Thierry Baudet sprak laatst in een tweet zijn afschuw uit van de atonale muziek. Opmerkelijk, zegt Eric Corsius. Het waren juist atonale toondichters als Arnold Schönberg, die honderd jaar geleden – net als Baudet – zich verzetten tegen de vastgeroeste, gevestigde elite.
Door Eric Corsius
Op de muzikale smaak van de leider van Forum voor Democratie heb ik op zich niets aan te merken. Integendeel. Iemand die de late pianomuziek van Brahms graag speelt, moet diep in zijn hart deugen. Des te meer frappeerde mij, samen met vele anderen, een tweet die hij een tijd geleden plaatste. Daarin sprak hij zijn weerzin en ontzetting uit over de zogenaamde atonale muziek, die hij hoorde zodra hij Radio Vier had aangezet. Voor Baudet is deze muziek blijkbaar een verschrikking en het summum van decadentie.
Ik weet niet welke muziek Baudet precies hoorde. Het kan niet heel wereldschokkend zijn geweest, want Radio Vier is over het algemeen erg behoedzaam in zijn programmering. De zender is wars van extremen en brengt bij voorkeur de grote middenmoot van het repertoire ten gehore. Het kan natuurlijk zijn, dat Baudet muziek hoorde van één van de toondichters, die honderd jaar geleden de vertrouwde toonsoorten en toonladders loslieten, om een nieuwe muzikale taal te ontwikkelen. De kans is groot dat het Alban Berg was, want diens hypermoderne vioolconcert is zelfs bij het grote publiek geliefd. Of wellicht was het de goede oude Arnold Schönberg, de uitvinder van de nieuwe muziek en evenals als Baudet een groot fan van de pionier Brahms.
Nieuwe taal
Misschien zou Baudet verbaasd zijn als hij zou vernemen, dat Schönberg en de zijnen eigenlijk hetzelfde beoogde als hij - tenminste: als datgene waarvan hij bewéért dat hij het wil: het ten val brengen van dominante en verstikkende tradities en instituten. Dat streven was er rond 1900 op tal van terreinen: de wijsbegeerte en de literatuur, de wetenschap, de architectuur en de kunst. Vooral Wenen, de bakermat van de ‘atonale muziek’, was het brandpunt van uiteenlopende revolutionaire bewegingen. Ze hadden één ding gemeen: ze zochten naar een nieuwe taal op de genoemde vakgebieden, vanuit het besef dat hun voorgangers aan het eind van hun Latijn waren gekomen. Alles wat in de oude taal werd uitgedrukt, klonk ongeloofwaardig. Die taal werkte eerder versluierend dan onthullend, eerder onderdrukkend dan uitdrukkend. De drift om uit dit keurslijf te breken was kenmerkend voor de nieuwe filosofie, de psychoanalyse, het expressionisme, het Bauhaus - en dus ook voor de nieuwe muziek.
Mozes en Aaron
Niet toevallig is het grootste en belangrijkste niet-tonale werk de opera ‘Mozes en Aaron’ van Schönberg. De opera gaat precies over de artistieke problematiek, zoals de componist die ervoer en zag: het verstommen en afstompen van de oude taal. Het verhaal van Mozes en Aaron bleek daarvoor een uiterst geschikte parabel. Mozes, de getuige van de verborgen God, vertegenwoordigt het besef van het niet zegbare, het niet toonbare, het onvatbare. Aaron daarentegen, die het ongeduldige volk tegemoet komt door het gouden stierenbeeld te laten maken, representeert de poging om het onbegrijpelijke te vatten en vast te leggen. In de opera is hem een welluidende partij toegekend, terwijl Mozes het moet doen met een ongrijpbaar mengsel van zingen en spreken. Mozes erkent dat hij het instrumentarium ontbeert, om te zeggen wat hij zou willen en moeten zeggen. Zijn laatste woorden in deze (onvoltooid gebleven!) opera zijn een verzuchting: ‘O woord, dat mij ontbreekt!’
Sluier van Maya
Schönberg en de zijnen experimenteerden. Dat leverde veel mooie muziek op en indringende werken als Mozes en Aaron. Uiteraard was ook veel van hun werk gedoemd, om het exclusieve onderzoeksterrein van muziekwetenschappers te worden of te blijven. Tegelijk hebben zij de generaties na hen – inclusief degenen die in beginsel trouw bleven aan de geijkte toontaal – uitgedaagd om binnen dat kader de grenzen op te zoeken en om zo creatief en avontuurlijk mogelijk te zijn. Schönberg en zijn volgelingen hebben samen met anderen mede bijgedragen aan het besef, dat we niet altijd kunnen blijven voortgaan op de gebaande wegen – of het nu is in de kunst, de wetenschap, de religie of de politiek. Wie dat wel doet, riskeert onoprechtheid en ongeloofwaardigheid, ideologische afstomping en ééndimensionale voorstellingen van zaken. Wie krampachtig vasthoudt aan de oude categorieën, kan geen recht doen aan een complexe werkelijkheid die altijd in beweging is. Wie, onder het mom van vernieuwing, zweert bij het oude en vertrouwde, creëert een dwazenparadijs. De voorbijvliegende schim van de uil van Minerva, waarnaar hij zelfgenoegzaam wijst, blijkt dan de sluier van Maya te zijn.