Terwijl westerlingen in vakantietijd massaal over vreemde oorden uitzwermen, verdrinken vreemdelingen massaal in de Middellandse Zee in hun poging het Westen te bereiken. Het Westen heeft een problematische verhouding tot het vreemde, stelt René Grotenhuis. We willen het exotische bekijken, er ons over verbazenen, maar tegelijk ook weren uit onze leefwereld. Dat staat op gespannen voet met het ideaal van menselijke gelijkwaardigheid.
Door René Grotenhuis
Afgelopen weekend was het drukste weekend in de geschiedenis van Schiphol. Zo’n 200.000 mensen vertrokken van de luchthaven. Niet vreemd in de vakantietijd en meestal naar verre bestemmingen. Een safari in zuidelijk Afrika, oude tempels en culturen van Azië en Latijns-Amerika, ‘back-packen’ in Australië of dat alles tegelijk in een omvattende wereldreis. Hetzelfde geldt voor de vloot cruiseschepen die vanuit Europa vertrekken en onderweg allerlei exotische plaatsen aandoen.
En intussen proberen duizenden in wrakke bootjes en met gevaar voor eigen leven de Middellandse Zee over te steken en rennen elke nacht tweeduizend mensen richting de kanaaltunnel om te zien of ze ergens in of op een vrachtwagen terecht kunnen komen die hen naar Groot-Brittannië brengt.
Viersterrenhotel
Er zit iets ingewikkelds en tegenstrijdigs in het omgaan van ons westerlingen met het vreemde. We zijn erdoor gefascineerd, we willen het zien en ontdekken. Zo ging Columbus naar Amerika, trok Marco Polo naar China en zocht Livingstone een weg naar het hart van Afrika. Het vreemde trekt. En in het voetspoor van deze ontdekkingsreizigers doen wij hetzelfde en kan het, zo lijkt het vaak, niet ver en vreemd genoeg zijn.
Maar er is ook iets vreemd mee aan de hand. We willen het allemaal zien, maar vanuit onze veilige plek in het viersterrenhotel, het safari-resort of met de zekerheid dat we ’s avonds weer aan boord van het comfortabele cruiseschip komen. Het exotische is fascinerend, juist omdat het vreemd is, maar het is alsof we het vanuit onze veiligheid en dus met een flinke mentale afstand willen zien.
Missionarissen
Om die reden heb ik altijd grote bewondering voor missionarissen en zendelingen die zich helemaal gaven, het leven deelden, hun zekerheden achter zich lieten. Niet vanuit veiligheid maar in volle overgave verbonden zij zich met hun nieuwe bestemming. Niet weinigen betaalden dat met hun leven.
En zoals we het exotische slechts veilig willen bezoeken, zo willen we het omgekeerd slechts gedistantieerd toelaten. Het exotische moet ver weg blijven, het moet niet in onze werkelijkheid binnentreden. We willen graag naar de verre oorden om te zien wat en hoe, maar zij moeten niet daaraan de gedachte ontlenen dat wij hen ook wel hier willen ontvangen.
Dat geldt overigens niet alleen voor de vluchtelingen in de Middellandse Zee of bij Calais. In de tien jaar bij Cordaid heb ik mij met regelmaat geschaamd voor de wijze waarop we als Nederland mensen die oprecht geïnteresseerd zijn in ons, willen leren van ons, met ons hun kennis en ideeën willen uitwisselen, niet hier willen hebben. Eindeloze en haast vernederende visumprocedures gaven mensen niet het gevoel dat we geïnteresseerd waren in hen en onszelf openstelden voor hen.
Uitzondering
Ik geloof dat we als westerlingen een problematische verhouding hebben tot het vreemde. Of we eigenen het ons toe zoals we deden in de koloniale tijd of we beschouwen het als exotisch object om naar te kijken, ons over te verbazen en het toe te voegen aan onze lijst van door ons bezochte exotische oorden. Maar het ontbreekt ons aan een volwassen en dus gelijkwaardige verhouding. We zijn er erg voor iedereen als gelijke te behandelen, mannen en vrouwen, homo’s en hetero’s, jongeren en ouderen, maar op dit punt maken we toch graag een uitzondering. Er is in een tijd van globalisering alle reden voor grondig zelfonderzoek naar die verhouding met het vreemde. Het wordt tijd dat we kritisch in de spiegel kijken van onszelf.
Of is het toch simpelweg een kwestie van geld en economie: ontlenen we aan onze financiële mogelijkheden het recht om hun wereld te betreden, terwijl hun financieel economisch gebrek reden is om hen niet tot onze wereld toe te laten? Dat lijkt mij moeilijk verenigbaar, in contradictie zelfs, met de geest van de Verlichting en de christelijke traditie die beide ten grondslag liggen aan het westerse denken over menselijke waardigheid.