“Wie iets voor zichzelf wil hebben, verliest het gemeenschappelijke.” - Thomas van Kempen, in: De navolging van Christus.
Waar vind je je kracht en de moed, de energie om terug te keren naar het werk als een ingrijpend verlies je leven treft? Dat is een pregnante vraag die raakt aan het individu, haar of zijn gezin – of het ontbreken ervan – de familie, en andere gemeenschappen. De terugkeer naar een wereld die niet meer – nooit meer – dezelfde is. Rouwen, zo zegt mijn Canadese collega Thomas Attig, is een kwestie van de wereld opnieuw leren kennen. En dat rouwen, dat is werken. Rouwarbeid noemde Freud het.
Rouwen kunnen we niet alleen. Het gaat ons allen aan. Gezonde rouw – dat betekent weer in beweging (kunnen) zijn, of (kunnen) komen naar nieuwe verbindingen – vindt steeds plaats in een gemeenschap, een tribe. Daar kan hij landen, ruimte vinden, vruchtbaar worden, richting krijgen. Want dat is wat rouwen is: een leerproces om je weer aansluiting te laten vinden bij een wereld die óók doorgaat, hoe ontwrichtend dat ook kan voelen!
“Rouwen kan ook een soort wedstrijd worden: kijk toch eens hoeveel ik van haar/hem heb gehouden, en met deze tranen bewijs ik dat (en win ik de beker). De verleiding bestaat om te denken, zo niet te zeggen: ik ben van grotere hoogte ter aarde gestort dan jij – zie mijn uiteengereten organen. De door verdriet overmanden eisen sympathie, maar onderschatten, geprikkeld door elke aantasting van hun primaat, de pijn die anderen vanwege hetzelfde verlies lijden.” - Julian Barnes, in: Hoogteverschillen.
De afgelopen decennia laten in een angstaanjagend tempo een verschuiving zien van verantwoordelijkheden. Wat tot de kern van het persoonlijke en het gezin hoort, verschuift naar bijvoorbeeld de school, de arts, de therapeut en de jeugdzorg. Dat is een ongezonde ontwikkeling die maakt dat er collectief steeds meer (mentale) ziekte en overspanning is. Hulp is geen uitzondering meer, maar een gewoonte. Dat is een spanningsveld, een paradox ook. Want Godzijdank is die hulp er in Nederland en het is ernstig dat zij overbelast is. Maar die hulp zou een uitzondering moeten zijn. Zoals hulp bij rouwen dat ook zou moeten zijn. En cijfers laten ook zien dat veruit de meeste mensen die rouwen, geen professionele hulp nodig hebben.
Onderzoek – en de menselijke ervaring – wijst uit dat rouw gezond gedragen wordt in een cultuur van psychologische veiligheid. Dat is feitelijk een geborgenheid waar heelheid, gebrokenheid en samen leren steeds hand in hand gaan. Een context waar rouw genormaliseerd is. Omdat rouw bij het – dagelijkse – leven hoort.
Onderzoek laat ook zien dat het werk een fundamentele bijdrage levert aan (leren) dragen en verwerken van rouw. Ja, verwerken is hier precies het juiste woord dat laat zien wat er – ook in ons brein – gebeurt. Door aansluiting te zoeken en vinden bij het werkzame leven (en ook andere gemeenschappen), blijft de door het verlies opgeschudde identiteit niet geïsoleerd. Zo krijgt de slingerbeweging tussen verlies en herstel de gezonde beweging.
Wie rouwt, is niet ziek, maar kan er wel ziek van zijn. In de gevallen dat het laatste zo is, past het ziekteverlof uitstekend. Daar waar het niet zo is, past het niet om de lasten van de rouw eenzijdig bij de werkgever – of de staat – te leggen. Wél belangrijk is het intensiveren van een cultuur van leiderschap in organisaties die psychologische veiligheid bevordert. Een cultuur van dialoog en over en weer zoeken naar wat nodig is, en mogelijk. Daar is weliswaar misschien geen wetgeving voor nodig, maar nog wel heel veel werk te verzetten.
Laten we dat doen, samen. Daar is iedereen mee geholpen, en niet in de laatste plaats degene die rouwt om een verlies. En alle aandacht en ruimte verdient die nodig is, midden in het leven.
Jakob van Wielink helpt leiders en hun organisaties te leven vanuit hun roeping. Hij is partner bij De School voor Transitie in Huissen en verbonden aan het Portland Institute for Loss and Transition (VS): www.deschoolvoortransitie.nl.