Hoe zou de Amerikaanse schrijfster en filosofe Susan Sontag (1933-2004), met haar immense analyse- en synthesevermogen, tegen de coronacrisis hebben aangekeken? Sontag was zeer geïnteresseerd in ziekte als cultureel fenomeen. Een interessant gedachte-experiment, vindt Eric Corsius. "In elk geval zou ze ons ermee confronteren, dat wij de werkelijkheid nog steeds voor de voeten lopen met onze zucht om haar te duiden en te interpreteren."
Door Eric Corsius
Bij actuele crisissituaties vragen we ons vaak af, hoe de grote denkers en kunstenaars uit het verleden erop zouden hebben gereageerd. Met hun grote geestkracht konden zij in hun eigen tijd immense vraagstukken mentaal bedwingen. Hoe zouden ze dat nu aanpakken? Hoe zou Thomas Mann bijvoorbeeld de Toverberg schrijven in deze tijd van lockdowns? Zou het sanatorium in Davos worden vervangen door een huiskamer in een uitgestorven buitenwijk? Hoe zou het tanende besef van tijd en plaats, zouden verveling en desoriëntatie worden beschreven? Stof genoeg, in elk geval.
Susan Sontag
Helemaal interessant zou zijn, wat Susan Sontag (1933-2004), de erudiete fan en kenner van de Toverberg, zou hebben geschreven. Zo speculatief is dit gedachte-experiment niet. Als ze gezond was gebleven, had Sontag nu nog kunnen leven. Bovendien interesseerde het onderwerp ziekte als cultureel fenomeen haar mateloos. In de jaren zeventig schreef ze een toonaangevend essay over de ziekte als metafoor - en ze hernam het onderwerp zo’n tien jaar later, midden in de aidsepidemie. Ze deed dat op twee manieren.
Ten eerste schreef ze een kort verhaal onder de titel ‘Hoe wij nu leven’. Hierin schilderde ze de narcistische manier, waarop de omstaanders van een stervende aidspatiënt omgaan met hun zieke vriend. Hun zelfbeklag, hun navelstaarderij, hun wedijver om aandacht: het leidt er allemaal toe dat de zieke een schim wordt, niet eens meer eenzaam, maar gewoon anoniem en afwezig.
Ten tweede publiceerde Sontag een essay, waarin ze voortborduurde op haar opstel uit de jaren zeventig, maar dan tegen de achtergrond van de aidsepidemie: ‘Aids en zijn metaforen’. In dit essay gaat het uiteindelijk, net als in het verhaal, over egocentrisme, over de verleiding om de werkelijkheid (in dit geval de werkelijkheid van een epidemie) te beschouwen vanuit onze eigen zeepbel – en er allerlei betekenissen aan te geven, zonder de werkelijkheid te laten spreken voor zichzelf.
Groot Verhaal
Stel dat de inmiddels 87-jarige Sontag, met haar grote belezenheid en haar immense analyse- en synthesevermogen, nu zou leven: zou ze dan niet de handschoen hebben opgepakt en een derde luik hebben toegevoegd aan de twee eerdere essays? Zou ze dan ‘Corona en zijn metaforen’ schrijven? En wat zou ze dan waarnemen? Welke spiegel zou ze ons voorhouden?
In elk geval zou ze ons ermee confronteren, dat wij de werkelijkheid nog steeds voor de voeten lopen met onze zucht om haar te duiden en te interpreteren. Dat wij de wetenschap niet rustig haar werk laten doen, dat wij ons niet vanuit mededogen inzetten voor de slachtoffers van de ziekte. Dat wij in plaats daarvan de pandemie tot hoofdrolspeler maken in een Groot Verhaal. Een verhaal waarin een strijd plaatsvindt tussen goed en kwaad. Het verhaal waarin er slachtoffers zijn en boosdoeners.
De boosdoeners zijn bijvoorbeeld de Chinezen, die ‘ermee zijn begonnen’. (Sontag wijst er overigens op, dat de pest in Japan ooit de Chinese ziekte werd genoemd!) Of de politici, die de pandemie misbruiken voor hun greep naar de macht. Of de wetenschappers, die met diezelfde politici samenzweren. De boosdoeners: dat zijn ook de medeburgers die zich misdragen, omdat ze even de controle verliezen en een feestje houden of op vakantie gaan. Of juist de medeburgers die extra voorzichtig zijn en die we daarom uitmaken voor spelbrekers of paniekzaaiers. Of we zijn met zijn allen de boosdoeners, omdat we te weinig hebben geïnvesteerd in de gezondheidszorg of te weinig hebben gedaan aan duurzaamheid of te veel vliegreizen hebben gemaakt.
Spel
In al deze gevallen is corona niet wat zij is: een probleem van de gezondheidszorg en een appel op onze maatschappelijke inzet, maar een aanleiding om eindelijk punten te scoren in een spel, dat er niets mee te maken heeft. Omdat wij er een opgeblazen verhaal omheen bouwen, waarin wijzelf tot de helden behoren – of in elk geval tot degenen die oprecht boete doen en die daaraan het recht ontlenen om met opgeheven vinger de profeet uit te hangen: “Ons aller eigen schuld, dikke bult!”
Sontag zou nu echter waarschijnlijk zeggen: Corsius, spreek voor jezelf. Luister zelf ook beter naar de realiteit – en laat die realiteit voor zichzelf spreken. En houd op met interpreteren.