Wie, door rampspoed getroffen, tijdelijk haar of zijn huis verliest, raakt meer kwijt dan een dak boven het hoofd. Het huis hoort tot de intimiteit van iemands leven, zegt Marinus van den Berg. Het zou goed zijn als er komende tijd initiatieven ontstonden om mensen samen te brengen die met elkaar willen spreken over de innerlijke reis die start als je je huis verliest.
Door Marinus van den Berg
Je huis niet in kunnen of mogen? Wat doet dat met een mens? Een brand, een aardbeving, een overstroming, een ontploffing in eigen huis of van een ander of voor je deur of op de stoep van je wooncomplex.
Het is allereerst een overval. Je moet zo snel mogelijk zien weg te komen. Je hebt soms niet eens tijd om van nachtkleding in dagkleding te schieten. Je kunt angst hebben om wie nog niet buiten is. Of je wordt nipt gered door de brandweer. Wat dat met je doet wordt nog anders als er zijn die het leven verliezen.
Vele factoren
Wat dat met een mens doet vraagt meer om een nevenschikkend denken dan om een leed-vergelijkend denken. Oog voor de uniciteit en diversiteit. Leed vraagt wel om erkenning en herkenning maar moet niet op een weegschaal worden gelegd. Wat dit met een mens doet en of iemand het zelf als een trauma beleeft, hangt met vele factoren samen en bovendien heeft ieder zijn eigen manier om dit te overleven en te beleven.
Het hangt ook samen met de betekenis die het huis voor je heeft. Er is een verschil tussen een huurhuis en een eigen huis of een geërfd huis, maar wat het verschil is, is niet op voorhand te zeggen. Een huis is vaak ook een buurt, een straat, een wijk waarin je met anderen verbonden bent. Er kan je veel aan gelegen zijn om terug naar huis te kunnen keren.
Intussen ben je logé geworden – bij familie, vrienden, pension, hotel of camping. Vaak langer dan tevoren gedacht. Een gezegde zegt dat een gast en een vis maar drie dagen vers blijven. Ook zij die onderdak verlenen verliezen in zekere zin tijdelijk hun huis. Wie te gast is zal allereerst dankbaar zijn en zich aanpassen maar irritaties zijn niet raar. De een communiceert daar gemakkelijker over dan de ander.
Rouw
Dat plotselinge verlies brengt je in de rouw: verlies van een betekenisvolle plaats en verlies van het alledaagse ritme. Er is veel aandacht nodig voor de vele materiële zaken, zoals verzekeringen, wederopbouw en alles wat daarbij komt kijken, maar er is ook aandacht nodig voor het verhaal: wat doet dit me je ? Aandacht voor het verhaal achter het verhaal.
In het begin stroomt de hulp vaak toe en daar kun je zelfs verlegen mee zijn. Er is ook te snelle en te vroege hulp. In het begin is er meestal veel steun uit de directe omgeving van straat, dorp, wijk, etc. Hartverwarmend. Er is een soort roes maar langzaam dringt de werkelijkheid in het besef door. Dingen, zoals foto’s, die je eerste niet miste, blijken verloren te zijn gegaan.
Rouw gaat over gehecht zijn en kwijt zijn, kwijtraken. Het is riskant om te denken dat dit alleen materiële zaak is. Het huis raakt aan je ziel. Je huis – waar je veilig hoopt te zijn – is ook de woonplaats voor je ziel. De ziel waar jij jij bent. Ieder heeft er zijn eigen heilige plek om met zichzelf te kunnen zijn. Soms ook om alleen te kunnen zijn, te kunnen bidden of mediteren. “Wie in iemands huis komt vangt een glimp op van iemands leven”, schreef Marjolein de Vos in de NRC naar aanleiding van het boek van Edmund de Waal. (1)
Het huis hoort tot de intimiteit van het leven. Heel je leven speelt er zich af, soms van geboorte tot sterven. Het is ook de plaats waar je naar jouw muziek kunt luisteren of waar je kunt zingen, dansen en musiceren. De plaats waar je boeken zijn. De plaats waar je de kookkunst beoefent. Waar je kunt zijn met je verdriet en je boosheid. De plaats met haar eigen uitzichten. Het huis heeft een waarde die niet in rekencijfers te vatten is. Zelfs een onbewoonbaar verklaard huis kan voor iemand een onbetaalbare waarde hebben.
Het gaat om de vraag zoals in het lied van Huub Oosterhuis ('Wonen overal nergens thuis'): waar vind je geluk. Ook al is het tijdelijk. De wens om thuis te sterven wijst op dat verlangen naar veiligheid en intimiteit. Dagelijks is dat voor mensen ook niet mogelijk. Ik lees over de bisschop van Roermond die nu in een verpleeghuis moet wonen. Ik lees over onvoorstelbaar lijden. Dat kan ondanks alle goede zorg extra lijden zijn. Niet in je vertrouwde omgeving te kunnen zijn. Er is een stroom van hulp en meeleven. Er worden kaarten gestuurd, kaarsen gebrand, praktische hulp gegeven. In tijden van nood komt er ook veel goeds bovendrijven.
Luisteren
Contacten met mensen die ineens uit hun huis moesten leerden me ook een andere noodzaak: dat er iemand is die kan luisteren naar jouw verhaal zonder oordeel, zonder in te vullen. Niet eenmaal maar zo vaak als nodig is. Misschien kunnen er in kerkelijke gemeentes en parochies of in buurthuizen de komende tijd initiatieven ontstaan om mensen samen te brengen die met elkaar willen spreken over de innerlijke reis die start als je je huis verliest. Het kan nog maanden duren voordat mensen terug kunnen keren en anderen kunnen helemaal niet terugkeren!
Ik lees in deze dagen in het boek Werken aan de ziel (2) Er zijn in ons land steeds meer mensen die zich geestelijk begeleider mogen noemen. Ze zijn geen oplossers en adviseurs maar hebben een derde oor voor de innerlijke reis. Ze scheppen ruimte om het niet gehoorde verhaal dat op de bodem van de ziel ligt licht te geven. “Dit gesprek lucht me op,” zei een revaliderende covid-patient. Hij was 56 dagen in coma en zal over enkele weken terugkeren naar zijn huis waar hij – negen jaar weduwnaar- nu voor het eerst alleen zal wonen. Zijn dochter verhuist in deze dagen naar haar eigen nieuwe appartement met een schitterend uitzicht over de rivier. Het gaat niet alleen om het uitzicht maar ook om oog en oor voor het binnenhuis.
---------------------------------------
- Edmund de Waal, Brieven aan Camondo, De Bezige Bij 2021
- Werken aan de ziel, Adveniat 2021