende tak een insect is waarvan er zo een 2700 verschillende bestaan. Geen dode tak dus die in de berm aan het vergaan is, maar een levend insect. Meer een begin van leven dus dan een einde.
Op de dag na deze wandeling maakte ik een wandeling over een rk begraafplaats (2) De zon scheen maar heel wat graven waren bedekt door de gele en rode herfstbladeren en kleine dode takjes. Ik mijmerde over de mensen, waaronder een kind, wiens graf ik hier had mogen zegenen. “Rust in vrede.”
Ik mijmerde over de man die niet meer leven kan, losgerukt van de liefdesboom van zijn leven, maar een ongewoon pad zal gaan om te sterven op een wijze die hij als waardig ziet. Ik mijmerde over de zorg voor zijn naasten.
Ik draag al bijna veertig jaar die woorden van mijn priesterwijding mee: “Het geknakte riet niet breken en de kwijnende vlaspit niet doven.” Ze zijn een richtlijn maar wat betekenen ze als een mens geen levensvuur meer voelt, als zijn energiepotje leeg is en niet meer gevuld kan worden? Als een mens in onvoorziene uitersten komt? Als een mens zich niet meer verbonden voelt met de levensboom en er meer einde dan nieuw begin lijkt te zijn of de hoop groeit op een ander zijn in liefde ‘nadezen’. Een woord dat ik op deze begraafplaats op een grafzerk las.
Ik dacht aan die wandelende tak die geen wandelende tak is. Iets is niet altijd wat het lijkt. Ik dacht aan de zorg van die vrouw in dat dorpscafé in een dorp waar mensen meer met dan naast elkaar leven. Ik schreef in mijn dagboek:
ik ben
een wandelende
tak; ik ben
los van de boom
geraakt; ik ben
naast de weg
in de berm vermost
bij regen en zon
in nacht en dagik ben gezien
opgeraapt
verzorgd als een kleinood
thuis gekomen.
In de late avond in een ‘nachtdienst’ in een kerk waar je vrij mag spreken, de Waalse kerk in Rotterdam, op deze dag met meerdere wonderlijke ontmoetingen, luisterde ik naar een wandelende tak. Een priester voor minder dan een insect aangezien - zijn naam geschrapt uit het bisdommelijk namenboek - die priester wil zijn, kleurrijk als wandelende takken in hun vele variaties. Hij wil er ten volle zijn met al zijn gevoelens en het kind in hem niet dood laten gaan. Onderdrukking maakt dood… erkenning schept levensruimte. De machten zijn groot en denderen vaak door. Al of niet in Godsnaam alsof ze zelf God zijn.
Ik luisterde in deze nachtdienst opnieuw naar dat verhaal van de barmhartige Samaritaan. Iemand die er niet echt bij hoorde stapte van zijn rijdier, zag, raakte bewogen en bewoog, gaf zorg aan deze door geweld gekwetste broze tak, een mens op een onveilige weg.
Een priester bewogen door de ander hoeft niet op toestemming te wachten, maar wordt geroepen door de stem van die ander die geen ander heeft, die ligt te vermorsen en te vergaan en zonder woorden zegt: vermors mij niet, geef mij een kans voor een nieuwe reis. Mijn wandelende tak die geen insect is, is een verhaal geworden. Een verhaal om door te vertellen. Priesters zijn wandelende takken in de marge van deze tijd. Maar wie de marge niet kent, kent zijn tijd niet. God is marginaal geworden als een wandelende tak. God is dood. Leve wie het goede zoekt en doet.
(1) Marc Schaevers, De orgelman, biografie over Felix Nussbaum, 2015.
(2) R.K. Begraafplaats Laurentius Rotterdam.
[box type="shadow"]
Remy Jacobs, priester en homo
Ik draag dit op aan priester, collega Remy Jacobs en theatermaker Marjolijn van Heemstra wier Nachtdienst, 5 november 2016 in de Waalse kerk in Rotterdam allereerst ging over de kracht van de liefde en de zorg voor kinderen. Hoe houden we de kinderen heel? Tegen alle machtsmisbruik maar vooral een appel om de kwetsbare mens te horen en te beschermen.
Nachtdienst is een eenmalig vervolg op de theaterproductie Als ik de liefde niet heb, over het seksueel misbruik in de rk kerk. De voorstelling is hier als podcast na te luisteren.
Zie ook interview in Trouw "Ik bén priester, maar ik ben ook homo", 5 november 2016.
Marinus van den Berg
[/box]