We leven in een nieuwe werkelijkheid, en in een nieuwe oorlog. ‘Wen er maar aan…’, hoor je steeds vaker. Iets aan dat zinnetje zint pastor Marinus van den Berg niet. Wat is dat wennen? Berusten, gelatenheid, minder bewogenheid? “Went het sterven van mensen”, wordt hem als stervensbegeleider soms gevraagd. Het maakt hem stil, maar niet stom. “Ik wil soms ook niet denken aan het kwaad maar ik ben een mens die wandelt in de regen en toch een licht aansteekt en soms een schuilplaats kan zijn.”
Door Marinus van den Berg
Trouw, de Suddeutsche Zeitung en in kleiner formaat ook de NRC. De drie kranten die ik op deze maandag, 13 juni, zag. Ze hadden alle drie de foto van twee jongemannen die elkaar omhelzen – of moet ik het anders zeggen – die elkaar vasthouden om te troosten. Ze zijn aan de hel van de nacht, de helse slachting ontsnapt. Ze zijn uit die doemtrein kunnen ontspringen. Wat kun je anders doen dan elkaar vasthouden. Schreeuwen, huilen of helemaal niets: in shock, verdoofd.
Kwaad
Ik was op deze maandag weer gaan lopen. Van Lichtmis via Staphorst naar Meppel (bus 40 vanuit Zwolle). De weg loopt lang parallel aan de spoorweg. De weg werd een omweg langs ‘t wiede gat. Er rest daar alleen nog een waterplas en een bordje. Hier was tot 2 oktober 1942 een werkkamp waar Joodse mannen ontginningswerk moesten doen en moesten helpen met het aanleggen van een bos. Van hier gingen ze naar doorgangskamp Westerbork en daarna naar Auschwitz.
Er waren allerlei kampen: vernietigingskampen, concentratiekampen, doorgangskampen en werkkampen. Er waren er ook in Nederland meer dan ik wist. Het ene klinkt kwaadaardiger dan het andere. Ook kwaad kent gradaties en vraagt om nuance schrijft Marjoleine de Vos deze dag in haar NRC-column. Alle kampen waren kwaadaardig. “Velen keerden niet terug”, staat er op het oorlogsmonument in Staphorst waar ook dit kamp wordt genoemd.
Mijn gedachten gaan heen en weer tussen het kwaad van toen dat nog niet voorbij is en het kwaad van vandaag. Wat kwaad is in mijn ogen is in de ogen van anderen zomaar goed. Isis was er als de kippen bij om de vlag niet halfstok te hangen maar in de top te hijsen. “Twee mannen die elkaar in het openbaar zoenen”, is voor sommigen en niet alleen ver weg een gruwel.
Ontvankelijke houding
“Wie wandelt moet niet te veel plannen”, zei Paul van Tongeren in een interview met Volzin. Hij heeft het over de ontvankelijke houding. Wie alles plant kan niet openstaan voor het onverwachte en is regen alleen maar een spelbreker. Na Staphorst vond ik een schuilplaats onder een carport en een abri van vervoerder Syntus vanwege onweer met stortbui. Meer dan anders begroette ik het licht na deze donkere buien.
Ondertussen liep er steeds een zin met me mee die ik de laatste tijd meerdere keren heb gelezen: “Wen er maar aan...” New York, Madrid, Parijs, Brussel… Er is een nieuwe oorlog. Steeds weer dezelfde patronen: onschuldige slachtoffers, persconferenties, verklaringen en opeisingen, roep om meer veiligheidsmaatregelen. Het is de illusie dat er een wereld zonder kwaad gepland kan worden. Maar er zijn gradaties en ook nu is nuance wenselijk maar niet populair. Er is meer schreeuwen en schelden dan stilte en tijd voor reflectie. Er zou meer gewandeld moeten worden om te verinnerlijken dat veel alleen stap voor stap verder komt. Je moet soms terug om verder te komen.
Dat zinnetje ‘Wen er maar aan’ zint me niet zo. Wat is dat wennen? Berusten, gelatenheid, wat minder bewogenheid? Of minder heftigheid? En wat is het verschil? Meer nuchterheid? Wat is de goede balans tussen afstand en nabijheid? Ik weet het nog steeds niet precies. Wat is professioneel en wat niet meer?
Stil maar niet stom
Op het einde van dit jaar mag ik in Brussel gaan spreken over emoties in de zorg. Vaak is mij gevraagd of niet gevraagd: “Went het sterven van mensen?” Het heeft me altijd stil gemaakt, ook als ik iemand niet kende maar iemand vertelde mij over het sterven van een zus, zoals gisteren een van mijn buren. Het maakt me stil. Wat niet gelijk is aan stom. Terug in mijn huis heb ik de foto uit de NRC uitgeknipt en de kop: “Toen stopte de muziek.” Ik heb ze bij mijn huispaaskaars 2016 gelegd en geluisterd naar andere muziek: Missa quam Pulchra es van Nicolas Gombert. Ergens rond 1500. Op de omslag van de cd – een uitgave van de Oostenrijkse Radio ORF – staat een foto van een zingende jongeman zonder overhemd: kwetsbaar naakt (ORF CD 463 Alte musik).
Wen er maar aan: we zijn kwetsbaar naakt als blind geweld en naakt van alle kanten kan komen. Kwetsbaar lopen we verder en gelukkig zijn er schuilplaatsen, waarover ik lees in Achttien adressen van Ed van Thijn. Lang wilde, kon hij niet denken aan het kwaad van toen. Ik wil soms ook niet denken aan het kwaad van nu, maar ik ben een mens die wandelt in de regen en toch een licht aansteekt. Soms een schuilplaats kan zijn.
* Marinus van den Berg loopt sinds 5 mei het Westerborkpad, een wandel- en bezinningsroute over een traject van ongeveer 340 kilometer. Het pad loopt van de Hollandsche Schouwburg, tijdens de oorlog een verzamelplaats voor Joden in Amsterdam, naar het voormalig kamp Westerbork. Hij is gekomen tot Meppel (maandag 13 juni).